5?
W’veners in
Roemenië
”Het is tragisch dat de Roemenen gevoel voor waarheid hebben verloren”
Telefoon
Lze/
Meubels
Bos
Volvo
Twijfels
Plan
Gezinshereniging
Asiel
Doodmoe
Vriendin
Jeans
Rotgevoel
Budapest
Vaag
WADDINXVEEN - In mei maak ik mijn eerste reis naar Roemenië. Ik
ben een huisvrouw die af en toe als juf voor de klas staat en behept is met
wat rare trekjes. Het meest op mijn gemak voel ik me wanneer ik ’’onder-
- -
TJm
Woensdag 31 januari 1990
Pagina 9
Zo hielp ik groepje Roemeense
vluchtelingen Hongarije uit
door JANNEKE PIETS-VAN SCHOTHORST
lang:
met vragen rijzen er steeds weer nieu
we, over een eventuele baan, woon
ruimte.
iswaar in een hoek op de grond, maar
meer mag je toch niet verwachten? Een
Van links naar rechts Florean, Eve en "Doe", de hoofdpersonen uit het
verhaal van Janneke Piets-van Schothorst.
De dominee reisde er naar toe met
goederen ter waarde van 95.000,-,
bijeengebracht door drie kerke
lijke gemeenten. Met vier anderen
legde hij in acht dagen 4.700 kilo
meter af. Zijn verhaal is zaterdag
avond 3 februari te beluisteren in
het kerkgebouw van de Christelijk
Afgescheiden Gemeente aan de
Dorpstraat.
Waar die op gebaseerd zijn blijkt
uit haar verhaal op deze pagina.
Een paar weken later gaat thuis de tele
foon. Familie van ”Doc” uit Duitsland.
Ook Roemenen. Vijf jaar geleden ge
vlucht, niet geklaagd, niets gevraagd,
hard gewerkt en een mooi bestaan op-
WADDINXVEEN - Ds. N. van
der Want van de Christelijk Afge
scheiden Gemeente aan de Dorp
straat is er net uit terug, de Wad-
dinxveense onderwijzeres Janneke
Piets-van Schothorst was er al: in
Roemenië, het land dat zo drama
tisch in het nieuws is.
Eerste Kerstdag bellen Eve en Doe me
op om me goede Kerstdagen te wen
sen.
Ook op Nieuwjaarsdag krijg ik een lief
telefoontje van ze.
Niet alle Roemenen zijn gelijk.
Maar het zal toch niet waar zijn wat ik
af en toe van m’n vriend Florian denk:
je was toch geen informant voor het nu
vroegere Ceaucescu-regime?
Overigens nog bedankt voor je jeans.
Hij past m’n man perfect en hij heeft er
net één nodig. Weinig mensen in ons
land zullen kunnen zeggen dat ze ge
kregen kleding van een Roemeen dra
gen!
Soms lijkt het net de omgekeerde we
reld. Trouwens, hoe zou de buurman
het vinden als hij wist dat mijn man nu
zijn afgedankte broek draagt?
Op deze pagina de belevenissen
van Janneke Piets-van Schothorst.
In het afgelopen jaör bezocht ze
Roemenië driemaal. Ze was er ook
vlak voor de machtsovername. Er
ontstond een band met naar Hon
garije gevluchte Roemenen, die
probeerden hun gezin buiten hun
vaderland weer herenigd te krij
gen.
Zo ook met de meubels. Het mooiste
bankstel vind ik niet bij de Roemenen
maar bij een Hongaar die een schitte
rend huis bewoont, compleet met-
vloerverwarming e.d. Dan het volgen
de: er komt een bus vol toeristen op be
zoek, zij brengen van alles mee. Voor
de Roemeense vluchtelingen.
Dan moeten ze natuurlijk ook zien,
hoe slecht die het wel hebben. Eén huis
dient als voorbeeld. En wie schetst
mijn verbazing: het huis wordt leegge
haald en de matrassen in een rij op de
slaapkamervloer neergelegd.
