De vorming van het graafschap Holland 1 Een fragmènt uit gegevens dr. I. H. Gosses Naamsoorsprong van Waddinxveen ”In 1233 verkocht graaf Lodewijk de Vrome zijn recht op belastingheffing in zijn nieuwe bezitting aan Nicolaas van Gnepwich” S) I BI 5 v; Hl door C. NEVEN C. Neven Kolonisten bouwen een buis Graaf Floris IV, die in 1233 zes voorlingen land in Waddinxveen verkocht aan Nikolaas van l L Wordt vervolgd elders in dit Weekblad WADDINXVEEN - ,,Wat de Stichting aangaat; met alle regt mogen wy deze Grond een zeer hoogen ouderdom toeschryven, daar wy uit de Ligging zien, dat dezelve aan de zogenaamde Katjes Polder van Zevenhuizen is paaiende; wy weeten zo by ontdek kingen van Penningen, als andere Oudheeden der Romeinen in dezelve Polder gevonden, dat de Ro meinen daarvan de Stigters zyn, en wel dezelve Vol ken welken de beide Katwyken, Noordwyken, Zuid- wyk by Wassenaar en Katwyk bij Pynacker gestigt hebben, het is zelfs zeer waarschynelyk, dat dit Volk meede van deeze geheele Grond bezit heeft gehad; wy wyzen desaangaande onze Leezers na het voor gaande 7e Deel van dit ons werk, als meede na de Rymkronyk van Klaas Colyn, by welke onze stelling van de Stigting van dit Ambacht zal werden bewaar heid gevonden; dan wy stellen meede vast, dat deeze Romeinsche Volken, alhier in den beginne juist niet veele Huizen en Gebouwen zullen hebben gehad, neen, maar wel dat alhier een Boschadie zal zyn ge weest, welke met de Boomstorting zal zyn wegge raakt, en daarvan dragen de Veengronden genoeg bewys. Wy meenen dan zeker, dat de Romeinen, Catti’s genaamt, als eerste betreeders van deezen Bodem moeten aangemerkt worden.” Zegel van Graaf Floris IV, die in 1233 zes voorlingen land in Waddinxveen verkocht aan Nikolaas van Gnephoek met de zijnen. Het randschrift luidt: S. FLORENC (II COMITI) S HOLLANDIE (Illustratie ontleend aan: De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299 dl II, door J.G. Kruisheer ’s-Gravenhage-Haarlem 197Ij en H. Algra - Uitgave Wever - Franeker 1973) menig kind uitgereikt. Hoofdstuk I is getiteld: Kolonisten bouwen een huis (Illustratie ontleend aan: Van Hunebed tot Hanzestad, door J. de Rek - Uitgave Bosch Keuning Baarn z.j.j A f Waddinxveen reeds vermeld in oorkonde uit 1233 Terp, torp, dorp. Gouwe. Eerste bewoners. Noten: lij Meester P. van Balen. De derde auteur, die wij hier over het ontstaan van Waddinxveen aan het Volgens het voorwoord van) burge meester P.A. Troost is ‘in dit boekske heeren van Balens onderzoek. Het is de moeite meer dan waard en ver dient aller belangstelling’. Bij het ver laten van de school is het boekje aan 1) V.d. Bergh, 1, 344. 2) Een hoeve is in Schielarid later 30 morgen (Inform., blz, 371, 482, 483, 487, 490), een morgen 600 roeden, Dergelijke terp of torp heeft men hier opgerigt, ter plaatse waar de we gen van Leiden en Rotterdam naar Gouda zich vereenigden, en dat wel in een tijd, toen de Gouw nog niet gegraven was, anders had men toch wel, om meer dan éénë reden, de nabijheid van dit water uitgekozen. Met deze woorden verhaalde “De Ne- derlandsche Stad en Dorp-beschrij- ver” in 1801 de oorsprong van ons dorp. In dit artikel willen wij nagaan wat anderen na hem over dit onder werp geschreven hebben. Tegelijker tijd moeten we de vraag onder ogen zien, in hoeverre het hier geschilder de