Finland
Organist weer op
reis naar
in
Nederland
van
Chateauneuf
du Pape
1969 A.C.
Van Eeuwen
Waddinxvener Arie J. Keijzer speelde
drie jaar hele orgel-oeuvre Bach
De molen: symbool
t..
13.95
DONDERDAG 4 APRIL 1974
Pagina 7
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN
Graanmolen
Windmolens
GELEGENHEIDS-
AANBIEDING!
Finland
Landschap
WADD1NXVEEN/ROTTERDAM
Bachcyclus 19711974, drie
jaar geleden door de in Waddinx
veen aan de Jan Dorrekenskade wo
nende en in Rotterdam voorname
lijk werkende organist Arie Keijzer
begonnen op het Doelenorgel, werd
kortgeleden besloten met een laat
ste concert met de laatste dertien
werken in een reeks waarin daar
voor al 199 werken werden ge
speeld in 18 concerten. De kabba
listen, die Bachs werk van een in
gewikkelde getallensymboliek uit
plegen te benaderen, zou het getal
13 ongetwijfeld iets te zeggen heb
ben. Arie Keijzer ziet het in elk ge
val niet als een ongeluksgetal: hij
voegde aan de oorspronkelijke 12
werken die op het programma ston
den nog een koraal toe!
Romantiek
ME
1
il
Foto Gijs Kooren
(ADVERTENTIE)
Foto Sjaak Noteboom
De prijs voor het beste onderschrift gaat naar de dienst Openbare
Werken. Wij maar zoeken naar dat slechte wegdek op de Wingerd,
maar er is helemaal geen wegdek. Laten we hopen dat het geen te vroeg
geplaatste waarschuwing is voor het wegdek dat (nog steeds)
moet komen.
Bachcyclus is door zijn toehoorders als
uitermate natuurlijk ervaren. Heeft dat
te maken met het feit, dat Arie Keijzer
zich meer dan organisten gebruikelijk
toen en meer dan hij voordien had ge
daan in het totale orgeloeuvre van
Bach op een intenser manier heeft ver
diept?
„Zeker is mijn visie op Bach in de loop
van deze cyclus en door deze cyclus ver
anderd. Niet alleen muzikaal, maar ook
technisch. Tenslotte zijn wij organisten
geschoold vanuit de romantiek. Wij
hebben onze vingers leren bewegen om
allerlei soorten orgelmuziek te spelen.
Het merkwaardige is nu, dat als je bij
Bach uitgaat van het zogenaamde „ge-
spantes Legato”-spel er veel minder vin-
gerwisselingen nodig zijn. Articulatie en
frasering stemmen dan veel' exacter
overeen met de vingerzettingen. Dat er
vaar je dan als natuurlijker spel omdat
het ook een natuurlijker gebeuren is.”
heeft de windmolen een dubbele bete
kenis: ekonomisch en waterbouwkundig.
Bij het eerste denken wij aan de talloze
bedrijven, die de windkracht gebruikten,
zoals koren-, pel-, olie-, verf-, hout-,
zaag, tras-, snuif- of specerijmolens. Bij
het tweede gaan onze gedachten uit naar
vrijwel het gehele gedeelte van West-
Nederland dat beneden de zeespiegel is
gelegen, en dat kon worden drooggelegd
en (hooggehouden door gebruikmaking
van de wind-watergemalen.
Gaat Arie Keijzer na dit gigantenprojekt
weer aan een cyclus beginnen? Ziet hij
zo’n cyclus zitten? „Een cyclus van or
gelwerken is eigenlijk alleen met Bach
mogelijk. Elke andere componist zou een
serie saaie programma’s opleveren. Wel
zou ik bijvoorbeeld graag de orgelcon
certen van Handel eens achter elkaar
spelen. Twee per concert, met daartussen
andere orgelwerken uit die tijd of zelfs
moderne werken. Maar zo’n cyclus is
niet zo eenvoudig op te zetten, want er
is natuurlijk een orkest bij nodig.”
vinden wij de waterradmolen dan ook
alleen in het O. en Z—O. In het lage
vlakke gedeelte was men dus van deze
bron van energie verstoken. In de mid
deleeuwen heeft men getracht een ande
re oplossing te vinden: in snelstromende
rivieren kon men een waterrad door de
stroom in beweging brengen: men kon-
strueerde een waterradmolen bijvoor
beeld onder een beug (de riviermolen).
