De vorming van het
graafschap Holland
1
Een fragmènt uit gegevens dr. I. H. Gosses
Naamsoorsprong
van Waddinxveen
”In 1233 verkocht graaf Lodewijk de Vrome zijn recht op belastingheffing in zijn nieuwe bezitting aan Nicolaas van Gnepwich”
S)
I
BI
5
v; Hl
door C. NEVEN
C. Neven
Kolonisten bouwen een buis
Graaf Floris IV, die in 1233 zes voorlingen land in Waddinxveen verkocht aan Nikolaas van
l
L
Wordt vervolgd elders in dit
Weekblad
WADDINXVEEN - ,,Wat de Stichting aangaat;
met alle regt mogen wy deze Grond een zeer hoogen
ouderdom toeschryven, daar wy uit de Ligging zien,
dat dezelve aan de zogenaamde Katjes Polder van
Zevenhuizen is paaiende; wy weeten zo by ontdek
kingen van Penningen, als andere Oudheeden der
Romeinen in dezelve Polder gevonden, dat de Ro
meinen daarvan de Stigters zyn, en wel dezelve Vol
ken welken de beide Katwyken, Noordwyken, Zuid-
wyk by Wassenaar en Katwyk bij Pynacker gestigt
hebben, het is zelfs zeer waarschynelyk, dat dit Volk
meede van deeze geheele Grond bezit heeft gehad;
wy wyzen desaangaande onze Leezers na het voor
gaande 7e Deel van dit ons werk, als meede na de
Rymkronyk van Klaas Colyn, by welke onze stelling
van de Stigting van dit Ambacht zal werden bewaar
heid gevonden; dan wy stellen meede vast, dat deeze
Romeinsche Volken, alhier in den beginne juist niet
veele Huizen en Gebouwen zullen hebben gehad,
neen, maar wel dat alhier een Boschadie zal zyn ge
weest, welke met de Boomstorting zal zyn wegge
raakt, en daarvan dragen de Veengronden genoeg
bewys. Wy meenen dan zeker, dat de Romeinen,
Catti’s genaamt, als eerste betreeders van deezen
Bodem moeten aangemerkt worden.”
Zegel van Graaf Floris IV, die in 1233 zes voorlingen land in Waddinxveen verkocht aan Nikolaas van
Gnephoek met de zijnen.
Het randschrift luidt: S. FLORENC (II COMITI) S HOLLANDIE
(Illustratie ontleend aan: De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299 dl II, door
J.G. Kruisheer ’s-Gravenhage-Haarlem 197Ij
en H. Algra - Uitgave Wever - Franeker 1973)
menig kind uitgereikt. Hoofdstuk I is
getiteld:
Kolonisten bouwen een huis
(Illustratie ontleend aan: Van Hunebed tot Hanzestad, door J. de Rek - Uitgave Bosch Keuning
Baarn z.j.j
A
f
Waddinxveen reeds vermeld in oorkonde uit 1233
Terp, torp, dorp.
Gouwe.
Eerste bewoners.
Noten:
lij
Meester P. van Balen.
De derde auteur, die wij hier over het
ontstaan van Waddinxveen aan het
Volgens het voorwoord van) burge
meester P.A. Troost is ‘in dit boekske
heeren van Balens onderzoek. Het is
de moeite meer dan waard en ver
dient aller belangstelling’. Bij het ver
laten van de school is het boekje aan
1) V.d. Bergh, 1, 344.
2) Een hoeve is in Schielarid later 30
morgen (Inform., blz, 371, 482, 483,
487, 490), een morgen 600 roeden,
Dergelijke terp of torp heeft men
hier opgerigt, ter plaatse waar de we
gen van Leiden en Rotterdam naar
Gouda zich vereenigden, en dat wel
in een tijd, toen de Gouw nog niet
gegraven was, anders had men toch
wel, om meer dan éénë reden, de
nabijheid van dit water uitgekozen.