beeld recht doet aan de werkelijk heid. Als eerste geven we het woord aan: Reeds zeer vroeg hebben zich hier menschen opgehouden. Ja, het ver moeden is misschien niet ongegrond, dat de omtrek alhier, te dienopzigte onder de oudste onzes lands behoort. Heeft men toch te Alphen, Hazers- woude, Zevenhuizen en Moordrecht in vroeger jaren Romeinsche pennin gen uit den grond gedolven en daar uit met reden het gevolg getrokken, dat deze werelddwingers daar hunne legerbenden gevoerd hebben, om de vrijheidlievende Batavieren, die het vreemde juk in de donkerste bos- schen trachtten te ontvluchten, op den voet te volgen; wij mogen dan ook aannemen, dat het voorgeslacht zich in onze woonplaats heeft opge houden, en er met de genoemde vol ken in aanraking zal geweest zijn. En kele Schrijvers meenen dat de Kani- nefaten hier gewoond hebben. Meester J.W. Regt Jacobus Wilhelmus Regt werd op 31 januari 1818 geboren te Amsterdam. Van 1849 tot zijn dood in september 1873 was hij “Hoofd-onderwijzer der openbare school van Waddinxveen.” woord willen laten, is P. van Balen. ‘Oud hoofd eener school te Bergam bacht en Secretaris van den oudheid kundigen kring Gouda’. In 1940 ver scheen van zijn hand het boekje: ‘Uit de Geschiedenis van Waddinxveen’. Hij genoot bekendheid als schrijver van vele schoolboeken, aardrijkskun dige en geschiedkundige werken. Zijn gedachten over het ontstaan van Waddinxveen heeft hij in 1856 be schreven in de Vaderlandse Letter oefeningen, onder de titel: De aloude gesteldheid, en de veran deringen van den bodem. ‘Hoe was ’t met den bodem gesteld in de grijze oudheid? Een eeuwenheu gend woud overdekte toen de vlakte waarop wij nu spaarzaam eenige boomgewas zien verrijzen. Dit woud waarvan het latere Gouwschebosch een overblijfsel was, liep over Zevenhuizen naar Nieuwerkerk, en stond in dadelijk verband met een an der, hetwelk zich over het tegen woordige Hazerswoude (Aduartwou- de) en Soeterwoude uitstrekte en in de namen dier plaatsen nog heden in aandenken wordt gehouden. Ook den naam van Boskoop (hoewel met meer waarschijnlijkheid van het voormali ge Huis ter Busche afkomstig), willen hoort. In vroeger jaren zijn in deze omgeving o.a. te Moordrecht, Ze venhuizen, Hazerswoude en Alphen, Romeinse penningen uit de grond gedolven. Er zijn schrijvers die me nen, dat de Romeinen, Catti?s ge naamd, zich hier hebben opgehouden en met de volkstam der Batavieren (Kaninefaten) in aanraking zijn ge weest. Toen was hier een uitgestrekt woud. Dit woud, waarvan het latere Gouwse bos een overblijfsel was, liep over Zevenhuizen naar Nieuwerkerk en liep over in een ander, dat zich tegenover het tegenwoordige Ha zerswoude en Zoeterwoude uit strekte. Deze wouden zijn bij de ‘boomstorting’, een vreselijke storm in het jaar 800, geveld en verdwenen. Deze omgestorte bomen, verwelkte planten en vergane bladeren werkten samen om in deze woudgebieden een veengrond te vormen. In onze om trek onderscheidde men. drie soorten venen: de hoge venen, de wilde venen en de waddingsvenen. De laatste la gen minder hoog dan de eerste en grensden onmiddelijk aan de moeras sen. Daar vandaan kregen zij, omdat ze aan de ‘wadding’, dat is door waadbare of modderachtige gronden gelegen waren, de naam van Wad- dingsveen. De naam. sommigen aan dit bosch of woud ontleenen. Langentijd