K De Professor op F kattepoten WEGENS OVERWELDIGEND SUCCES UNIEKE DAGTRIP ka VLIEGVELD ZESTIENHOVEN METRO ROTTERDAM RONDVAART ROTTERDAMSE HAVENS I I- Vo HAAST U DE DEELNAME IS BEPERKT! COUPON rl. Pagina 2 door A. B. Cox Het rijke programma van deze tocht omvat: Rondleiding op vliegveld Zestienhoven (met mogelijkheid tot rondvlucht en een zeer speciale verrassing) Koffie in vliegveldrestaurant Lunch in het befaamde restaurant Engels Rit met de Metro door de ingewanden van de Maasstad (alles inbegrepen) Rondvaart met luxe Spido-salonboot door de Rotterdamse havens met consumptie D var var JO( R der del Wu Ene p H Wij kunnen onze lezers deze magnifieke dagtocht aanbieden voor de exclusieve prijs van slechts f 1 6.“ per persoon n: Vr de WEEKE WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN /HOLLANDS HART donderdag 8 augustus 1968 wordt vervolgd S I Naam: Adres: Handtekening: doorhalen wat niet gewenst wordt. l si Vertrek per touringcar om 9 uur v.m. van de Oranjelaan (bü schoolplein) te Waddinxveen. Terugkeer ca. 18.00 uur. U kunt zich voor deelneming opgeven door het invullen en insturen van nevenstaande coupon naar „Weekblad voor Waddinxveen Hollands Hart”, Oranjelaan 30a, Waddinxveen. De aanmeldingen worden geboekt naar volgorde van binnenkomst. Op DONDERDAG 22 AUGUSTUS organiseert het WEEKBLAD VOOR WADDINX VEEN HOLLANDS HART voor zijn lezers een unieke dagtrip naar de grote beziens waardigheden van de wereldhaven Rotterdam. Betaling geschiedt vooruit: op girorekening 47062 van Drukkerij Veldwijk te Waddinxveen*) contant ten kantore Oranjelaan 30a te Waddinxveen*). 1 I geeft zich op voor deelneming met personen aan de unieke dagtocht van het Weekblad voor Waddinxveen Hollands Hart op donderdag 22 augustus naar vliegveld Zestienhoven, metro Rotterdam en Rotterdam se havens ad 16.per persoon, alles inbegrepen. i i i i i i i i I I 1 I I i I I 1 i i i i i 1 i i i 1 I i i i i i i i i i i i i i i i I I I i i i i i i i i WA1 van d< de bes week niet al voor 2 organ! jeugd. Het ceptie werd rige ti De de fal daarn functi dient zijn g ken. De hoofd reerd< als w opricl bedrij woon missi< ris vs De van c het a der c meda schei< de hi een t: Na waarl né as Steen St. El de ac mem le V NKV Na: de ht na ’n sone< menc ming waai wooi VV, van veen vriei den ten ding Hc tusse het 1 club wetl richt mint sche Vc Wad den staat ter I D« uur. me Marjorie keek naar het arme kleine hoopje aan de andere kant van de kamer en haar vriendelijk hartje begon voor hem te kloppen. „Ik zal zo iets nooit doen!” zei ze beslist. „Hij is er el lendig aan toe, hij heeft natuurlijk honger. Kom maar, poes!” Ze boog zich over de schaal op de grond en prik te een niertje aan haar vork. „Poes, poes, kom dan, kijk eens, wat lekker! Kom!” De Professor wachtte niet op een nieuwe invitatie. Hij kwam. „Wij kunnen toch niet aansprakelijk zijn voor elke weggelopen kat, die hongerig verkiest te zijn,” zei tante Georgina scherp, van haar stuk gebracht door deze openlijke weigering. Zij werd ook onprettig gewaar, dat het huis, tenminste voorlopig, aan Marjorie behoorde. „Nu, we kunnen het voor deze wel,” antwoordde Mar jorie niet minder scherp en gaf haar woedende tante een andere nier met voorgewende kalmte. Tante Georgina opende haar mond, slikte, opende hem weer en had verloren. Ze nam de nier in stilte aan en tegelijkertijd haar nederlaag. Maar ze was heel, heel bedroefd. Marjorie, die de overwinning had behaald, had geen verlangen het haar onbehoorlijk te