WADDINXVEEN Arie J. Keijzer,
inwoner van Waddinxveen, leraar
aan het Rotterdamse conservatori
um en organist van De Doelen in
Rotterdam, staat in het nieuws. Het
Vrije Volk interviewde hem kort
geleden over het hele orgel-oeuvre
van Bach, dat door hem is vertolkt.
In het Weekblad voor Waddinxveen
van woensdag 30 mei 1973 inter
viewden wij deze bekende Wad-
dinxvener, die in zijn huis aan de
Jan Dorrekenskade een pijporgel
heeft gebouwd. Vandaag Arie J.
Keijzer over Bach.
de geschiedenis van de orgelmuziek, ook
al wordt hij op één instrument gereali
seerd. Ik zou zo’n cyclus graag doen.”
Het is duidelijk, nog voor Arie Keijzer
zijn Bachcyclus goed en wel heeft be
sloten, is hij al weer vervuld van andere
plannen. Buitenlandse reizen liggen in
het verschiet binnenkort gaat hij voor
concerten en lezingen naar Finland
en een nieuw seizoen staat voor de deur.
Misschien wel de grootste winst van zijn
Bachcyclus, die d eafgelopen drie jaar
heeft gevuld, is het feit dat zijn concer
ten niet alleen door een groot, maar ook
door een overwegend jeugdig publiek
worden bezocht. Het orgel heeft duide
lijk de interesse van de jeugd, als het
wordt bespeeld door een man, die zelf in
zijn benadering één en al jeugdig élan is.
(Arnhem: Ned. Openl. Museum; Haar
lem; twee in de Zaanstreek). De boven-
kruie ris van hout (zes-, acht- of zelfs
zestienkantig) of van steen (zes-, acht-
twaalfkantig of rond).
Ten slotte zouden wij op één facet nog
de aandacht willen vestigen: de molen
op zichzelf vormt een sieraad voor zijn
omgeving, in he landschap, drops- of
stadsbeeld. Maar is het u wel eens op
gevallen dat aan vrijwel elke molen wel
iets te zien is dat dekoratief is: een ge
velsteen, een gebeeldhouwde, rijk ge
schilderde molenbaard, een kombinatie
kleuren bij een fris opgeschilderde mo
len, een stuk metselwerk bij een schoor
steen enz., enz. Bij beschouwing van
een ander, dus van de molen in zijn
totaliteit of de molen ’en détail’ verge
ten wij nooit dat de molen een bedrijfs
gebouw, een utiliteitsbouwwerk is: niet
voorbeeld in de streek tussen Rotterdam
en Gouda leven en werken op een ni
veau dat tot 6 m beneden het zeeopper
vlak is gelegen. We zien aldus de kaart
van Noord-Holland, in de 12de eeuw
een ware spons gelijk, steeds meer ver-
landen, met als apotese: de Haarlemmer
meer, een droogmaking, waarvan in de
17de eeuw Leeghwater reeds droomde.
En is de steeds verder gaande droog
making van de Zuiderzee niet een lo
gisch gevolg van bovengeschetste ont
wikkelingsgang?
voor ’het mooi’ gebouwd. Het enige doel
is zoveel mogelijk profijt van de wind te
trekken. Onze voorouders bouwden, zon
der architekten of welstandskommissies,
de molens onbewust harmonisch en goed
van vormgeving. Dit ging als vanzelf.
En met liefde voor het ambacht stak
de molenmaker een fraaie baard uit of
makte de metselaar een eenvoudige maar
’leuke’ gevelsteen: men had plezier in
zijn werk.
Brederolaan 4
Zuidkade 3
uit deze cyclus voort. „Nu ik alle orgel
werken heb leren kennen is me duidelijk
geworden dat onder de onbekende wer
ken even belangrijke werken schuilen,
dan we op de geijkte programma’s ho
ren. Dat doe ik nu dan ook beslist an
ders.”
zeer fijne volle rode wijn
uitstekend op dronk
normaal per fles 17.60
zolang voorraad strekt
voor
Voor ’n goede fles wijn
Een interessant stuk wordingsgeschiede
nis, vooral van West-Nederland, kon
een aanvang nemen: niet alleen werden
steeds groter stukken land omdijkt en
drooggehouden, vele meren en plassen
kon men nu gaan droogleggen, in de 15e
tot 18e eeuw met windkracht. Toen men
de stoomkracht en later de petroleum-
en elektromotoren ontwikkelde, namen
deze bronnen van energie de taak van
de windmolen over. Zo kunnen we bij-
„Wat ik graag zou doen is een cyclus
waarin ik een soort orgelanthologie op
zet. De orgelmuziek van de vroegste
geschiedenis tot op heden de revue laten
passeren. Met daarin dan onderscheid
in de Spaanse, Italiaanse, vroeg-Franse,
Noord- en Zuidduitse orgelmuziek, de
romantische Franse orgelmuziek en de
orgelmuziek van onze eigen tijd.”