schijnt dit bosch een geliefkoosde jagtgrond te zijn geweest, hetgeen wij opmaken uit den naam der voormalige Heer lijkheid St. Hubertsgeregt, dus ge- heeten naar den Heiligen Hubertus, den patroon der jagers. De afgevallen bladeren, de verwelkte planten, de omgestorte boomen, vooral die wel ke bij den vreeselijken storm van 800 werden neergeveld, en nog andere oorzaken werkten zamen om in deze boschstreek eenen veengrond te be reiden, welke later naar zijne eigen aardige gesteldheid of betrekkelijke ligging, onderscheidene benamingen verkreeg. Men onderscheidde in on zen omtrek drieërlei soort van vee nen, namelijk: de hooge veenen, de wilde veenen, en de waddingsveenen. De laatste lagen minder hoog dan de eerste, en grensden onmiddelijk aan de moerassen en broekachtige gron den, welke zich in de rigting van Moerdrecht, Moerkapelle en Broek bevonden; hetgeen de reden is, dat zij, als aan deze wadding, dat is door waadbare of modderachtige gronden gelegen, den naam van Waddingsveen bekwamen. Aan de Zuid-westzij de zer boschstreek had men eene bent of wildernis, waar sedert Benthuizen, Betithom en de Bentpolder onder Hazerswoude zijn verrezen, en de gronden niets anders dan zure en on smakelijke gewassen opleverden, on geschikt om tot voeder voor het vee te dienen. Zelfs te Zegwaert groeide nog niets dan zekke of biezen, zooals de naam te kennen geeft, ofschoon niet ver van daar, onder Soetermeer en Soeterwoude, geschikte voederge wassen werden aangetroffen. Het wa pen van Soeterwoude prijkte daarom van oude tijden af gelijk nog heden, met drie klaverbladen. Voor dat ons land met dijken was omgeven, plagten de oudste bewo ners dezer gewesten, die zich als fa- miliën of stammen tot gemeenten vereenigden, zekere heuvels of hoog ten op te werpen, ten einde zich daarop gezamenlijk met der woon te vestigen en tegen watergevaren in vei ligheid te stellen. Zulke heuvels, door hen terpen of torpen geheeten, hebben den oorsprong gegeven aan ons woord dorp, gelijk daaruit mede onze gemeenten zijn voortgesproten. zelf de granen, die hij nodig had voor zijn gezin en zijn vee. Omstreeks het midden der twaalfde eeuw waren de beste plaatsen langs de IJssel ingeno men en de zoons verspreidden zich in het binnenland. In 1178 bestond er reeds enige tijd een landbouw-kolo- nie bij de Gouwe, waarschijnlijk op de kleigronden in de kronkels van dit van den gemeenen weg. 10) Den 3en Nov. daaraanvolgende was hij zijn veen al kwijt. 11) Hij bleef sléchts bezitter van ‘gherechte ende tiende’ van 7 1/2 hoeve ‘tusschen Waddins- vene ende Pulgien, 12) het later zgn. Groenswaard. Ten Noorden van Poelien heeft in 1244 een derde edelman een veen- strook aan de Gouwe, nl. heer Wale- win van Alkemade. 13) In 1284 is het land odk hier verkocht ter plaat se ligt dan ‘Snidelwijck, Heren Dirx ambocht van Sassenem’. 14) Heer Dirk heeft daar ook de tiende 15); evenals zijn zoon ‘Walwin haren Didderics sone’ na hem, hied hij dus ‘Didderics sone’ na hem, hied hij dus ‘dat ambochte van Snedelwike ende den Thiinde’. 