Speltradities verdwenen bet graf der historie Sinterklaas het kijken in naar Sint Nicolaas in sprookjesland Pieter Breughel hebben kinderen iets ontdekt II in I ft j Grote ontvangdag <1 ■R» 1 - J Hg? WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN DONDERDAG 15 NOVEMBER 1973 Andere funktie Droomfeest il Verdwenen Speelplaats Vroeger WADDINXVEEN Pieter Breughel en Sinterklaas. Wat hebben ze met elkaar te maken? De één leefde in de vierde eeuw en zou bisschop van Myra geweest zijn. De ander is een schilder en bracht omstreeks 1560 twaalf eeuwen later de wereld in verbazing door het maken van een schilderij, waarop 250 kinderen meer dan 80 spelen beoefenen. HokC, fe* Jis? u-X - J® Totdat de moloch van het verkeer het ludieke kind van de straat veegde. Barse politieagenten traden op tegen voetbal lende jongens. Zij brachten immers met hun spel het verkeer in gevaar! De par ken, waar het groene gras en de zachte grond uitnodigend wenkten om het kind zijn eigen spel te laten spelen, werden verboden speelterrein. Het gras mocht niet platgetrapt worden! De eeuw van het kind, zo wordt onze atoomeeuw wel genoemd. Maar nimmer is er zoveel ver boden geweest als thans. Nooit is het spelende kind zo aan banden gelegd. Met groot heimwee kai» men kijken naar Pieter Breughel’s schilderij, waarop de kinderen nog onbekommerd spelen met een overgave, die hartveroverend is. doorging, och, dan viel het niet tegen, want de andere bewoners van sprookjes land wisten toch niet beter of Sint Nico laas kwam nooit bij hen. Op een goede dag, aan het eind van no vember, kwam er een bode van het pa leis van de goede fee bij klein duimpje aan huis. Heel omzichtig fluisterde hij het ventje zijn boodschap in het oor. Sint Nicolaas zou komen op 6 december. Maar niemand mocht het verder weten, want de fee had grote plannen. Kijken naar kinderen die met hun spel bezig zijn, is je verbazen. Is je verwon deren. Om de ernst waarmee ze te werk gaan. Om de overgave waarmee ze zich inzetten en om het gemak waarmee een doodgewone stoel wordt omgetoverd tot een trein, troon of winkel. Kijken naar kinderen is ontdekken dat alles wat ze spelen en tot speeltuig maken een ver ging een luid gejuich op. De fee nodigde de goedheiligman uit in haar troon plaats te nemen en zelf ging zij naast hem staan. goede fee lachend. Klein Duimpje knik te met een vuurrode kleur op zijn wan gen. H ijwist niet wat hij zeggen moest. „Kom maar eens dichterbij”, nodigde de fee hem uit. Wat verlegen kwam hij na der. „Ga hier maar zitten”, zei de fee en schoof een heel klein stoeltje bij. „Zo, en vertel mij nu maar eens wat je te zeggen hebt.” Klein duimpje begon zijn verhaal. Hij vertelde hoe elk jaar weer alle bewoners van sprookjesland het zo jammer vonden dat Sint Nicolaas uit mensenland niet bij hen op bezoek kon komen. Al pra tende verloor het kereltje zijn verlegen heid en de fee kreeg plezier in het knaapje. WADDINXVEEN Heel ver weg, daar waar mensen nooit kunnen komen, ligt een heel mooi land, sprookjesland heet het. Daar wonen Sneeuwwitje en de zeven dwergjes, Hans en Grietje, klein duimpje met zijn broertjes en de reus, de wolf en de zeven geitjes en al die anderen uit de sprookjes die je wel kent. Alles heeft zijn vaste tijd en vooral bij het in- en uitgaan van de scholen kan men dat heel goed volgen. Opeens ziet men alle jongens knikkeren of tollen. Na een week zweert ieder weer bij het bokspringen. Een kalender wordt niet geraadpleegd; het is een instinktieve