Is een dergelijke serie, die eeuwen om
spant, uit te voeren op één instrument of
moeten daar ook andere orgels bij wor
den betrokken? Arie Keijzer zegt nee:
„Als je helemaal authentiek zou willen
zijn zou je de orgels in verschillende lan
den en uit verschillende tijden moeten
gaan kiezen. Maar nodig is dat niet. Het
Doelenorgel is dermate universeel dat
zo’n cyclus een prachtig beeld geven van
In vroege tijden reeds had de mens ont
dekt dat graankorrels een kostelijk voed
sel vormen. Men ging er zelfs toe over
graan te verbouwen. Maar hoe kon men
de harde bast verwijderen? Hiertoe nam
men zijn toevlucht tot fijn wrijven tussen
twee stenen. Vele van zulke paren ste
nen, de wrijfsteen met de wrijver, zijn
door archelogen aan het licht gebracht,
terwijl bijvoorbeeld in Egypte ook in de
graven deze stenen werden aangetroffen,
niet alleen in concrete, maar ook afge-
beeld op de wanden van de bouwwerken.
Dat wrijven was uiteraard een zwaar
werk met weinig opbrengst, ook nog
toen waarschijnlijk kort voor het be
gin van onze jaartelling roterende,
d.w-z. ronddraaiende maalstenen werden
toegepast. Het moet daarom een zegen
zijn geweest dat het idee is ontstaan de
waterkracht toe te passen. Men zonderde
een gedeelte van het water van een snel
stromende beek of kleine rivier af en
leidde dat naar een schoepenrad, waar
men dat water op de schoepen liet val
len. Door het gewicht van dat water
kwam het rad in beweging; via een tus-
senoverbrenging werd hierdoor één (of
meer) koppel(s) molenstenen in bewe
ging gebracht: het zware werk behoefde
niet meer door mensenkrachten te ge
schieden. Deze wijze van werken is ech
ter alleen mogelijk waar veel verschil in
hoogte in het terrein is: in Nederland
Zodoende was het nut van die inpolde
ring maar zeer relatief. Men probeerde
dit op te lossen door middel van men
sentredmolens (vgl. de sawah-bevloeiing
in Indonesië) die het overtollige water
over die rand heenwierpen, ook door
een paard dat men rond liet lopen en dat
via een transmissie het scheprad in be
weging bracht een latere verbetering.
Een en ander met weinig bemoedigende
resultaten. Totdat in de 14de eeuw de
windkracht te hulp werd geroepen. Van
de toen reeds lang bekende standaard
korenmolen werd het bovenhuis inge
kort (er behoefde immers geen werk
plaats o.a. met maalstenen in: alleen de
boven-overbrenging moest tegen weers
invloeden afgedekt zijn), en de wip-
watermolen ontstond. Toen men een
maal had ontdekt dat dit alles prachtig
ging, en de korenmolen ook in steen kon
worden gebouwd met draaibare kap,
was het een kwestie van tijd ook de
watermolen in de verschillende boven
beschreven verschijningsvormen op te
trekken.
WADDINXVEEN De heer M. van
Hoogstraten, conservator van de
Oudheidkamer die is onderge
bracht in de Rabobank aan de
Kerkweg, heeft een paar weken ge
leden de opening verricht van de
tentoonstelling „Schijnwerper op
de molen” in diezelfde Oudheid
kamer. Deze expositie kwam voor
al tot stand door bruiklenen van de
vereniging „De Hollandsche Mo
len”, die haar bezittingen heeft on
dergebracht in het molenmuseum
„De Valk” in Leiden en door bruik
lenen van „Stad en Landschap” in
Rotterdam. Dat er in de Oudheid
kamer van de Rabobank alleen nog
deze week de schijnwerper wordt
gericht op de molen is voor ons
aanleiding een door de heer Van
Hoogstraten geschreven verhaal
over molens bijgaand te publice
ren.
De mens heeft zich echter gerealizeerd
dat er nog een bron van energie was: de
wind. Ook deze moest te gebruiken zijn.