16) HHM WADDINXVEEN Van Wad dinxveen, hetwelk meestal be kent is onder den naam van Wensveen, meenen wy dat af daalt van de gelegenheid der gronden, Wadden; dit woord zegd in onze Landtaal losse Moerassige Gronden, door wel ke men heene kan waden. Wat het woord veenen beduid, heb ben wy in dit Werk reeds ge toond; nu is Veen en Wadden te zamen gevoegt, en uit beide deeze woorden, het woord Waddinxveen afgelegd, zo dat den Naams-Oorsprong alzo dui- delyk genoeg bekend is, betee- kende dus, dat hier voorheen de gronden die Veenen waren, niet anders dan door Moerassen begaan of doorgewaad konden worden. Vit: De Nederlandsche Stad en Dorp-beschryver 1801. Niemand weet echter te zeggen wan neer dit water is aangelegd en de gis singen daaromtrent loopen ver uit een. De waarschijnlijkste komt ons voor, dat de Gouwe die tot verbin ding van den Rijn met den IJssel is daargesteld, haar aan wezen ontving in het Frankische tijdvak, en op grond van de penningen die men in de nabijheid van Gouda bij dit water gevonden heeft, mag men aannemen, dat zij onder de regering van Lode- wijk den Vrome, zoon van Karei den Groote, in den aanvang der negende eeuw, geleid werd. Volgens mij is de naam van ons dorp daaruit ontstaan. De meningen ver schillen daarover. Er is ook veronder steld dat hier een zekere Wadde heeft ^gewoond. Zijn zoons zouden ‘de Waddings’ genoemd zijn en dan zou het geworden zijn ‘de Waddings uit het veen’. Ik geloof échter niet schreef de heer W. Verboom anno 1972,. dat de naam van ons dorp af komstig is van een persoonsnaam. Waddinxveen werd reeds vermeld in oude oorkonden van 1233 en 1280. In 1356 vergunde Hertog. Willem van Beijeren, Graaf van Holland en Hene gouwen de ambachten van Alphen,. Hazerswoude, Boskoop en Waddinx veen een wetering te graven langs de Gouwe, teneinde hun landerijen te doen uitwateren op de IJssel. Deze wetering werd de Alpherwetering ge noemd en bestaat nu nog onder de zelfde naam, hoewel zij wel veel van haar belangrijkheid verloren heeft. Merkwaardig is dat de eerste en de oudste dorpskern geheel terzijde van de Gouwe lag. Stellig was het de plaats waar vroeger de wegen van Lei den en Rotterdam naar Gouda zich verenigden. Dit zal geweest zijn in een tijd toen de Gouwe (ook wel de Kromme Gouwe genaamd) nog niet gegraven was. Wanneer de Gouwe, als verbinding tussqn de Rijn en de IJssel, is aangelegd, weet niemand juist te zeggen. Op grond van de pen ningen, die men in de nabijheid van Gouda bij dit water heeft gevonden, mag men aannemen, dat dit onder de regering van Lodewijk de Vrome, zoon van Karei de Grote, in het begin van de negende eeuw is gebeurd’. Tot zover de heer W. Verboom in zijn ar tikel. lonisatie volgen langs de Gouwe. Trouwens nog op een kaart uit de 17e eeuw herkent men in de met rechte lijnen begrensde ambachten van Waddingsveen 17) - dan Zuid- Waddingsveen -, Hubertsgerecht, - c_hj.i_.l-i. door een landmeter afgebakende stukken lands, niet door natuurlijken groei gevormde dorpsgebieden. Snijdelwijk paalde ten Noorden aan het gerecht van de abdis van Rijns- burg, Boskoop. Hier was de ontgin ning al veel ouder. Reeds in 1222 had graaf Willem I de abdij in staat ge steld zijn goederen aldaar te lossen uit de handen van Gijbrecht van Am stel en de zoons van Egbert van Am stel. 18) Aan Boskoop grensde Alfen. Wij hebben onze vaart aanmerkelijk verminderd, toen wij op onze rond gang aan de Gouwe kwamen. En met reden, want wij krfamen aan een open plek in het cultuurland; de ring is hier pas in den loop van de 13e eeuw gesloten. Daarmee evenwel was de cultièurar- beid, zelfs de