Met deze woorden verhaalde “De Ne-
derlandsche Stad en Dorp-beschrij-
ver” in 1801 de oorsprong van ons
dorp. In dit artikel willen wij nagaan
wat anderen na hem over dit onder
werp geschreven hebben. Tegelijker
tijd moeten we de vraag onder ogen
zien, in hoeverre het hier geschilder
de beeld recht doet aan de werkelijk
heid. Als eerste geven we het woord
aan:
Reeds zeer vroeg hebben zich hier
menschen opgehouden. Ja, het ver
moeden is misschien niet ongegrond,
dat de omtrek alhier, te dienopzigte
onder de oudste onzes lands behoort.
Heeft men toch te Alphen, Hazers-
woude, Zevenhuizen en Moordrecht
in vroeger jaren Romeinsche pennin
gen uit den grond gedolven en daar
uit met reden het gevolg getrokken,
dat deze werelddwingers daar hunne
legerbenden gevoerd hebben, om de
vrijheidlievende Batavieren, die het
vreemde juk in de donkerste bos-
schen trachtten te ontvluchten, op
den voet te volgen; wij mogen dan
ook aannemen, dat het voorgeslacht
zich in onze woonplaats heeft opge
houden, en er met de genoemde vol
ken in aanraking zal geweest zijn. En
kele Schrijvers meenen dat de Kani-
nefaten hier gewoond hebben.
Meester J.W. Regt
Jacobus Wilhelmus Regt werd op 31
januari 1818 geboren te Amsterdam.
Van 1849 tot zijn dood in september
1873 was hij “Hoofd-onderwijzer der
openbare school van Waddinxveen.”
woord willen laten, is P. van Balen.
‘Oud hoofd eener school te Bergam
bacht en Secretaris van den oudheid
kundigen kring Gouda’. In 1940 ver
scheen van zijn hand het boekje: ‘Uit
de Geschiedenis van Waddinxveen’.
Hij genoot bekendheid als schrijver
van vele schoolboeken, aardrijkskun
dige en geschiedkundige werken. Zijn
gedachten over het ontstaan van
Waddinxveen heeft hij in 1856 be
schreven in de Vaderlandse Letter
oefeningen, onder de titel:
De aloude gesteldheid, en de veran
deringen van den bodem.
‘Hoe was ’t met den bodem gesteld in
de grijze oudheid? Een eeuwenheu
gend woud overdekte toen de vlakte
waarop wij nu spaarzaam eenige
boomgewas zien verrijzen. Dit woud
waarvan het latere Gouwschebosch
een overblijfsel was, liep over
Zevenhuizen naar Nieuwerkerk, en
stond in dadelijk verband met een an
der, hetwelk zich over het tegen
woordige Hazerswoude (Aduartwou-
de) en Soeterwoude uitstrekte en in
de namen dier plaatsen nog heden in
aandenken wordt gehouden. Ook den
naam van Boskoop (hoewel met meer
waarschijnlijkheid van het voormali
ge Huis ter Busche afkomstig), willen
hoort. In vroeger jaren zijn in deze
omgeving o.a. te Moordrecht, Ze
venhuizen, Hazerswoude en Alphen,
Romeinse penningen uit de grond
gedolven. Er zijn schrijvers die me
nen, dat de Romeinen, Catti?s ge
naamd, zich hier hebben opgehouden
en met de volkstam der Batavieren
(Kaninefaten) in aanraking zijn ge
weest. Toen was hier een uitgestrekt
woud. Dit woud, waarvan het latere
Gouwse bos een overblijfsel was, liep
over Zevenhuizen naar Nieuwerkerk
en liep over in een ander, dat zich
tegenover het tegenwoordige Ha
zerswoude en Zoeterwoude uit
strekte. Deze wouden zijn bij de
‘boomstorting’, een vreselijke storm
in het jaar 800, geveld en verdwenen.
Deze omgestorte bomen, verwelkte
planten en vergane bladeren werkten
samen om in deze woudgebieden een
veengrond te vormen. In onze om
trek onderscheidde men. drie soorten
venen: de hoge venen, de wilde venen
en de waddingsvenen. De laatste la
gen minder hoog dan de eerste en
grensden onmiddelijk aan de moeras
sen. Daar vandaan kregen zij, omdat
ze aan de ‘wadding’, dat is door
waadbare of modderachtige gronden
gelegen waren, de naam van Wad-
dingsveen.