tra ditie, waarvan Huygens reeds zei: „En sonder Almanach en is ’t haer noyt ont schoten”. ’s Nachts kon klein Duimpje er bijna niet van slapen. Wat zou de fee willen doen? Eindelijk kwam de grote dag. Niemand in sprookjesland wist nog wat er zou gaan gebeuren en alles ging zijn gewone gang. Vroeg in de morgen gin gen de bedienden van de goede fee door het land en zij nodigden alle bewoners uit om ’s middags in het paleis van de goede fee op bezoek te komen. ’s Middags was het een drukte van be lang bij het paleis. Van heinde en ver kwamen ze en ze werden allemaal in de grote feestzaal gelaten. Daar zaten ze rond grote tafels en wachtten op de din gen die zouden komen. Natuurlijk werd er druk gefluisterd en klein duimpje, die er ook was, had veel plezier. Hij merkte dat niemand wist waar het eigen lijk om ging. Er kwamen een aantal wachters door de grote deur van de zaal, zij staken de trompetten en een dikke bediende kon digde de komst van de goede fee aan. Daar verscheen ze in een prachtig wit kleed, vriendelijk glimlachend. Och, wat waren allen blij. „Lieve onderdanen”, zei de fee. „Ik heb vanmiddag voor u allen een grote verrassing. Het is van daag 6 december en wij hebben hier in ons midden een speciale gastSint Nicolaas!” Op dat moment zwaaiden de grote deu ren weer open en vriendelijk groetend naar alle kanten reed de Sint op zijn trouwe schimmel en gevolgd door wel tien zwarte Pieten de zaal binnen. Er funktioneel middel geworden voor de opvoeding en de algemene ontwikkeling van het kind. Dat het kinderspel een ekonomische macht geworden is, blijkt wel uit het feit, dat er alleen in ons land zo’n kleine veertig bedrijven zijn die speelgoed fabriceren. Momenteel, met het feest van de goedheiligman in zicht, draaien die fabrieken en fabriekjes op volle kracht. Ze hebben een jaarproduk- tie van tachtig miljoen gulden. Bijna de helft hiervan is bestemd voor de export. kleinde weergave is van wat hen straks in zijn werkelijke afmetingen zal om ringen. „Spelen is leren”, zo zegt een spreekwoord. O Sint Nicolaas sprak de bewoners van sprookjesland lang toe. Hij vertelde hoe blij hij was eindelijk eens een bezoek te kunnen afleggen en hij zei ook, dat hij hier al zo lang naar verlangd had, want ook in sprookjesland had hij net als in mensenland eigenlijk veel te doen. „Er zijn nu eenmaal zoete en stoute kin deren en mensen, dat is zo in de mensen wereld, maar ook in sprookjesland” en daarbij keek hij erg streng naar de boze heks uit het pannekoekhuisje, naar de reus met de zevenmijlslaarzen, naar de boze wolf uit rood kapje, naar de boze stiefmoeder van Sneeuwwitje en nog veel meer van die stouterts, die je wel kent. Die voelden zich niet zo erg op hun gemak. Al was de reus nog zo groot, al kon de heks nog zo toveren en al had de wolf nog zulke scherpe tanden, tegen de Sint en zijn Pieten konden ze toch echt niets beginnen. Toen ze even om zich heen keken of ze niet ongemerkt konden verdwijnen, voor dat Sint Nicolaas onaardig tegen ze zou gaan doen, zagen ze, dat de zwarte knechten op wacht stonden bij de deuren en ramen van de zaal. Sint Nicolaas ver telde hen dat hij van plan was ze maar in de zak te stoppen en mee te nemen naar Spanje en de Pieten kwamen al dreigend dichterbij. Snikkend beloofden ze hem beterschap. Het werd een onvergetelijke dag. Ze kre gen kadootjes en lekkers en er was de hele middag feest. Wat waren ze alle maal blij dat klein duimpje er voor ge zorgd had dat de Sint kon komen. Voor