De volgende dag: ’’Kijk eens wat zielig,
ze slapen gewoon op de grond in één
kamer. Hier moeten we in Holland wat
aan gaan doen!”. Natuurlijk ga ik de
dag erop even quasi op bezoek bij Ga
lant bos. Ik krijg koffie, zit op een prima
stoel. Ze hebben het alleen nog een
beetje druk. De slaapkamer wordt wat
opgeknapt. Tja.
Het zijn dus niet alleen de Polen, niet
alleen de Hongaren, niet alleen de
Roemenen die je, laten we het netjes
houden, om de tuin leiden. Trouwens,
hoe zouden wij het in zo’n situatie
doen?
heen brengen, en er al vaker goederen
zouden gebrabht hebben, eerst bij een
benzinestation moeten vragen waar het
kamp precies staat.
In het kamp zelf hoor ik de diverse ver
halen vol tragiek aan. Vooral veel man-
nen zijn er, valt me op. Zij vluchtten in
de hoop op gezinshereniging. Daar
werken ze nu aan.
Ik lijk wel gek! Ik hoor aan de afwas te
zijn, thuis! Dan vind ik, een beetje be
verig, de afgesproken plaats in Oosten
rijk. Het klopt precies. De auto uit, het
bos in en in een donker bos is het écht
donker, merk ik nu.
Na twee uur begin ik de moed enigszins
te laten zakken en dan opeens hoor ik
m’n naam roepen vanachter dc bomen.
”Nu stort ik in”, denk ik dan, maar dat
valt mee. Doe en Eve: ”He did not co
me, en was bang voorde surveillerende
soldaten”. Eve heeft echter helemaal
geen soldaten gezien, zegt ze.
En voor mij heeft ze gélijk. Wat bezielt
zo’n Roemeen? Waarom alles zo be-
driegelijk? Misschien inde hij op deze
manier zijn ’’chantagegeid”, had een
weekje gratis vakantie, gratis z’n
drankjes. Hij is nu in ieder geval weer
terug in Debrecen, volgens de laatste
informatie.
De 49-jarige Waddinxveense zou
zo weer terug willen naar het land
dat ze eerst als toeriste bezocht,
maar waar ze nu dagelijks aan
wordt herinnerd. Als er niet gereisd
wordt is er de telefoon en de post
om de contacten te onderhouden.
Er zou ook veel naar het kamp in Haj-
düszoboszló gaan, zegt men mij. Dat
kamp wil ik natuurlijk ook zien. En
juist die middag doet zich het feit voor,
dat twee totaal uitgeputte, vervuilde
jongens van 16 en 17 jaar aanbellen bij
de kerk.
We zitten net te eten. Ze doen hun ver
haal: ze komen regelrecht uit Roeme
nië onder het geweervuur vandaan
waar ze gesommeerd zijn te stoppen,
maar toch doorrenden. Ze hebben al
een paar dagen niets gegeten en kun
nen toch haast niets door de keel krij
gen. We zoeken wat geschikte kleding
uit en vertellen hen dat we ze naar het
kamp zullen brengen.
Ik mag er officieel niet in, maar een
’’perskaart” is gauw gemaakt. Een lid
maatschapskaart je van de ANWB erbij
doet wonderen. Het meest vreemde
echter vind ik, dat de mensen die me er-
Ik besluit dan ook de volgende keer op
eigen gelegenheid te gaan en koop een
oude Volvo (hij is echt mijn ’’vriend”
geworden). Mijn man en kinderen la
ten me zonder al te veel mopperen
gaan. Ze is nu eenmaal zo
En daar woon ik in een lief, klein huisje
bij de kerk. Er staan daar een paar
huisjes die speciaal voor de komende
en gaande vluchtelingen worden ge
bruikt.
Iedere donderdag wordt bij die kerk
kleding uitgedeeld aan de Roemenen.
De dag ervoor wordt alles gesorteerd.
Natuurlijk wil ik meehelpen en vooral:
meekijken. Het zijn steeds weer de-
zelfde Hongaren, die alles ’’regelen”.
Eerst worden de mooiste mantels,
truien, schoenen enz. apart gelegd. Ik
zie natuurlijk niets.
De volgende morgen vroeg staat een
taxi voor de poort en haalt diverse do
zen op. Natuurlijk vraag ik om uitleg.
Ja, de oude spullen worden opgeruimd.