De naam.
sommigen aan dit bosch of woud
ontleenen. Langentijd schijnt dit
bosch een geliefkoosde jagtgrond te
zijn geweest, hetgeen wij opmaken
uit den naam der voormalige Heer
lijkheid St. Hubertsgeregt, dus ge-
heeten naar den Heiligen Hubertus,
den patroon der jagers. De afgevallen
bladeren, de verwelkte planten, de
omgestorte boomen, vooral die wel
ke bij den vreeselijken storm van 800
werden neergeveld, en nog andere
oorzaken werkten zamen om in deze
boschstreek eenen veengrond te be
reiden, welke later naar zijne eigen
aardige gesteldheid of betrekkelijke
ligging, onderscheidene benamingen
verkreeg. Men onderscheidde in on
zen omtrek drieërlei soort van vee
nen, namelijk: de hooge veenen, de
wilde veenen, en de waddingsveenen.
De laatste lagen minder hoog dan de
eerste, en grensden onmiddelijk aan
de moerassen en broekachtige gron
den, welke zich in de rigting van
Moerdrecht, Moerkapelle en Broek
bevonden; hetgeen de reden is, dat
zij, als aan deze wadding, dat is door
waadbare of modderachtige gronden
gelegen, den naam van Waddingsveen
bekwamen. Aan de Zuid-westzij de
zer boschstreek had men eene bent
of wildernis, waar sedert Benthuizen,
Betithom en de Bentpolder onder
Hazerswoude zijn verrezen, en de
gronden niets anders dan zure en on
smakelijke gewassen opleverden, on
geschikt om tot voeder voor het vee
te dienen. Zelfs te Zegwaert groeide
nog niets dan zekke of biezen, zooals
de naam te kennen geeft, ofschoon
niet ver van daar, onder Soetermeer
en Soeterwoude, geschikte voederge
wassen werden aangetroffen. Het wa
pen van Soeterwoude prijkte daarom
van oude tijden af gelijk nog heden,
met drie klaverbladen.
Voor dat ons land met dijken was
omgeven, plagten de oudste bewo
ners dezer gewesten, die zich als fa-
miliën of stammen tot gemeenten
vereenigden, zekere heuvels of hoog
ten op te werpen, ten einde zich
daarop gezamenlijk met der woon te
vestigen en tegen watergevaren in vei
ligheid te stellen. Zulke heuvels,
door hen terpen of torpen geheeten,
hebben den oorsprong gegeven aan
ons woord dorp, gelijk daaruit mede
onze gemeenten zijn voortgesproten.
zelf de granen, die hij nodig had voor
zijn gezin en zijn vee. Omstreeks het
midden der twaalfde eeuw waren de
beste plaatsen langs de IJssel ingeno
men en de zoons verspreidden zich in
het binnenland. In 1178 bestond er
reeds enige tijd een landbouw-kolo-
nie bij de Gouwe, waarschijnlijk op
de kleigronden in de kronkels van dit
van den gemeenen weg. 10) Den 3en
Nov. daaraanvolgende was hij zijn
veen al kwijt. 11) Hij bleef sléchts
bezitter van ‘gherechte ende tiende’
van 7 1/2 hoeve ‘tusschen Waddins-
vene ende Pulgien, 12) het later zgn.
Groenswaard.
Ten Noorden van Poelien heeft in
1244 een derde edelman een veen-
strook aan de Gouwe, nl. heer Wale-
win van Alkemade. 13) In 1284 is
het land odk hier verkocht ter plaat
se ligt dan ‘Snidelwijck, Heren Dirx
ambocht van Sassenem’. 14) Heer
Dirk heeft daar ook de tiende 15);
evenals zijn zoon ‘Walwin haren
Didderics sone’ na hem, hied hij dus
‘Didderics sone’ na hem, hied hij dus
‘dat ambochte van Snedelwike ende
den Thiinde’. 16)
HHM
WADDINXVEEN Van Wad
dinxveen, hetwelk meestal be
kent is onder den naam van
Wensveen, meenen wy dat af
daalt van de gelegenheid der
gronden, Wadden; dit woord
zegd in onze Landtaal losse
Moerassige Gronden, door wel
ke men heene kan waden. Wat
het woord veenen beduid, heb
ben wy in dit Werk reeds ge
toond; nu is Veen en Wadden
te zamen gevoegt, en uit beide
deeze woorden, het woord
Waddinxveen afgelegd, zo dat
den Naams-Oorsprong alzo dui-
delyk genoeg bekend is, betee-
kende dus, dat hier voorheen
de gronden die Veenen waren,
niet anders dan door Moerassen
begaan of doorgewaad konden
worden.