laten voelen. Ze wachtte tot de Professor zijn niertje op had, tilde hem op en droeg hem de kamer uit. Ze bracht hem naar de kleedkamer, zette hem op het haardkleedje voor het vuur. „Hier zit je lekker, hè, zoete poes?” en ze aaide drie of vier keer over de rug van de dankbare Professor. Het lag op het puntje van zijn tong, tegen haar te praten, maar voor hij het wist, was ze al weer verdwenen. Er sliep nog een andere kat op het kleedje, en toen Marjorie de deur sloot, opende deze lui zijn ogen. Bij het zien van de Professor sprong hij op, keek hem aan, niet precies wetend wat te doen met die vreemde bin nendringer. Het was een grote, bruingele kat, veel groter dan de Professor en de laatste vroeg zich af, wat hij doen zou. Als menselijk wezen was het niet moeilijk een kat aan te spreken, maar hoe deed je, als je zelf ’n kat was? Zou die andere kat verwachten, dat hij als groet zijn neus tegen die van hem moest wrijven? Hier voelde de Pro fessor niets voor. Hij besloot net te doen of hijdie niet zag en staarde aan één stuk in het vuur. De andere kat vond het niet leuk om opzettelijk ge negeerd te worden. Hij ging liggen, met zijn orgen naar achteren en liet een laag gehuil horen. De Professor schrok. De bruingele kat was een flink dier en scheen niet vriendelijk gestemd te zijn. Hij begon langzaam van hem vandaan te kruipen. III Marjorie en tante Georgina zaten te ontbijten. De laatste las de „Moming Post”, de eerste klaarblijkelijk het tafelkleed. Juffrouw Goatley’s oproep naar de bi bliotheek had het bedienen onderbroken en zij wacht ten nog steeds op haar. Een minuut later kwam juf frouw Goatley binnen, een grote zilveren schotel voor zich uit houdende. Afgaande op de geur was het niet moeilijk te raden, dat die gebakken niertjes bevatte. Vlak achter juffrouw Goatley liep de Professor, zijn ogen onafgebroken op de zilveren schaal. Toen hij de niertjes rook, was het pas tot hem door gedrongen, dat hij erg hongerig was. Behalve de melk die alleen zijn eetlust had geprikkeld, had hij nog niets gegeten. Hij was zijn ontbijt door de vroege komst van Dulverton misgelopen. Gedurende de laatste tien minu ten had de wereld alleen uit gebakken nier voor hem bestaan. Het geluid van het sluiten van de deur achter juffrouw Goatley deed hem beseffen, wat hij gedaan had. „Wilt u ook een niertje, tante?” onderbrak Marjorie de stilte. „Graag, Marjorie,” antwoordde tante Georgina zon der uit haar krant op te kijken. Marjorie deed de dek sel van de schaal en plaatste een nier op een van borden voor haar. De geur vulde de atmosfeer en de Professor vergat onmiddellijk alles. Onbewust van alles, behalve de niertjes, liep hij vlug naar de andere kant van de tafel en ging op zijn achterpoten bij de stoel van tante Georgina staan om het schaaltje beker met zijn ogen te kunnen volgen. Marjorie gaf de schotel aan en tante stak, steeds in de krant ziend, haar hand uit. De Professor stak juist zijn poot uit. Tante Georgina greep de poot en de schaal viel op de grond. Tante Geor gina, eindelijk met een ruk uit haar krant gehaald,ging met bliksemsnelheid te werk. Haar servet dubbelvou wend lichtte zij het vlug op en sloeg de Professor, die gauw naar de gevallen nier was gegaan. Hij kreeg een klap tegen het hoofd, die hem een ogenblik deed duize len. Hij ging de kamer een eindje in en liet zich met een bons op zijn zijde vallen. „Tante!” riep Marjorie verontwaardigd uit. „Wat is dat afschuwelijk van u!” „Wat doet die kat hier, Marjorie?” vroeg