VERKJEERS 700-JARIG GOUDA SPIEGEL Weleens Vlaamse runderlappen gegeten «■Ml tot MUSEUM MEMO ver weg? AFSTAND HOUDEN.. 1/4 uur rust Prins Claus der Nederlanden HOUDT AFSTAND VELDWIJK NV Eet smakelijk! van mei mei BOEKHANDEL VELDWIJK NV f 8.90 Hebt u het ook zo warm?? Bromfiets kaarten Provincie- kaarten Pagina 5 WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN - DONDERDAG 20 JULI 1972 Zojuist verschenen Een unieke levensbeschrijving geïllustreerd met vele foto's Verkrijgbaar bij BOEKHANDEL Met zijn prachtig stadhuis, dit jaar in het middel- Passage 145-Tel. 2620 7 Een huwelijk in bezettingstijd 22 L. VAN SCHOOTEN voor heel Nederland voor auto en rijwiel punt van de (toeristische) belangstelling. l: .Ar Ingrediënten mosterd ■4 door wordt vervolgd Paling behoort tot de veelgevraagde lek kernijen, die uit het water te halen zijn. De vangst daarvan wordt in deze kon- treien reeds lang beoefend. Aangezien lekkernijen meestal een goede prijs op brengen, heeft men vaak getracht, wat extra te verdienen door op een gemak kelijke manier het water van zijn paling te ontdoen. Wanneer ’s winters de sloten dicht lig gen met ijs, worden er bijten gehakt om de vissen de nodige zuurstof te verschaf fen. Bij die bijten treft men op de bo dem onder meer veel paling aan. Het hierbij afgebeelde werktuig werd door palingstropers gebruikt om op die plan neer de bank voor het publiek is ge opend. 500 gr runderlappen (liefst met een randje vet eraan) peper, zout 100 gr boter of margarine 2 3 uien 1 eetlepel bloem 1 flesje (J Eter) Pils laurier, thijm stuk petersehewortel of enkele takjes peterselie 1 af gestreken eetlepel suiker 1 eetlepel azijn 1 ontkotrste snee bruin brood F sen zonder veel moeite een overvloed aan paling naar boven te brengen. Deze ’’palingschaar”, die werd bevestigd aan een lange stok, werd door de bijt in het water gestoken tot op de bodem. De pa ling bleef dan klem zitten tussen de tanden en kon zo worden opgehaald. Dacht u, dat u langzamerhand was uitgekeken op die alledaagse runderlap? Dan hoeft u maar heel eventjes over de grens te gaan om bij onze zuider buren, de Vlamingen die altijd al goed geweten hebben wat aangenaam eten en drinken is nieuwe inspiratie op te doen. Niet duur, niet moeilijk, en weer eens heel iets anders, deze runderlappen op z’n Vlaams, waaraan natuurlijk zouden we bijna zeggen een fikse scheut bier te pas komt. (U hoeft niet bang te zijn voor de alcohol in het bier met het oog op de kinde ren, want door het stoven verdwijnt de alcohol volledig, alleen de pittige smaak blijft). „Ja, wat dacht je? Niks dan achten. Ik heb een talenknobbel daarom kreeg ik voor rekenen nooit meer dan een vier” voegde hij er bescheiden aan toe. Betty wikte en woog. O ja, iets te hebben om mee bezig te zijn, iets om je af te leiden en iets waar je wat aan had! Ze was pienter genoeg om te begrijpen dat een taal leren, Engels leren, altijd ren deerde. „Kun je méé naar de Engelse zender luisteren” lokte Henk. „Wanneer wou je daarmee beginnen?” vroeg ze gereserveerd. „Nu. Jij hebt geen klap te doen, ik ook niks. Ik haal het weer op. Trouwens, ik onderwijs graag, zei m’n moeder altijd. Geboren schoolmeester.” „Leeft je moeder nog?” „Ja, gelukkig wel. ’t Goeie mens maakt zich dagelijks zorgen over me, en waarschijnlijk krijg ik meer te eten dan zij.” „En jij maakt je geen zorgen over haar?” „Wat dacht je?” „Je lijkt me nogal een zorgeloze