Met de waarheid had ik nog vrede kun
nen hebben, maar nu ik juist al die
mooie kleding bij de uitdeling mis.
Jammer.
Op weg erheen lozen we uit onze bus al
diverse goederen in Debrecen, een
plaats in het oosten van Hongarije, niet
ver van de Roemeense grens. De goe
deren zijn bestemd voor de vele Roe
meense vluchtelingen die daar wonen.
Ook zal het nodige gaan naar een
vluchtelingenkamp in Hajdüszoboszló, geniijk mijn verhaal,
ongeveer 25 kilometer van Debrecen
vandaan.
Tijdens ons verblijf van drie dagen in
Debrecen rijzen de nodige twijfels.
Sommige dingen kloppen niet. Ineens
zijn er een paar meegebrachte kinder
wagens zoek, en nog enkele andere
waardevolle spullen. Handel zwart
handel? Ik denk aan de vele zoge
naamde Polenmarkten in Hongarije.
In Budapest, Shèkesféhervar, of welke
grotere plaats dan ook. U kunt het zelf
gaan bekijken: Rijen auto’s met op ie
dere motorkap stapels ’’westerse” kle
ding, serviesgoed en wat niet al. Er\
komt die hengel en dat oude fototoestel
u ook niet erg bekend voor?
Die twijfels: één oplossing blijft er over
om achter de waarheid te komen. Ge
woon een poosje tussen deze mensen in
gaan wonen.
Terug in mijn huisje in Debrecen maak
ik het plan om me te richten op een
kleine groep Roemenen en die te hel
pen het land uit te komen. En dat is ei-
Het boven
staande heb ik overigens niet opge
schreven om u ervan af te brengen nog
langer hulp te bieden. Nee, ik heb het
opgeschreven om de diverse instanties
(maar wie ben ik?) ervan te overtuigen
dat hun hulp meer controle en nazorg
behoeft. Ook de distributie van goede
ren, die nu ook in Roemenië weer
moeilijkheden geeft, is één van die be
langrijke punten in de hulpverlening.
Een eerlijke verdeling. Ja, want wat
Ceaucescu wèl heeft bereikt en waarin
hij ook is geslaagd is het volgende, niet
één-twee-drie weg te werken feit: De
Roemenen hebben het gevoel voor
waarheid verloren.
Dat vind ik het meest tragische van al
les. Democratie moet er komen, maar
de meesten weten niet wat het inhoudt.
Ze kunnen er voorlopig niet mee om
gaan, zomin als met de waarheid. Eerst
zal het oude gif eruit moeten.
Ik zie nog dat meisje bij onze bus. Ze
krijgt kauwgom, een pak koffie, wat
kaas. Ze frommelt het onder haar jasje
en verdwijnt in een zijstraatje. Even la
ter staat er weer een kind. We staan
perplex ais plotseling een van ons ziet,
dat het hetzelfde meisje is, maar nu met
andere kleren aan en een mutsje op.
Word je dus niet zo gemaakt? Kun je ze
het eigenlijk wel kwalijk nemen? Ik
weet het niet.
Zo ook die geruchtenmachine: zestig
duizend slachtoffers blijken er onge
veer tienduizend te zijn. Het verwon
dert mij absoluut niet. Overigens zijn
het er altijd te veel. Deze dagen werkt
mijn dochter in een ziekenhuis in Bra
sov als kraamhulp. Hoeveel Roemeen-
tjes zal ze hebben ’’gehaald” en zullen
die het beter doen? Vast wel!.
Maar ik moet met mijn verhaal begin
nen. In het najaar breng ik opnieuw
een bezoek aan de stad Debrecen. Ik
heb daar veel contact met een groepje
Roemeense vluchtelingen. En dat zijn
mensen, die ik ’’uitzoek” om te helpen
Hongarije uit te komen om daar waar
ze naartoe willen een nieuw bestaan op
te gaan bouwen.
Het groepje bestaat uit Avram met zijn
zoon Daniël, Florian en dokter Paul,
die we allemaal ”Doc” noemen.
Avram heeft nog zijn vrouw en vier
dochters in Roemenië. Ook Florian liet
vrouw en zoons achter. Avram heeft
echter het grote voordeel een familielid
in Chicago te hebben, die hem dollars
stuurt.