tante Geor gina ijskoud. „Je weet, dat ik een hekel aan katten heb.” „Ik weet het niet, ik heb hem nooit eerder gezien. En,” voegde Marjorie er warm aan toe, „ik heb géén hekel aan katten.” „Het zal een aanlopertje zijn. Je kan beter aan juf frouw Goatley vragen hem weg te nemen.” Le :h vo dacht te trillen. „En u werd achterna gezetten door Ho race, vvader.” „Het is niet nodig me daaraan te herinneren, Marjo rie,” antwoordde de Professor boos. „Je kunt beter naar je tante gaan en haar op het nieuws voorbereiden, an ders slaat ze me weer met haar servet. Ik zal een paar minuten later volgen om me voor te stellen.” Marjorie vertrok om de boodschap over te brengen. En de kat vertelde Cantrell zijn avonturen, zich nog eens verkneukelend van pret om het voorval met me vrouw Lorrimer. „Ik voelde me niets op mijn gemak in tegenwoordig heid van die kat Horace,” zei hij ten laatste. „Ik zou nooit gedacht hebben, dat hij zo’n belang in me zou stellen.” „Wat zegt u? Krolde hij tegen u?” vroeg Cantrell gre tig. „Maar dat doen ze allen Goede hemel! Zijn ge zicht betrok en hij keek de Professor verslagen aan. „Wat is er aan de hand, Cantrell?” vroeg de kat onge rust. „Er er schiet me ineens iets te binnen. Weet u het is nooit eerder bij me opgekomen, maar nu ik er over nadenk heb ik merk ik dat ik en een vrouwtjeskat van u gemaakt heb.” HOOFDSTUK VI Tim helpt een handje I Tim kwam op tijd bij de Greys en werd aan Duncans vrouw, een klein, gezet, heel opgewekt persoontje met prachtig haar, voorgesteld. Zij was de dochter van een advocaat in de Midlands en was een poosje (tot grote er gernis van haar familie) aan het toneel geweest, zingend in het koor van een reizend operettegezelschap, waarvan Sybil Cliff de soubrette was. ’n Hechte vriendschap was tussen de twee ontstaan, die, toen Sybil het perette-to- neelvoor het „echte” verwisselde en zij elkaar maar zeer zelden zagen, niet in een avond verschrompeld was, zoal de meeste theatervriendschappen. Sybil had Duncan en Betty met elkaar in kennis gebracht, toen hij op het eer ste gezicht verliefd op haar geworden was. Drie maanden later hadden zijn onophoudelijk aandringen, haar groe iende gezetheid en haar eigen verlangen, Betty doen be sluiten het toneel te verlaten en met hem in het huwe lijksbootje te stappen. Sinds dat ogenblik hadden zij nooit meer een stuiver over gehad, maar waren echt ge lukkig met elkaar. Het diner was afgelopen en Betty, die zelf gekookt en bediend had, nam de tafel af, geholpen of eerder gehin derd, door de pogingen van de mannen om haar behulp zaam te zijn. ”En nu,” zei ze, „laat ik de twee zakenmannen alleen. Hier is de rest van het stout. Ik ga afwassen en daarna drinken we een lekker kopje koffie in het salon. Neen, Tim, doe geen moeite, ik kan het best alleen.” Betty had direct, toen Tim haar vormelijk als mevrouw Grey aansprak, erop gestaan, elkaar bij de naam te noemen. Ze vond, als Duncan al van zijn veertiende jaar Tim kende, zij dat ook deed, omdat zij en Duncan in haar ogen één waren; en dat, als zij mijnheer Bellamy tegen hem en hij mevrouw Grey tegen haar zei, dat op een soort dwaasheid zou lijken. Duncan had aangebo den de dichtsbijwonende bisschop op te bellen om zijn oordeel hierover te vernemen, als Tim dit nodig vond. Tim had ernstig geantwoord, dat hij dacht, dat het minder een godsdienst dan een verheven vraagstuk was, en dat hij geheel bereid was Betty te aanvaarden, nu hij haar idee over dit onderwerp wist. Deze beweging