vogel.” „Kind” zei Henk, alle leeftijdsverschil vergetend „ik toon de wereld een lachend masker, maar van binnen eh, verteer ik.” „Je eten, waarschijnlijk”. Opeens zag hij haar glimlachen, ont dekte hoe heel anders haar gezicht dan werd. Zo was ze toch echt wel aardig. „Kom mee” zei hij „ik heb boven de spullen. En als we een paar dagen bezig zijn, kaan we alléén maar Engels praten. Kun je lachen. Die avond zat Tanja zich aan tafel te verwonderen. „Wat er met die twee veranderd is” zei ze „heb je Betty zien lachen? Dat was voor ’t eerst, toen Henk in dat krankzinnige Engels ruzie zat te maken over de stroop. Hij geeft haar les, notabene, en staat er op dat ze alléén maar Engels met elkaar praten. ,,’t Is een gek jong” zei Roel waarderend „maar vast niet gek. Hij heeft het gevonden. In ieder geval hoef jij je geen zorgen meer te maken, want het schijnt nu opeens te boteren tussen die twee.” Betty keek om de hoek. „Sleep well” zei ze lachend „I go to bed.” "Tenzij door verkeersdichtheid ónmogelijk of onnodig, houden motorrij tuigenbestuurders buiten de bebouwde kom zoveel afstand dat een inha lend voertuig kan invoegen”, art. 25 RVV. Dit en nog veel meer voorwerpen, die niet zijn weg te denken uit het leven van de mensen die hier hebben geleefd, vindt u in het museum Oud Waddinx- veen, in een bovenzaal van de Raiffei senbank aan de Kerkweg. U kunt er te recht op dinsdag en donderdagmiddag alsmede op vrijdagavond, steeds wan- Blijde verwachting Tanja had gewacht tot alle anderen naar bed waren, wat een hele toer was, want haar beide onderduikers, Henk en Betty waren van het soort dat ’s avonds pas goed op dreef Bereidingswijze Wrijf het vlees in met zout en peper. Smelt de boter, en bak het vlees daarin snel aan weerskanten bruin. Neem het vlees uit de pan en leg in de achter gebleven boter de in plakjes gesneden uien. Laat deze zachtjes goudgeel frui ten, strooi de bloem erop en roer even door tot u geen spoor van de witte bloem meer ziet. Giet er dan het bier bij, laat dit, al roerend even goed uit pruttelen, voeg er dan de kruiderij bij en de suiker (die dient om het al te bittere van het bier te neutraliseren) en azijn en vervolgens het vlees. Deksel op de pan en 3 kwartier A 1 uur zachtjes laten sudderen. Bestrijk de snee brood met mosterd en leg deze erbij, en dan nog een uurtje laten sudderen (de scherpte van de mosterd verdwijnt geheel). Neem het vlees uit de pan en roer het stoofvocht even goed door, zodat het brood de saus bindt. VARIANTEN Snijd het vlees in dobbelstenen alvorens het aan te bakken, en voeg er in blokjes gesneden mager spek aan toe. Laat met het vlees geweekte witte bonen meestoven of voeg tegen het einde van de stooftijd witte bonen uit een potje toe. L „Tja...” hij werd er stil van, kon het nog niet verwerken. Zo lang hadden ze hier op gehoopt. Hij had, nu er zovele Joodse babies moesten worden ondergebracht, al eens ge dacht aan adoptie... huwelijk zonder kinderen was voor hém alleen een lege dop. Maar Tanja had gelachen. „Wees toch niet zo ongeduldig. Er is met mij niets verkeerds. Het zal heus nog wel komen.” En nu was het zo ver. „Zeg hoor es” begon Roel resoluut” nu kunnen we ook niet langer die lui in huis hebben hoor. Dat is veel te ris kant. Voor jou te spannend, en te inspannend. En veronder stel dat de Grüne Polizei... ik moet er niet aan denken. Ik zou geen dag rust hebben, niet van huis weg durven.” „Roel, overdrijft