Vit: De Nederlandsche Stad en
Dorp-beschryver 1801.
Niemand weet echter te zeggen wan
neer dit water is aangelegd en de gis
singen daaromtrent loopen ver uit
een. De waarschijnlijkste komt ons
voor, dat de Gouwe die tot verbin
ding van den Rijn met den IJssel is
daargesteld, haar aan wezen ontving
in het Frankische tijdvak, en op
grond van de penningen die men in
de nabijheid van Gouda bij dit water
gevonden heeft, mag men aannemen,
dat zij onder de regering van Lode-
wijk den Vrome, zoon van Karei den
Groote, in den aanvang der negende
eeuw, geleid werd.
Volgens mij is de naam van ons dorp
daaruit ontstaan. De meningen ver
schillen daarover. Er is ook veronder
steld dat hier een zekere Wadde heeft
^gewoond. Zijn zoons zouden ‘de
Waddings’ genoemd zijn en dan zou
het geworden zijn ‘de Waddings uit
het veen’. Ik geloof échter niet
schreef de heer W. Verboom anno
1972,. dat de naam van ons dorp af
komstig is van een persoonsnaam.
Waddinxveen werd reeds vermeld in
oude oorkonden van 1233 en 1280.
In 1356 vergunde Hertog. Willem van
Beijeren, Graaf van Holland en Hene
gouwen de ambachten van Alphen,.
Hazerswoude, Boskoop en Waddinx
veen een wetering te graven langs de
Gouwe, teneinde hun landerijen te
doen uitwateren op de IJssel. Deze
wetering werd de Alpherwetering ge
noemd en bestaat nu nog onder de
zelfde naam, hoewel zij wel veel van
haar belangrijkheid verloren heeft.
Merkwaardig is dat de eerste en de
oudste dorpskern geheel terzijde van
de Gouwe lag. Stellig was het de
plaats waar vroeger de wegen van Lei
den en Rotterdam naar Gouda zich
verenigden. Dit zal geweest zijn in
een tijd toen de Gouwe (ook wel de
Kromme Gouwe genaamd) nog niet
gegraven was. Wanneer de Gouwe,
als verbinding tussqn de Rijn en de
IJssel, is aangelegd, weet niemand
juist te zeggen. Op grond van de pen
ningen, die men in de nabijheid van
Gouda bij dit water heeft gevonden,
mag men aannemen, dat dit onder de
regering van Lodewijk de Vrome,
zoon van Karei de Grote, in het begin
van de negende eeuw is gebeurd’. Tot
zover de heer W. Verboom in zijn ar
tikel.
lonisatie volgen langs de Gouwe.
Trouwens nog op een kaart uit de
17e eeuw herkent men in de met
rechte lijnen begrensde ambachten
van Waddingsveen 17) - dan Zuid-
Waddingsveen -, Hubertsgerecht,
- c_hj.i_.l-i.
door een landmeter afgebakende
stukken lands, niet door natuurlijken
groei gevormde dorpsgebieden.
Snijdelwijk paalde ten Noorden aan
het gerecht van de abdis van Rijns-
burg, Boskoop. Hier was de ontgin
ning al veel ouder. Reeds in 1222 had
graaf Willem I de abdij in staat ge
steld zijn goederen aldaar te lossen
uit de handen van Gijbrecht van Am
stel en de zoons van Egbert van Am
stel. 18) Aan Boskoop grensde Alfen.
Wij hebben onze vaart aanmerkelijk
verminderd, toen wij op onze rond
gang aan de Gouwe kwamen. En met
reden, want wij krfamen aan een
open plek in het cultuurland; de ring
is hier pas in den loop van de 13e
eeuw gesloten.
Daarmee evenwel was de cultièurar-
beid, zelfs de voorlopige nog vol
strekt niet ten einde. In het Noorden
tegen de Rijnarmbachten lag nog heel
wat open. In 1281 leek het evenwel
spoedig afgeloopen te zullen zijn.