ontging de bruingele kat niet. Hij veran derde direct zijn gehuil in een opeenvolging van korte, schelle kreten. De Professor ging weer wat achteruit. De bruingele volgde hem standvastig, gaf hem een mep met zijn uitgestrekte poot tegen de zijkant van zijn hoofd. De Professor liet zijn waardigheid varen en liep een eind weg. De ander volgde met kleine, pronkerige stapjes. De Professor versnelde zijn pas en de bruingele gaf hem, zeker uit protest, een haal tegen zijn linker achterdeel. Zijn nagels waren scherp en de Professor boog zich haastig voorover en begon te rennen. Zijn achtervolger deed dit ook en om te laten zien, wie de beste loper was, gaf hij de Professor een tik op zijn rechter achterdeel. Door en door verschrikt liep de Pro fessor zo hard hij kon, de ander volgde hem vlak op zijn hielen. Zij vlogen de kamer rond, over stoelen on der tafels tot het hoofd van de Professor bonsde. Maar als hij even zijn pas inhield, kwamen die meedogenloze klauwen telkens in zijn zo gepijnigd zitvlak. Het leek de Professor wel een eeuw, voor hij stemmen in de gang hoorde. Niettegenstaande het geklop in zijn oren, hoorde hij Cantrell duidelijk zeggen: „Heb je ook ergens een kleine, zwarte kat gezien, Marjorie? Een poos geleden zat hij in de bibliotheek, maar hij schijnt ont snapt te zijn.” Met zijn laatste krachten verhief de Professor zijn stem en bracht een onmenselijke krijs uit, die akelig door het hele huis weerkaatste. „Hemel!” riep Marjorie, de deur openend. „Heb je O, kijk eens, Professor, is dat uw kat, die door Horace opgejaagd wordt? Horace, stoute jongen! Schei uit! Hoe durf je?” Beschaamd door de tegenwoordigheid van zijn mees teres staakte Horace de jacht. Hij zonk op het haard kleedje neer, terwijl de Professor, blazende, alsof zijn longen zouden springen, ineenviel aan Cantrells voeten. „Om hemelswil hapte hij, „ga nooit meer weg!” Marjorie schrok en verbleekte. „Wie wie zei dat?” rilde ze. Cantrell haalde zijn schouders op. „Ze moet het nu maar weten,” zei hij tot de kat. „Luister, Marjorie,” ging hij verder. „Ik heb je iets heel belangrijks te vertellen. Je moet je op een grote schok voorbereiden. Ga zitten, dan zal ik proberen het je duidelijk te maken.” Marjorie gehoorzaamde, angstig naar de kat turend en Cantrell gaf haar een idee van de theorie van de Professor en van de proeven, die zij de laatste jaren ge nomen hadden. Marjorie wist er al veel van en zij luis terde aandachtig, terwijl ze de kat nog steeds in het oog hield. Doch toen Cantrell haar vertelde van de gebeur tenissen na haar vaders dood en het buitengewone suc ces van het grootste experiment, vestigde zij haar blik op hem en hoorde hem met open mond en verbaasde ogen aan. „En dus,” besloot Cantrell, „is dit in elk opzicht je vader.” Marjorie keek weer naar de Professor. „Vader een, een kat!” bracht zij eindelijk uit. „Het is lang niet zo eigenaardig een kat tot vader te hebben, als zelf een kat te zijn, lieve,” merkte de Pro fessor op, met een tikje van zijn oude, grimmige humor. „Lieve hemel hij, hij kan spreken.” „Natuurlijk,” zei Cantrell. „Dat is juist de clou. Hij kan spreken en denken, zoals hij altijd gedaan heeft. Je moet niet vergeten, dat dit je vaders hersenen in een kattenlichaam zijn.” „Grote genade,” riep Marjorie uit, geheel ontdaan door deze verrassende onthulling. Toen kwam haar gevoel voor humor haar te hulp en haar lippen begonnen ver- W X j| 4'" -■

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1968 | | pagina 2