niet zo” zei Tanja „ten eerste heb ik van Betty en Henk meer gemak en plezier dan last. Henk is een leuke vent en sinds Betty en hij zo druk aan ’t En gels studeren zijn, vlot het tussen die twee best... en Betty luikt op. Alleen maar zo ellendig dat ze niets van haar man en haar kind hoort. En Nardus knikt en zegt dat ie z’n best zal doen, maar je hoort of ziet niks.” „Ja maar” stribbelde Roel tegen. „Niets te jamaren. Nu wij dit grote geluk hebben gekre gen, moeten we dan niet aan het geluk, aan het leven van anderen denken? Ik zal je zeggen Roel, met alle ellende, vind ik het heerlijk dat ik een kind verwacht in deze tijd. En dat wij, op onze eigen bescheiden manier, mensen hel pen kunnen die in nood en ellende zijn. Ik hoop dat ons kind later precies zo doet, en ik zal hem vertellen in welk een tijd zijn moeder hem verwachtte," „Hem... hem” lachte Roel „zie je wel, jij verwacht óók alleen maar een zoon.” „Hoe moet ie heten?” vroeg Tanja. „Mag ik daar eerst een nachtje over slapen?” verzocht Roel nederig. „Kijk es op de klok. Aanstaande moeders moeten op tijd naar bed.” „O gunst” zuchtte Tanja „nou krijgen we dat.” Het eerste uur sliepen ze nog niet. Het was Betty, wier scherpe ogen het eerst de nieuwe toestand doorzagen. „Nee, die teil tillen we met z’n tweeën” zei ze opeens. „Ben je gek meid, dat kan ik wel alleen” antwoordde Tanja. „Vroeger wel.nu is ’t verkeerd.” „Hoe bedoel je” maar meteen kreeg ze een kleur. „O Tanja... mij houd je niet voor de gek. O, wat heer lijk voor je... ik weet nog goed...” en opeens draaide ze zich om en liep de keuken uit. Tanja stond, verslagen, een hand steunend op het aan recht. Betty had, evenals zij een kind verwacht. En nu was dat kind... waar? Leefde het nog? Was het nu misschien ziek en riep het om zijn moeder? Zou ze het nog terugzien? Nu, nu pas begon zij het leed van Betty te begrijpen. Ongeveer 40% van de verkeersongeval- is te wijten aan het niet voldoende af stand houden op voorliggers. Ondanks de velen en velerlei waarschuwingen voor de hierin schuilende gevaren kan men dagelijks constateren dat met veel te hoge snelheid op veel te geringe af stand wordt gereden. Het gevolg daar van is dat men bij plotseling moeten reageren niet tijdig tot stilstand kan ko men, waardoor de vele bekende kop en staart botsingen ontstaan. De verplichting en de noodzakelijkheid tot voldoende afstand houden is dus niet alleen van belang voor het kunnen invoegen door andere inhalende voer tuigen, maar van even zoveel belang voor het voorkomen van botsingen. Daarom ook zijn bestuurders verplicht hun snelheid zodanig te regelen dat zij hun voertuig tot stilstand kunnen bren gen binnen de afstand waarover zij de weg kunnen overzien en waarover deze vrij is. Dat is onmogelijk wanneer men geen voldoende afstand houdt. Daarom moet men de afstand op een voorligger altijd aanpassen aan de snel heid of de bijzondere omstandigheden. In het algemeen geldt: hoe groter snel heid hoe groter afstand. De minimum veilige afstand in meters is gelijk aan de helft van de snelheid in kilometers. Dus bij een snelheid van b.v. 100 km dient op een voorligger 50 m afstand te worden gehouden. Daardoor wordt voor komen dat plotseling moet worden ge stopt of afgeremd wanneer de voorlig ger tot het een of ander wordt genood zaakt of wanneer zich iemand invoegt. U kunt er toch wel tegen dat iemand kwam. Henk kwam daarenboven vaak laat van ’t dokters