Een groot kapitalist vatte toen de
zaak aan, nl. heer Diedrik van Teilin-
gen. 20 Maart 1281 kocht hij van
graaf Floris V als leengoed voor de
toenmaals reusachtige som van 1333
pond de ambachten van Waddings
veen en Poelien met alle opbrengsten
19), voorts ‘alle onse - d.i. des graven
- vene in langh.en ende in breden, also
als hi leghet van desen voorseyden
ambochten tyeghen.den termine van
Haeswaerdwoude, Benthusen, Seg-
waerde, Soetermere, Willaemsvene
(Wilsveen onder Stompwijk) ende
dier ander ambochte, die daeran legg-
henende die ambochten, renten
ende ghevalle, die ghescien moghen
op den vomoemden vene, die onghe-
bouwet es’. 20) Een geweldige claim
dus. De ondernemingsgeest echter,
die hieruit spreekt, is niet beloond:
7 November 1282 stierf heer Diede-
rik, vermoedelijk 1 Januari d.a.v. zijn
zoon Willem 21); de leenen vielen
aan de grafelijkheid terug. Van alles
bleef niet meer over dan een financi
eel voordeeltje voor Floris V. Het
heeft nog langen tijd geduurd, voor
dat, maar nu bij stukjes en beetjes,
de wildernis - een deel ervan heeft
den naam van Wilde Venen behouden
- hier in het Noorden verdween.’
Tot zover Dr. LH. Gosses.
midden der dertiende eeuw, trachtte
men daarin te voorzien. Waddinxveen
werd tóen gedeeltelijk onder Rijn
land, gedeeltelijk onder Schieland ge-
bragt.’
Hier breken we het betoog van het
geachte hoofd der school af, om te
kijken hoe het verder met de door
werking van zijn opvattingen gegaan
is.
Goede leerlingen.
Meester Regt bemeesterde de enige
school van het dorp, die gemiddeld
zo’n 200 leerlingen telde. Ongetwij
feld hebben de kinderen met aan
dacht zijn geschiedenislessen gevolgd.
En aan het nageslacht doorverteld.
Want wat lezen we ruim honderd jaar
later in ‘Waddinxveen van A tot Z’?
Waddinxveen, zeven eeuwen historie.
‘Momenteel staan Woerden (600 jaar)
en Gouda (700 jaar) als oude beken
de Zuid-Hollandse steden in het mid
delpunt der belangstelling. De om de
ze steden gelegen dorpen zijn, hoewel
ze in veel mindere mate kunnen bo
gen op historische gebouwen, niet
minder oud. Zo is het ook met Wad
dinxveen. Reeds vroeg hebben zich
hier bewoners -opgehouden. Het is
niet ongegrond om te stellen dat de
omtrek hier onder de oudste be- Reconstructie van een terp. Ren beeld als dit stond Meester J. W. Regt voor ogen, toen hij giste naar de
woonde plaatsen van ons land be- oorsprong van het dorp Waddinxveen.
(Illustratie ontleend aan: Disper eert niet dl I, door A.
WADDINXVEEN - ‘Maar verderop
naar het Noorden langs de Gouwe lag
het veen in het begin van' de l'3e
eeuw nog woest. Aan een consor
tium, wanneer men dien naam ge
bruiken mag, verkocht de graaf in
1233 te Waddingsveen het land, ten
N. van de Piclede, het grenswatertje
van Moordrecht. 1)
De koopers betaalden een som in
eens en voortaan jaarlijks 12 pond
aan bede. De grond werd van de
Gouwe af in het veen opgemeten, zes
‘voorlingen’ diep. 2)
Uit alles blijkt, dat de bebouwing nog
beginnen moest. Was eenmaal de tien
de, welke de graaf zich voorbehield,
tot 80 schepels gestegen, dan zou de
bede dalen tot 10 pond. 3) Nieuw,
aangekomen bewoners zouden, ook
al waren zij het vroeger niet geweest, Duidelijk kunnen wij hier dus de ko-
toch bedeplichtig worden.