voorlopige nog vol strekt niet ten einde. In het Noorden tegen de Rijnarmbachten lag nog heel wat open. In 1281 leek het evenwel spoedig afgeloopen te zullen zijn. Een groot kapitalist vatte toen de zaak aan, nl. heer Diedrik van Teilin- gen. 20 Maart 1281 kocht hij van graaf Floris V als leengoed voor de toenmaals reusachtige som van 1333 pond de ambachten van Waddings veen en Poelien met alle opbrengsten 19), voorts ‘alle onse - d.i. des graven - vene in langh.en ende in breden, also als hi leghet van desen voorseyden ambochten tyeghen.den termine van Haeswaerdwoude, Benthusen, Seg- waerde, Soetermere, Willaemsvene (Wilsveen onder Stompwijk) ende dier ander ambochte, die daeran legg- henende die ambochten, renten ende ghevalle, die ghescien moghen op den vomoemden vene, die onghe- bouwet es’. 20) Een geweldige claim dus. De ondernemingsgeest echter, die hieruit spreekt, is niet beloond: 7 November 1282 stierf heer Diede- rik, vermoedelijk 1 Januari d.a.v. zijn zoon Willem 21); de leenen vielen aan de grafelijkheid terug. Van alles bleef niet meer over dan een financi eel voordeeltje voor Floris V. Het heeft nog langen tijd geduurd, voor dat, maar nu bij stukjes en beetjes, de wildernis - een deel ervan heeft den naam van Wilde Venen behouden - hier in het Noorden verdween.’ Tot zover Dr. LH. Gosses. midden der dertiende eeuw, trachtte men daarin te voorzien. Waddinxveen werd tóen gedeeltelijk onder Rijn land, gedeeltelijk onder Schieland ge- bragt.’ Hier breken we het betoog van het geachte hoofd der school af, om te kijken hoe het verder met de door werking van zijn opvattingen gegaan is. Goede leerlingen. Meester Regt bemeesterde de enige school van het dorp, die gemiddeld zo’n 200 leerlingen telde. Ongetwij feld hebben de kinderen met aan dacht zijn geschiedenislessen gevolgd. En aan het nageslacht doorverteld. Want wat lezen we ruim honderd jaar later in ‘Waddinxveen van A tot Z’? Waddinxveen, zeven eeuwen historie. ‘Momenteel staan Woerden (600 jaar) en Gouda (700 jaar) als oude beken de Zuid-Hollandse steden in het mid delpunt der belangstelling. De om de ze steden gelegen dorpen zijn, hoewel ze in veel mindere mate kunnen bo gen op historische gebouwen, niet minder oud. Zo is het ook met Wad dinxveen. Reeds vroeg hebben zich hier bewoners -opgehouden. Het is niet ongegrond om te stellen dat de omtrek hier onder de oudste be- Reconstructie van een terp. Ren beeld als dit stond Meester J. W. Regt voor ogen, toen hij giste naar de woonde plaatsen van ons land be- oorsprong van het dorp Waddinxveen. (Illustratie ontleend aan: Disper eert niet dl I, door A. WADDINXVEEN - ‘Maar verderop naar het Noorden langs de Gouwe lag het veen in het begin van' de l'3e eeuw nog woest. Aan een consor tium, wanneer men dien naam ge bruiken mag, verkocht de graaf in 1233 te Waddingsveen het land, ten N. van de Piclede, het grenswatertje van Moordrecht. 1) De koopers betaalden een som in eens en voortaan jaarlijks 12 pond aan bede. De grond werd van de Gouwe af in het veen opgemeten, zes ‘voorlingen’ diep. 2) Uit alles blijkt, dat de bebouwing nog beginnen moest. Was eenmaal de tien de, welke de graaf zich voorbehield, tot 80 schepels gestegen, dan zou de bede dalen tot 10 pond. 3) Nieuw, aangekomen bewoners zouden, ook al waren zij het vroeger niet geweest, Duidelijk kunnen wij hier dus de ko- toch bedeplichtig worden. De exploitatie is gelukt, in 1260 kochten de ondernemers van 1233 - behalve een, die gestorven en door een ander vervangen was - er zeven hoeven bij op gelijke conditiën: tien de zou worden opgebracht, zooals Groenswaard, Poelien en Snijdelwijk dat gesc'hiedde van den grond in Wad dingsveen, ‘die nu bebouwd was’. 