Hij komt dan ook vrij snel, ha het geld
te hebben gehaald in Budapest, via een
’’dure” vluchtweg, in Oostenrijk te
recht, waar hij nu in een pension
woont, in afwachting van de uitslag van
zijn asylaanvraag in Amerika. Pas
daarna kan hij aan gezinshereniging
gaan werken.
Van ons groepje blijven nu alleen Flo
rian en ”Doc” nóg over. Met hen maak
ik de afspraak dat ik nu eerst naar Ne
derland terugga om de nodige voorbe
reidingen te treffen. Telefonisch kun
nen dan al veel vragen worden beant
woord, en verder kan ik inlichtingen
gaan inwinnen bij het ministerie van
Justitie, Buitenlandse Zaken, de
Vreemdelingenpolitie en over het hoe
en wat, betreft eenziektekostenverze-
kering. Enfin, als je eenmaal begint
Binnen een maand zal ik terugkomen
in Hongarije om met hen naar de Ne
derlandse ambassade te gaan, naar het
UNHCR (United Nations High Com
missioner for Refugees) en naar het
Ministerie van Justitie. We willen dan
officieel politiek asiel aanvragen voor
Nederland. Alle drie instanties zetelen
in Budapest. Op mijn terugreis bezoek
is ze vast alle drie.
De UNHCR is nog niet officieel ge
opend. In de Nederlandse ambassade
staat men mij. vriendelijk te woord,
maar Justitie doet iets moeilijker. Na
veel aandringen en zelfs binnendringen
in het kantoor krijg ik een corpulente
dame toegewezen die me uitlegt dat het
heel gemakkelijk is om aan de nodige
papieren te komen.
Je vraagt het hier gewoon aan, noemt
de reden op waarom je weg wilt, wij ge
ven het door aan de betreffende ambas
sade en het is er ’’door” binnen dertig
dagen. Dit laatste verhaal lijkt mij wat
al te simpel. De moeilijkheid is nou
juist, dat de meeste gevluchte Roeme
nen alleen hun identiteitskaartje bezit
ten, en geen paspoort bezitten.
Maar hoop doet leven en met deze ge
dachte race ik met mijn karretje drie
weken later weer in één ruk door van
Waddinxveen naar Debrecen - 1750 ki
lometer. Volgens mij wordt het een
soort ziekte als je eenmaal in dat vluch
telingenprobleem duikt.
En dan kom je daar bij "jouw” Roeme
nen aan. ’s Avonds laat. Doodmoe.
”Hé, we dachten al dat je niet meer
kwam, je zou toch vorige week al ko
men?”. Zacht tandengeknars mijner
zijds. ’’Misschien”, sta ik dan hardop in
die koude, donkere, besneeuwde straat
te denken, ’’misschien hebben jullie
wat koffie in huis”. Nee dus, geen kof
fie, geen soep, geen brood, niks. Wij
zijn tenslotte Roemeense vluchtelin
gen, nietwaar? De geiser is defect.
Noudan neem ik toch gewoon nóg een
koude douche?! Het tandengeknars
gaat dan over in tandengeklapper.
Na dit stevige aantal kilometers en de
koude douche wordt nu door de heren
gevraagd of ik dan misschien zin heb
om mee te gaan naar een restaurant.
Mijn portemonnee wordt stilzwijgend
meegenodigd. Het restaurant blijkt
een niet goedkope nachtclub te zijn,
die tot half zes openblijft. De tweede
nacht wordt dapper wakker doorge
bracht. ”Och, hebben ze ook eens
wat”, denk ik dan.
De volgende morgen slaap ik uit. Wel-
ontbijt is er niet. Op de klok kijken om
te zien hoe laat het is? Er is geen klok.
Dan maar het nieuws of een muziekje?
Er is niets, ook geen radio.
We maken plannen over wat we precies
in Budapest moeten vertellen. Het
vluchtverhaal wordt opgesteld. Kapot
geslagen armen en benen die scheef
aan elkaar zijn gegroeid. Ik zie dat één
been helemaal bedekt is met uitstulpin
gen van wild vlees. Al dit soort dingen
komen aan de orde in hun verhaal.