De exploitatie is gelukt, in 1260
kochten de ondernemers van 1233 -
behalve een, die gestorven en door
een ander vervangen was - er zeven
hoeven bij op gelijke conditiën: tien
de zou worden opgebracht, zooals Groenswaard, Poelien en Snijdelwijk
dat gesc'hiedde van den grond in Wad
dingsveen, ‘die nu bebouwd was’. 4)
De hoofdpersoon onder de vroegere
koopers, Nicolaus de Gnepwich,
staat nu weer vooraan als Nicolaus
Scultetus.
Ondertusschen was ook het veen
Noordelijker langs de Gouwe aange
tast. Een zekere Wilhelmus Scultetus
met een aantal andere personen
kochten in 1244 het veen van Poe
lien, 11 1/2 hoeve langs de Gouwe,
elk 30 roeden breed en 12 ‘voorlin
gen’ diep in het veen op strekkende.
5) De voorwaarden waren ongeveer
dezelfd,e als die, welke in 1233 voor
Waddingsveen gesteld waren. Een
jaarlijksch bedebedrag werd bepaald;
de toekomstige bezitters zouden
tienden geven ‘sicut illi de Waddinx-
vena.’
Dat de voornaamste koopers,Nico-
laas en Willem, schouten werden in
de nieuwe ambachten, is niet verwon
derlijk: in de bekende locatorencon-
tracten, waarvan men zich bediende
in Noord-Duitschland bij de uitgifte
van onbewoond Slavenland aan Ne
derlandsche en Duitsche kolonisten,
was dit een gewone conditie. Daar
naast had men hier bij de veenkolo
nisatie nog een anderen contracts-
vorm, meer bestemd voor nette lie
den. De graaf verkocht - of gaf, dit
is gewoonlijk niet te onderscheiden -
een stuk veen met ambacht en tien
de in leen. De leenman verkocht dan
het land en behield dé ambacht en
tiende. Zoo hadden tusschen Wad
dingsveen en Poelien, tusschen de
Gouwe en den gemeenen weg Jacob
Diederiksz. van Zevenhuizen en Hen
drik van Velzen 6) een stuk veen van
acht hoeven ontvangen. De leenbe
zitters hebben hun land blijkbaar niet
van de hand kunnen doen;.tenminste
omstr. 128Ö komt als hun beider op
volger voor Hubrecht van der Werve,
leenman van ‘achte hoeven, breit ses
vorelanc tusschen Waddinghevene
ende die Goude’. 7) Ambacht en
tiende waren nog nominaal en wer
den niet'als deelen van het leen opge
noemd. Maar deze Hubert of zijn
zoon Jan 8) heeft het veen verkocht,
de laatste is in 1346 leenbezitter van
‘een ambacht tot Waddinxvene med
enen tiendeken.’ 9) Het is het zgn.
Hubertsgerecht.
Gelukkiger was in zijn grondspecula-
tie Simon van Teilingen. 7 Sept.
1269 ontving hij van Floris V het
restant van de reep, die ten Z. van
Poelien lag, 6 ‘voorling’ diep ten W.
WEEKBLAD VOOR WADDINXVEEN - WOENSDAG 6 OKTOBER 1982
Landon tginning.
‘Het land langs de Hollandse IJssel
was zeqr vroeg bevolkt. De heren van
Haastrecht b.v. oefenden reeds om
streeks het jaar 1100 hun gezag uit
over hun gebied aan weerszijden van
dan vastgelegd het resultaat van ;s de IJssel. De koloniserende boeren
zetten zich bij voorkeur neer langs
de rivier, omdat zij daar kleigronden
aantroffen, geschikt voor koren-
bouw: Iedere kolonist verbouwde
Ontginning.
Onze voorouders leefden van den jagt
en visscherij Eerst na het omhelzen
van de Christelijke godsdienst begon
nen zij zich op andere hoofdmidde
len van bestaan toe te leggen, vooral
was het de landbouw, die door voor
gang en onderrigting van klooster
lingen beoefend werd en aanleiding
gaf tot de ontginning van den grond,
het uitroeijen der bosschen, het gra
ven van vaarten en het aanleggen van
dijken. Doch hoemeer men zich daar
mede ging onledig houden, hoemeer
men behoefte gevoelde aan eene re
geling der waterontlasting. Door het
oprigten van waterschappen, in het
dus een hoeve 18000 roeden. In
1244 worden in Noordwaddingsveen
hoeven uitgemeten van 30 roeden
breed en 12 ‘voorlingen’ lang. (V.d.