Ergens in de jaren tussen 500 en 600 na
Chr., ergens in het Midden-Oosten, ver
moedelijk (wat is dat alles nog vaag: er
is nog niets met zekerheid daarvan be
kend) is men de windkracht gaan toe
passen: in het begin uiteraard zeer een
voudig. Er wordt aangenomen dat de
terugkerende Kruisridders, die in het
Heilig Land hadden gevochten, dit prin
cipe daar moeten hebben gezien en het
meegebracht hebben naar West-Europa.
En hier wordt die idee verder uitgewerkt
en vervolmaakt. Omstreeks 1000 zijn de
windmolens in Vlaanderen bekend. Het
zijn houten gebouwtjes, staande op een
vertikale spil (de standaard), zodat ze op
de wind kunnen worden gedraaid (ge
kruid). Dit type standaardmolen is dus
het oudste in Nederland bekende.
Ook legde men schepen vast in snel
stromende rivieren, schepen met schoep-
raderen die aan boord maalstenen in be
weging brachten. Men kan deze schip-
molen thans nog in Joegoslavië aantref
fen. Langs de kusten van sommige zeeën
werden wel waterradmolen gebouwd, die
gebruik maakten van het enorme tijd
verschil dat daar optreedt, zoals bijvoor
beeld in de buurt van het Nauw van
Calais, waar het verschil tussen eb en
vloed 6 a 7 meter kan bedragen. Ook in
het Z.-W. van ons land trof men deze
getij- of ob-en-vloedmolens aan: Middel
burg, Vlissingen, Schiedam, Zierikzee,
Oud-Beyerland etc. In Engeland kan men
nog enkele kompleet ingerichte getijmo-
lens aantreffen, die echter thans helaas
buiten gebruik zijn.
En het zijn vooral deze hoge vrienden
die in zo grote mate bijdragen tot het
silhouet van dorp of stad, en vooral
in bedrijf op zo pikante wijze een
stadssilhouet verlevendigen. Hebben wij
tot nog toe gesproken over de industrie-
molens, de geschiedenis en de betekenis
van de watermolen de poldermolen
dus is niet minder boeiend. Omstreeks
het jaar 1000 werd een begin gemaakt
met inpolderen, d.wx die landen die zo
juist boven zeeniveau liggen vrijwaren
van hoge vloeden. Een stuk land werd
omdijkt, waardoor als het ware een
schotel ontstond met als direkt voor
deel: geen last van buitenwater, maar
met als nadeel: regen- en zeewater kun
nen die schotel vanwege de rand (dijk)
niet vrij verlaten.
Wanneer wij in het wijde landschap zo’n
klein molentje zien, dan is het toch wel
goed dat wij ons altijd weer realizeren
wat wij aan deze eenvoudige machine te
danken hebben: we denken aan de his
torie van ekonomie en waterstaat, zoals
eerder beschreven. Met deze gedachten
in het hoofd zullen wij de molen met
andere ogen bekijken. En laten we dan
bij dit bekijken de schoonheid van de
molen in stad en landschap niet verge
ten. Dan is ons duidelijk dat de molen
het recht heeft het symbool van Neder
land te zijn.
Van dit soort hebben wij er thans nog
een veertigtal. Aangezien ze echter door
hun konstruktie altijd iet of wat labiel
zijn, werd toen de baksteenbouw een
grote vlucht ging nemen (dus in de late
middeleeuwen) gezocht naar een hechter
oplossing: de ronde stenen molen ont
stond. Om echter de wieken toch naar
alle windrichtingen te kunnen keren,
moest men een draaibare kap hebben.
Ook dit werd opgelost en zo ontstond
de bovenkruier. Men heeft ook getracht
de oorspronkelijke molen op een vlot te
bouwen op een dusdanige wijze dat men,
door het hele vlot te draaien, de houten
molen met vaste kap op de wind kon
zetten, doch dit heeft niet erg voldaan,
waarschijnlijk door het heen en weer
zwaaien van het geheel door de wind.
Een uitloper van dit type is dat paltrok-
houtzaagmolen. Hier heeft men het hou
ten bouwwerk met vaste kap in plaats
van een op een vlot in het water op een
soort ronde rail op de vaste wal ge
plaatst Daar het aldus verkregen type
echter weer andere bezwaren had, zijn
ze langzamerhand verdwenen: een klein
aantal komt in Nederland nog voor
Merkwaardig, die molen als symbool
voor Nederland: merkwaardig omdat
wanneer men zijn neus buiten onze
landsgrenzen gaat steken, men geregeld
molen ziet: van Finland tot Portugal,
van Engeland tot Rusland, van Dene
marken tot Griekenland. Overal in ge
heel Europa komt men de molen tegen.