alle bewoners van sprookjesland en voor Sint Nicolaas was het een gewel dige belevenis. En toen de Sint wegging- zei hij dat het hem moeilijk zou vallen een heel jaar te moeten wachten voor dat hij weer naar sprookjesland terug zou kunnen komen! Enkele tientallen jaren geleden werd in een groot geïllustreerd blad een artikel geschreven, verlucht met veel foto’s, over het kinderspel, zoals dat nog in de der tiger jaren werd bedreven. Zou Sinter klaas dat nu lezen, zijn baardige wangen zouden nat van tranen worden. Tranen van heimwee naar een tijd dat de straat voor het spelende kind een eindeloos feest was van huppen en springen. „Maar tollen en knikkeren, vliegeren en touw tje springen, hinkelen. Dat is alles nog volop populair. Daarvan bestaan trou wens ongeschreven wetten, welke van generatie op generatie worden over gedragen. In een gehouden onderzoek werd vast gesteld dat per dag in ons land aan speelgoed bijna een half miljoen gulden wordt uitgegeven. In deze Sinterklaastijd is dat nog heel wat meer. Door het weg vallen van de straatspeelgelegenheden kwamen de binnenspeelgoederen aan bod. Ook de funktie van het speelgoed wijzigde zich drastisch. Werd het vroe ger alleen maar gezien om er kinderen mee te verblijden. Nu is het meer een Zo Sinterklaas een kijkje zou kunnen nemen op de openbare straat van nu, dan zou hij tot de vernietigende kon- klusie komen dat deze de weldadige funktie van speelplaats heeft verloren. De spelende kinderen zijn hun natuur lijk domein kwijt geraakt. Aan taaie kindertradities is een halt toegeroepen. Ze weten wel wat een rood of groen verkeerslicht is, maar wat een „bikkel tje” is of wat een echte „onix-se” is, weet geen kind meer. Wanneer we aan een kind vragen om het verschil tussen een priktol of zweeptol uit te leggen, ontmoet men alleen maar een vragende blik of een niet begrijpend schouder ophalen. Het bikkelspel, waarmee bij voorkeur de meisjes zich wel bezig hielden op de blauwe stoep voor het huis, is vergeten. Bijgezet in het graf van de historie. Ook de ’’rincklende hoep”, die eenmaal door Vondel’s dochtertje Saartje door de Am sterdamse Warmoesstraat werd gedre ven, is van het straattoneel verdreven. Hetzelfde geldt voor de diabolo, waar mee vooral de meisjes met grote vaardig heid konden spelen. Stelten zijn zeld zaamheden geworden. En over een stij- gerend stokpaardje lacht de jeugd van vandaag, opgegroeid als zij is met knet terende bromfietsen. De ongeschreven wetten van het kinderspel zijn vervangen door moeilijke juridische volzinnen van verbodsbepalingen. Waar kan het kind nog spelen? Pieter Breughel kon alleen uit kinder liefde tot het grote schilderij gekomen zijn, dat nu in het Kunsthistorisch Mu seum van Wenen een ereplaats inneemt. Kinderspelen heet het. En welke tijd is beter geschikt om over het kinderspel te peinzen dan juist in deze Sinterklaastijd? Generaties lang zijn de kinderspelen ge bleven wat ze in de tijd van Pieter Breughel al waren. De met de hand ge vormde klei balletjes maakten dan wel plaats voor glazen stuiters met de meest bizarre kleuren, de opgeblazen varkens blaas evolueerde tot een echte leren bal en het ruw gedraaide springtouw werd een ijzersterk nylonkoord. In feite ver anderde er bijna vier eeuwen niets dan de kleding van het spelende kind. Het zijn beide kindervrienden. Van Sint Nicolaas gaat het verhaal dat zijn be noeming tot bisschop van Myra bij de vrouw, waarbij hij in huis was, zoveel vreugde veroorzaakte, dat ze