Bergh, I, 406). Een voorling is daar
dus 600/12 roede is 50 roede. Even
wel de lengte schijnt niet constant ge
weest te zijn. In 1156 verneemt men
van een ‘vorlanc mensuratus brevi
virga XI pedum (V.d. Bergh, I, 135).
En de hoeve is evenmin altijd in een
bepaald product van ‘voorlingen’ en
roeden. In 1260 worden in Z. Wad
dingsveen hoeven uitgemeten van 3
‘voorlingen’ bij 60 roeden (V.d.
Bergh, II, 67). Men zou dus moe
ten aannemen half zoo groot als die
in 1244 werden afgepaald.
3) De bede van Waddingsveen is in
1334 dan ook 10 pond; Grafelijk-
heidsrek., I, blz. 163.
4) V.d. Bergh, II, 67.
5) V.d. Bergh, I, 406: ‘quendam
morum, que vulgariter vena nunou-
patur in loco, qui dicitur Polien.’ Nog
in 1368 wordt gesproken van ‘die
van Polyenmit lande, dat nu ter
tijt hoir is, upghaende wter onder
Goude, twaelf voirlinghe lane’ (Van
Mieris, III, blz. 179).
6) In 1233 ligt ten Noorden van het
toen verkochte land te Waddingsveen
de ‘terra Jackelini.’ Deze Jackelinus
is zeker dezelfde als ‘Jacobus filius
Th. de Zevenhusen’, die in 1269 met
‘Heinricus de Velsen’ ambachtsbezit-
ter was ‘inter Waddinxvene et Polien’
en ten O. van de ‘communis via’
(V.d. Bergh, II, 191).
7) Reg. v. grave Florens blz. 206, no
121 (Verkeerd geïnterpungeerd en
met ‘Achte hoeven’ als eigennaam
gedrukt).
8) Die in 1327 met de leenen van Hu
brecht v.d. Werve verlijd wordt:
Reg. Hann. blz. 164.
9) Reg. v. grave Flor., blz. 241.
10) De Fremery, Suppl., 156 Het was
7 1/2 hoeve groot.
11) V.d. Bergh, II, 191.
12J~Reg. v. grave Florens, blz. 218,
no 175.
13) Aan Poelien grenzen dan ‘vena
domini Wilhelmi de Brederoda (Ran-
denburg over de Gouwe) et domini
Walimani.’ Dit laatste is een druk- of
schrijffout voor Walewini.’
14) De Fremery, 226. Heer Dirk van
Sassenem was een zoon van hr. Wale-
win v. Alkemade: vlg. V.d. Bergh., II,
282, met II, 77.
15) Reg. v. grave Florens, blz. 216,
no 165: ‘haer Didderic van Zasse-
nemden tiende meerre ende min
re van Snodelwiic.’
16) Aid., blz. 268, no. 318.
17) Dat wil zeggen, wat dit ambacht
aangaat alleen aan de Noordzijde.
In het Z. werd de grens gevormd
door de kronkelende Piclede. Heel
Zuid-Waddingsveen werd niet inge
nomen door het land, dat in 1233 en
1260 verkocht was, doch dat doet er
hier niet toe: wij gingen de Gouwe
langs.
18) V.d. Bergh, I, 276. Betaald in of
na 1233: aid., 350., ‘Frilant, der ab
dissen gerechte’ heet het in 1284: De
Fremery, Suppl., 226. Alleenbezit
ster van den grond was de abdij daar
dadelijk niet geworden; in 1242
kocht ze nog een hoeve van Egmond:
V.d. Bergh, I, 390.
19) Behoudens 10 pond door den
graaf uit de bede van Waddingsveen
alreeds verleend. Voorts waren er
enkele bede- en bottingopbrengsten
elders onder begrepen.
20) V.d. Bergh, II, 416.
21) Vgl. R. Fruin, De jongere tak der
Teilingens, blz. 156 vlg., en S. Muller
Hzn., Reg. v. grave Florens, Inl., blz.
107 vlgg.
■c.
fff. f