4) De hoofdpersoon onder de vroegere koopers, Nicolaus de Gnepwich, staat nu weer vooraan als Nicolaus Scultetus. Ondertusschen was ook het veen Noordelijker langs de Gouwe aange tast. Een zekere Wilhelmus Scultetus met een aantal andere personen kochten in 1244 het veen van Poe lien, 11 1/2 hoeve langs de Gouwe, elk 30 roeden breed en 12 ‘voorlin gen’ diep in het veen op strekkende. 5) De voorwaarden waren ongeveer dezelfd,e als die, welke in 1233 voor Waddingsveen gesteld waren. Een jaarlijksch bedebedrag werd bepaald; de toekomstige bezitters zouden tienden geven ‘sicut illi de Waddinx- vena.’ Dat de voornaamste koopers,Nico- laas en Willem, schouten werden in de nieuwe ambachten, is niet verwon derlijk: in de bekende locatorencon- tracten, waarvan men zich bediende in Noord-Duitschland bij de uitgifte van onbewoond Slavenland aan Ne derlandsche en Duitsche kolonisten, was dit een gewone conditie. Daar naast had men hier bij de veenkolo nisatie nog een anderen contracts- vorm, meer bestemd voor nette lie den. De graaf verkocht - of gaf, dit is gewoonlijk niet te onderscheiden - een stuk veen met ambacht en tien de in leen. De leenman verkocht dan het land en behield dé ambacht en tiende. Zoo hadden tusschen Wad dingsveen en Poelien, tusschen de Gouwe en den gemeenen weg Jacob Diederiksz. van Zevenhuizen en Hen drik van Velzen 6) een stuk veen van acht hoeven ontvangen. De leenbe zitters hebben hun land blijkbaar niet van de hand kunnen doen;.tenminste omstr. 128Ö komt als hun beider op volger voor Hubrecht van der Werve, leenman van ‘achte hoeven, breit ses vorelanc tusschen Waddinghevene ende die Goude’. 7) Ambacht en tiende waren nog nominaal en wer den niet'als deelen van het leen opge noemd. Maar deze Hubert of zijn zoon Jan 8) heeft het veen verkocht, de laatste is in 1346 leenbezitter van ‘een ambacht tot Waddinxvene med enen tiendeken.’ 9) Het is het zgn. Hubertsgerecht. Gelukkiger was in zijn grondspecula- tie Simon van Teilingen. 7 Sept. 1269 ontving hij van Floris V het restant van de reep, die ten Z. van Poelien lag, 6 ‘voorling’ diep ten W. WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN - WOENSDAG 6 OKTOBER 1982 Landon tginning. ‘Het land langs de Hollandse IJssel was zeqr vroeg bevolkt. De heren van Haastrecht b.v. oefenden reeds om streeks het jaar 1100 hun gezag uit over hun gebied aan weerszijden van dan vastgelegd het resultaat van ;s de IJssel. De koloniserende boeren zetten zich bij voorkeur neer langs de rivier, omdat zij daar kleigronden aantroffen, geschikt voor koren- bouw: Iedere kolonist verbouwde Ontginning. Onze voorouders leefden van den jagt en visscherij Eerst na het omhelzen van de Christelijke godsdienst begon nen zij zich op andere hoofdmidde len van bestaan toe te leggen, vooral was het de landbouw, die door voor gang en onderrigting van klooster lingen beoefend werd en aanleiding gaf tot de ontginning van den grond, het uitroeijen