de straat oprende om het heuglijke nieuws aan de buurvrouw te gaan vertellen. Zij vergat dat zij haar kindje in een teil met water op de kachel had gezet, omdat zij het kind in bad wilde doen. Toen zij weer thuis kwam kookte het water, maar het kind zat ongeschonden en vrolijk met de luchtbellen in het kokende water te spelen. De vrouw zonk op haar knieën en dankte Sint Nicolaas voor dit won der. Want zij was ervan overtuigd dat het de kindervriend was geweest, die over haar kindje had gewaakt In dat land kunnen mensen niet komen en dus was Sint Nicolaas er ook nog nooit geweest. Maar al die figuren uit sprookjesland, die wel bij ons komen, hadden toch gehoord van de goede Sint en sommigen hadden hem zelfs wel eens gezien. Elk jaar, wanneer het tegen 5 december liep, waren de sprookjesfigu ren verdrietig, want het was zo ver velend, dat Sint Nicolaas nu nooit eens bij hen kon kom. Daar moest toch wat op gevonden worden, meende ze. Op een goede dag kreeg klein duimpje een goed idee. Weet je wat hij deed? Hij stapte brutaal naar het schitterende pa leis van de goede fee, die over sprook jesland regeerde. Aan de poort stond een grote schilwacht met een blinkende helm op en een lans in zijn hand. „Wat wil jij, klein duimpje?” vroeg hij vriendelijk. „Ik wil graag de goede fee spreken”, zei het ventje. „Nou, dat zal wel kunnen”, meende de wachter en hij riep een andere soldaat. Die ging naar binnen en kwam even later terug met het bericht, dat klein duimpje bij de goede fee werd toegelaten. Parmantig stapte het kereltje over het grote paleis plein en bij de ingang stonden de lakei en en bogen voor hem. Eén van die def tige knechten nam hem mee door lange marmeren gangen en toen kwamen ze door een paar heel grote deuren in de troonzaal. Klein duimpje was nog nooit in het pa leis van de goede fee geweest en hij voel de zich hier maar heel erg klein. Het ventje keek zijn ogen uit naar al het moois dat hij zag. „Zo, klein duimpje, kom je mij eens bezoeken?” vroeg de „Zo, en wat zou jij willen dat ik deed?” informeerde ze lachend. „Och, goede fee, u kunt alles. Wanneer u het zou willen, dan toverde u Sint Nicolaas zo hier naartoe.” „Zeker, dat kan”, zei de fee, „maar je moet begrijpen, klein duimpje, dat wanneer ik Sint Nicolaas hierheen tover, hij hier is en niet op 5 december bij de mensen kan komen. Hij kan tenslotte maar op één plaats tege lijk zijn. En je begrijpt ook wel, dat ik al die kindertjes in mensenland het niet kan aandoen, dat de Sint een jaar niet komt. Die kindertjes kijken er al lang naar uit. Dat zou toch verdrietig voor ze zijn.” Klein duimpje knikte, hij begreep het. Maar ineens kreeg hij een goed idee. „Maar goede fee, als Sint Nicolaas op 5 december in mensenland is, dan kan hij misschien op 6 december wel bij ons komen.” De fee dacht na. Ja, dat leek haar zo gek nog niet. Daar had ze nooit aan gedacht. „Goed, klein duimpje, ik zal er met Sint Nicolaas over praten. Je hoort er nog van.” O Wat was het ventje blij. Hij bedankte de fee vriendelijk en ging weer naar huis. Maar hij vertelde niets aan de an deren. Het leek hem zo leuk als het een verrassing zou blijven. En als het niet DE LEGENDE van Sint Nicolaas blijft maar een vreemde zaak. ALs kind neem je wel aan wat er over verteld wordt, maar hoe ouder je wordt, hoe sterker je je gaat afvragen of het allemaal wel zo kon als het verteld werd. Ik heb er nooit de kerkgeschiedenis voor nageslagen en ga dus alleen af op wat ik er als kind thuis of