De molen blijkt dus geen typisch Neder
landse zaak te zijn: integendeel, de ba
kermat moet ver van hier, in het Mid
den-Oosten, worden gezocht. En toch
symbool van Nederland. De oorzaak
hiervon ligt vermoedelijk in het feit dat
in geen land van Europa de molen, kon-
struktief en technisch gezien, zo geper-
fektioneerd is als juist in ons land. Ner
gens vindt men hechter, hoger en kon-
struktief volmaakter molens dan bij
ons. Mogelijk is dit te danken aan het
feit dat men hier maar op zeer beschei
den schaal gebruik kon maken van een
andere bron van energie: de waterkracht.
Hoe het zij: de molen in Nederland is
ons tot symbool geworden, en wij kun
nen daar trots op zijn! Voor Nederland
„Maar behalve dat Bach mij tot andere
vingerzettingen heeft gebracht het
toucher bij Cesar Franck is toch ook an
ders dan bij Bach? ben ik ook tot een
andere visie op registraties gekomen.
Bach wordt nogal eens gekoppeld aan
bepaalde Duitse orgelbouwers als
Schnitger en Silbermann en hun orgel-
klank. Maar Bach werkte relatief weinig
met hun instrumenten, veel meer met
onbekende mensen als Wender en Schei-
be. En hij gebruikte ook graag nieuwe
registers.”
Dat ook de programmakeuze voor een
Bachconcert, zoals hij dat bijvoorbeeld
in mei in Enschede gaat geven, duidelijk
anders is dan vroeger vloeit al evenzeer
Staat de molen in de buurt van een
windbelemmering (een bos, boomgaard
of bebouwing), dan werd besloten hem
op een berg te plaatsen: de berg- of belt-
molen ontstond. Een goede oplossing
voor streken met een harde ondergrond.
In de gebieden met slappe bodem ech
ter moest men de molen goed funderen.
Men wierp dan geen berg van aarde op:
men maakte een goede fundering waar
op een hoge stenen molen werd opge
trokken, zodat het gehele wiekenkruis
alle beschikbare wind kon vangen. Maar
om dan toch bij de wieken te kunnen
komen om bij veel wind de zeilen te
zwichten of bij weinig juist meer zeil
voor te leggen, bracht men om de romp
een galerij, balie of stelling aan: de ba
lie- of stellingmolen.
Bovendien, welk ongeluk had hem op
dit negentiende concert nog boven het
hoofd kunnen hangen? De cyclus is in
alle opzichten een cuccesvolle geweest.
Muzikaal heeft Arie Keijzer niet alleen
laten horen dat zo’n cyclus op een orgel
in een concertzaal mogelijk is, hij heeft
er bovendien het bewijs mee geleverd,
dat dit dominerende instrument een
groot publiek blijvend kan boeien, mits
de organist van het juiste formaat is en
de programma-opbouw aantrekkelijk.
Dat heeft Arie Keijzer gedurende 19
concerten volgehouden» Het pleit voor
de evenwichtigheid van zijn programma
keuze dat niet één van de concerten min-
der interessant genoemd kan worden.
Het spel van Arie Keijzer in deze
WADDINXVEEN Elk land ter we
reld heeft wel een of andere bijzonder
heid die als symbool voor dat land kan
worden beschouwd. Zo wordt Nederland
gaarne gesymboliseerd door de bekende
’molentjes en klederdrachten’. Het merk
waardige echter is dat in ons land zelf
er maar heel weinigen zijn die van deze
twee onderwerpen iets afweten: van de
molens is nog wel iets bekend; met de
klederdrachten is het nog veel treuriger
gesteld. Juist door in de oneindig grote
verscheidenheid van onderwerpen de
aandacht speciaal op één onderwerp te
vestigen, en dan in dit geval nog wel
zulk een specifiek Nederlands onder
werp, worden veler ogen geopend. Zo
leren velen de belangrijkheid van onze
vriend, de Nederlandse molen, kennen.
Belangrijkheid voor een heel groot ge
deelte van Nederland, zoals uit het vol
gende moge blijken.
Ml
Hf La