huis, waar hij een partijtje had zitten schaken of zwaar had geboomd met dokter Hein of getracht had de slagvaardig heid van „tante Lies” te evenaren. Daarbenevens was hij immer hongerig en vond niets zo heerlijk als vlak voor het naar bed gaan nog een „prakkie te doen” hetzij een pil regeringsbrood met magere kaas, of wat opgebakken aard appels of desnoods een kom soep die Tanja, met alle ersatz- hulpmiddelen, toch heerlijk wist klaar te maken. Roel zat slaperig in zijn stoel, keek naar de klok, en snapte niet waarom Tanja nog zo wakker was. Inderdaad, dacht ze bij zichzelf glimlachend, wel een uitermate pro- zaisch moment. „Zeg” begon ze, en Roel keek suffig op. Het klonk alsof ze een heel gesprek begon en hij was er niet voor in stem ming. Zo langs de weg zag je veel, hoorde je te veel. Ze hadden kort geleefd in een laaiende hoop van bevrijding, toen de geruchten doorkwamen van Canadezen in Eindho ven, in Breda... toen was de Slag bij Arnhem gestreden en verloren, en ging Holland de hongerwinter tegen. Dat wist hij toen nog niet, maar hij kon op z’n tien vingers wel uit tellen dat het er, vooral voor de mensen in de stad, niet beter op zou worden. Wie weet wat de in ’t nauw gedreven Duitsers nog zouden uithalen; straks zetten ze de boel mis schien onder water! „Wou je me vertellen dat je naar bed gaat?” vroeg hij met een moeizame poging tot scherts. „Dat komt goed uit. Ik sluit me bij de vorige speekster aan. „Dat ook” zei ze „maar eerst wat anders. Ik ben bij Hein Kollerie geweest.” Och gunst, dacht Roel. Zeker nog een onderduiker er bij. En dat zei hij. „Ja” glimlachte Tanja „maar eh... die blijft nog wel een maandje of zeven ondergedoken hoor.” Niet begrijpend zag hij haar aan. Toen, opeens, ver scherpte zich zijn blik. Hij zag haar blos, haar glinsterende ogen, het nerveuse trekken om haar mond, heel haar ge zicht verjongd en vermooid in een blijdschap, die ze diep binnenin scheen te koesteren. „Tan...” hij stond op, kwam als een slaapwandelaar naar haar toe „het is... het is toch niet...” „Ja” zei ze zacht „het is zo. En alles is goed, best, zegt Hein.” „Meid!” Opeens was alle slaperigheid verdwenen, hij liet zich op zijn knieën vallen naast haar stoel, sloeg zijn ar men om haar heen „Tanja... lieverd, alle mensen!” Met een stond hij weer op, begon door de kamer te ijsberen, kon het nog niet verwerken. „Ja” zei Tanja en volgde hem glimlachend met de ogen „als alles goed gaat, zit je volgend jaar aan ’t wiegetouw!” „Eén ding” zei Roel opeens ernstig „één ding hoop ik vurig, dat-ie geboren wordt in een vrij land.” „Dat hoop ik ook” zei ze „maar wat praat je van „hij”? Het kan wel een dochter zijn.” „Maakt niet uit, zoon of dochter.een kind van jou!” „Van ons.” U inha.alt en invoegt? Of is dat voor U juist aanleiding om Uw snelheid te ver hogen en een verboden gevaarlijke si tuatie te doen ontstaan? Nee toch! Bestuurders van vrachtauto’s en auto bussen die buiten de bebouwde kom achter een andere vrachtauto of autobus blijven rijden moeten daarop altijd ten minste 50 meter afstand bewaren. Hoewel niet verplicht vereist de ver keersveiligheid dat ook binnen de be bouwde kom een redelijke afstand wordt gehouden. Ook daar moeten in voeg mogelijkheden zijn en dient men er op bedacht te wezen dat men elk ogenblik tijdig moet kunnen stoppen. Daarom geldt altijd en overal: J

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1972 | | pagina 5