op school over gehoord heb. Hij zou een bisschop van Myra zijn ge weest, dat ergens in Turkije moet liggen of hebben gelegen. Maar hoe komen ze in Turkije aan zo’n naam als Nicolaas? Goed, de man kan als priester door de kerk daarheen gedirigeerd, doch uit een ander land afkomstig zijn. Doch in dat Myra schijnt hij zijn goede naam ver kregen te hebben door daar de mensen in zijn diocees met allerlei goede gaven te hebben verrast. Net als hij daardoor erg geliefd is ge worden, werd hij blijkbaar overgeplaatst naar Spanje. Zoiets schijnt meer voor te komen in de Rooms-Katholieke kerk als een priester een al te persoonlijke indruk maakt. Waar hij dan in Spanje huisde is, meen ik, niet zo bekend. In ieder geval kwam en komt hij voor ons altijd uit Spanje. Waarschijnlijk heeft hij daar zijn ondeugende spelletje van ver rassingen brengen wel voortgezet. Zelfs uitgebreid, want hij komt er immers zelfs voor naar Nederland! Alsof hij in Spanje niet al zijn goede gaven kwijt kon. Nou ja, het was een andere tijd en waarschijnlijk was Nederland toen nog zo’n onderontwikkeld land, waar inza melingen voor werden gehouden en de missie haar best deed er wat ontwikke ling te brengen. NU SCHIJNT het uitdelen van al die goede gaven verbonden te zijn aan de verjaardag van bisschop Nicolaas. Als kind werd mij tenminste geleerd, dat St. Nicolaas eigenlijk op 6 december jarig was. Ter ere daarvan zou hij dan de avond ervoor met al die kadootjes over de daken huppelen. En de volgende mor gen gauw teruggaan naar Spanje, om zijn verjaardag thuis te vieren. Nu is het moeilijk te veronderstellen, dat die bisschop Nicolaas eerst allemaal presentjes ging kopen, om die vervol gens onverwacht in de huizen van zijn gelovigen te deponeren. Zo geweldig zijn de salarissen van kerkelijke dienaars nu ook weer niet om dat zelfs een bisschop maar ieder jaar mogelijk te maken. Bo vendien wordt er niet op gelet of je nu katholiek bent of niet, op de avond van 5 december wordt je verrast met ge schenken. Het is daarom óók niet aan te nemen, dat dit bekostigd zou worden uit fondsen van de kerk. Waar immers ook nooit over gesproken wordt. Nee, het blijft afkomstig van St. Nicolaas persoonlijk. Langzamerhand hel ik er daarom toe over aan te nemen, dat die bisschop Ni colaas, geliefd als hij nu eenmaal was, ter gelegenheid van zijn verjaardag altijd zoveel kadootjes kreeg, dat hij er geen raad mee wist en ze daarom schielijk ging uitdelen. Zijn bisschoppelijke wo ning stond al vol snuisterijen, zijn kel der vol met dranken en etenswaren. En als man op leeftijd had hij niet meer zo veel behoeften, dus wat moest hij met al die goederen, die men hem ter ere van zijn verjaardag werden gebracht? Gauw weggeven, om weer plaats te maken voor nieuwe geschenken, want zijn ge lovigen hielden niet op hun herder met weldaden te overladen, hopend daardoor in de hemel een plaatsje te verwerven. De oogst van een heel jaar spuide hij dan met spoed op de dag vóór zijn ver jaardag, wetende dat er op die 6e de cember toch weer van alles aangedragen zou worden. ZO MOET hij wel aan zijn goede naam zijn gekomen. Waar ik nu alleen nog niet uitgekomen ben, is: waarom stapte hij daarvoor ieder jaar op een boot om daarmee naar Nederland te varen? En dan hier te gaan uitdelen. Waren er in Spanje geen mensen genoeg om zijn goede gaven aan te kunnen slijten? Na tuurlijk wel. Doch waarschijnlijk mocht hij de Spanjaarden niet zo erg. In ieder geval strooide hij daar zelfs niet met