der bosschen, het gra ven van vaarten en het aanleggen van dijken. Doch hoemeer men zich daar mede ging onledig houden, hoemeer men behoefte gevoelde aan eene re geling der waterontlasting. Door het oprigten van waterschappen, in het dus een hoeve 18000 roeden. In 1244 worden in Noordwaddingsveen hoeven uitgemeten van 30 roeden breed en 12 ‘voorlingen’ lang. (V.d. Bergh, I, 406). Een voorling is daar dus 600/12 roede is 50 roede. Even wel de lengte schijnt niet constant ge weest te zijn. In 1156 verneemt men van een ‘vorlanc mensuratus brevi virga XI pedum (V.d. Bergh, I, 135). En de hoeve is evenmin altijd in een bepaald product van ‘voorlingen’ en roeden. In 1260 worden in Z. Wad dingsveen hoeven uitgemeten van 3 ‘voorlingen’ bij 60 roeden (V.d. Bergh, II, 67). Men zou dus moe ten aannemen half zoo groot als die in 1244 werden afgepaald. 3) De bede van Waddingsveen is in 1334 dan ook 10 pond; Grafelijk- heidsrek., I, blz. 163. 4) V.d. Bergh, II, 67. 5) V.d. Bergh, I, 406: ‘quendam morum, que vulgariter vena nunou- patur in loco, qui dicitur Polien.’ Nog in 1368 wordt gesproken van ‘die van Polyenmit lande, dat nu ter tijt hoir is, upghaende wter onder Goude, twaelf voirlinghe lane’ (Van Mieris, III, blz. 179). 6) In 1233 ligt ten Noorden van het toen verkochte land te Waddingsveen de ‘terra Jackelini.’ Deze Jackelinus is zeker dezelfde als ‘Jacobus filius Th. de Zevenhusen’, die in 1269 met ‘Heinricus de Velsen’ ambachtsbezit- ter was ‘inter Waddinxvene et Polien’ en ten O. van de ‘communis via’ (V.d. Bergh, II, 191). 7) Reg. v. grave Florens blz. 206, no 121 (Verkeerd geïnterpungeerd en met ‘Achte hoeven’ als eigennaam gedrukt). 8) Die in 1327 met de leenen van Hu brecht v.d. Werve verlijd wordt: Reg. Hann. blz. 164. 9) Reg. v. grave Flor., blz. 241. 10) De Fremery, Suppl., 156 Het was 7 1/2 hoeve groot. 11) V.d. Bergh, II, 191. 12J~Reg. v. grave Florens, blz. 218, no 175. 13) Aan Poelien grenzen dan ‘vena domini Wilhelmi de Brederoda (Ran- denburg over de Gouwe) et domini Walimani.’ Dit laatste is een druk- of schrijffout voor Walewini.’ 14) De Fremery, 226. Heer Dirk van Sassenem was een zoon van hr. Wale- win v. Alkemade: vlg. V.d. Bergh., II, 282, met II, 77. 15) Reg. v. grave Florens, blz. 216, no 165: ‘haer Didderic van Zasse- nemden tiende meerre ende min re van Snodelwiic.’ 16) Aid., blz. 268, no. 318. 17) Dat wil zeggen, wat dit ambacht aangaat alleen aan de Noordzijde. In het Z. werd de grens gevormd door de kronkelende Piclede. Heel Zuid-Waddingsveen werd niet inge nomen door het land, dat in 1233 en 1260 verkocht was, doch dat doet er hier niet toe: wij gingen de Gouwe langs. 18) V.d. Bergh, I, 276. Betaald in of na 1233: aid., 350., ‘Frilant, der ab dissen gerechte’ heet het in 1284: De Fremery, Suppl., 226. Alleenbezit ster van den grond was de abdij daar dadelijk niet geworden; in 1242 kocht ze nog een hoeve van Egmond: V.d. Bergh, I, 390. 19) Behoudens 10 pond door den graaf uit de bede van Waddingsveen alreeds verleend. Voorts waren er enkele bede- en bottingopbrengsten elders onder begrepen. 20) V.d. Bergh, II, 416. 21) Vgl. R. Fruin, De jongere tak der Teilingens, blz. 156 vlg., en S. Muller Hzn., Reg. v. grave Florens, Inl., blz. 107 vlgg. ■c. fff. f

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1982 | | pagina 43