pepernoten, laat staan met mooiere ge schenken, want in heel Spanje wordt er geen St. Nicolaasavond gevierd! Doch hoe kwam hij er dan toe om er speciaal mee naar Nederland te varen? Want hier schuilt de oorsprong van alle Sin terklaasvieringen voor zover dat in en kele andere landen is doorgedruppeld. In de meeste landen doet men het af met het Kerstmannetje, die echter lang zo authentiek niet is als St Nicolaas. Mis schien heeft er een handeltje achter ge zeten, de Hollanders kennende. Hebben ze indertijd Nicolaas weten over te ha len hier ieder jaar geschenken te komen uitdelen in ruil voor een aantal bekeer lingen, waar de bisschop dan weer dood- gelukkig mee was. Wellicht hadden ze er in geen ander land zoveel nieuwe ge lovigen voor over als hier. Tenslotte is iederéén aan de leer van St. Nicolaas gaan geloven. Ja toch? Geen wonder dat hij dus na zijn dood heilig werd verklaard en sindsdien Sint voor zijn naam staat. Nu kan iedereen die op een verrassing hoopt een schiet gebedje tot de goedheiligman laten uit gaan en in negen van de tien gevallen zal dat worden verhoord en op 5 decem ber worden gehonoreerd. In het tiende geval ben je erg ondeugend geweest. Daar is de heilige man dan zeer over verstoord en hij slaat je ditmaal over. Dit lijken me de nuchtere feiten over de tot in de 20ste eeuw voortgaande vie ring van de verjaardag van St. Nicolaas, of beter gezegd: over de Grote Ontvang dag. Want die verjaardag kan ons ge stolen worden, daar gaat het ons hele maal niet om. Dat kan iedere winkelier u bevestigen. De ceremonie is er daarom niet minder om, doch juist in omvang toegenomen. Het aantal gelovigen is sterk gestegen. Ja, zo goochem zijn we wel. Want waar zijn ze gebleven, de hoepels, de tollen, de knikkers en de bikkels Waar is de jongen, die met harde slag een ijzeren wiel voortdrijft over de hob belige straatkeien? Het muzikale geluid van het ijzer op steen - het rinkedekin- dende geluid - werd overstemd door het loeien van het voortrazende verkeer. Waar wordt nog echt geknikkerd? De tijd, waarin feilloos door de kinderen werd aangevoeld wanneer het „knikker tijd” was, schijnt voorgoed tot het ver leden te behoren. De „uppies” en de „onyxen” zijn nergens meer te krijgen. Als bezienswaardigheid liggen ze nu te kijk in het drentse speelgoedmuseum. De tol, voortgezweept door de jongen of het meisje, is ook al verdwenen. En toch: „Getijden en seizoenen moeten blijven rondtollen. Alles wat leven geeft, moet blijven doorgaan, de tol moét draaien, liefst op het blauwe bazalt van de stoe pen, de grijze zerken van een kerk of kerkhof door alle eeuwen heen ge liefkoosde speelplaatsen van het jonge tje met de tol.” Sinterklaas en Pieter Breughel hebben dat dóór gehad. De eerste doet het tel- kenjare weer blijken. Breughel heeft met zijn schilderij Kinderspelen dat onster felijke werk geschapen, dat een droom is voor elke kleine jongen of klein meisje in een woonflat. Een kinderdroom. Want dat is het toch wel voor het kind, wanneer het met minstens tweehonderd andere kinderen kan spelen in een straat- dekor van hobbelige keien, blauwe pla vuizen, ongelijke stoepjes, nauwe gan getjes, kleine hekjes, smalle poortjes, hoge en lage trapjes, palen om in te klimmen, bomen om achter te verschui len en water om in te kledderen. En op de achtergrond kijkt maar één volwas sene toe bij dit droomfeest van meer dan tachtig spelletjes tegelijk. V a'T

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1973 | | pagina 2