”De volgende keer een steunkous mee
brengen”, denk ik nog. Dan komt er
weer zo’n echt Roemeense opmerking:
Florian weet niet, of hij eigenlijk wel
mee kan naar Budapest. Hij heeft net
twee dagen werk op het postkantoor en
is vergeten om een paar dagen vrij te
vragen. Durft het niet te vragen. Of wil
het niet vragen? Je weet het nooit pre
cies.
Maar geen nood. Hollandse auto voor
de deur, Hollandse vrouw mee naar
binnen, stevig verhaal en drie dagen
vrij. Dus op naar Budapest.
gebouwd in Leverkussen. Of ik maar
even meega naar Hongarije. Doe en
Florian willen naar Oostenrijk - ille
gaal. Over twee dagen moet ik in het
Zuidwesten van Hongarije zijn om hen
het land uit te helpen.
Het is dan al erg onrustig in Roemenië,
een kleine twee weken voor de Kerst
dagen. Via de televisie wordt in Honga
rije gemeld, dat Ceaucescu zelfs met
oorlog dreigt. En dan wil je als Roeme
nen liever niet in Debrecen blijven zit
ten wachten, dat snap ik dan nog. Ge
woon gaan. Als het al te gevaarlijk
wordt, zit je zo weer in Oostenrijk, be
sluit ik.
Uiterlijk dinsdagavond moet ik er zijn,
zo is de afspraak. En wel in de plaats
Bükfürdö in een bepaald hotel-restau-
rant, zo luidt het korte, bevestigende
telefoontje van Doe. Er moet een
vluchtplan zijn gemaakt. Althans, de
man uit Leverkusen en ik, denken dat
dat er is. Ik ga op weg en om twee uur
dinsdagmiddag ben ik bij het afgespro
ken punt.
Niets bekends te zien. Ik parkeer mijn
auto zorgvuldig achter het gebouw; de
angst voor de Securitate zit er bij mij
ook al aardig in. In Debrecen loop ik al
tijd aan de buitenkant van het trottoir
(mijn Roemenen aan de binnenkant)
gewapend met schrikalarm, nadat we
te weten zijn gekomen dat er zo’n tien
Securitate-auto’s rondrijden, die af en
toe plotseling stoppen.
Je wordt naar binnen getrokken en
keurig in Roemenië afgeleverd. Doe
zag ik trouwens een scherp mes uit zijn
sok halen om er een plak van mijn mee
gebrachte stuk kaas mee af te snijden.
Terug echter naar het restaurant. De
zon schijnt, ik heb mooie muziek bij
me. Dus: autodeur open, kussentje in
de rug en genieten maar. Maar daar
kom ik toch eigenlijk niet voor en ge
lukkig hoor ik iemand aankomen. Het
is de man uit Leverkusen.
Even later komen ze ons al tege-
moetlopen. Hallo, Janneke, glad to see
you. Ja, dat zal best. Ik heb ze er alleen
wèl op voorbereid, dat deze keer niet
de vrouw-met-het-geld komt. Doe ac
cepteert dat. Florian blijkbaar niet zo.
Hij doet wat vreemd-afstandelijk. Doe
heeft zijn nieuwe vriendin Eve meege
bracht. Zij komt net de Roemeense
grens over, hangend aan een trein.
Haar knieën zien nog blauw van het
stoten. Haar vriendin viel er onderweg
af, zo vertelt ze.
Doe en Eve zijn erg lief voor ons. Zij
schenken ons wat in en Florian gaat
weg om de ’baas' te spreken te krijgen.
Dat is zijn vriend, zegt hijen die regelt
alles. In gedachten begin ik een legpuz-
zeltje in elkaar te leggen. Florian is het
middelste stukje samen met de restau
ranthouder. Hoe kennen ze elkaar?
Florian heeft mij eens een zielig ver
haal verteld over een chanteur, die als
maar meer geld van hem wilde. Is hier
misschien het omngekeerde aan de
hand? In begreep dat verhaal toch al
niet zo erg, want dan ga je toch naar de
politie, zei ik altijd. Bij het woord poli
tie verschiet hij echter altijd van kleur.
”We doen het zelf”, zegt Florian moe
dig. Hij wil ons kwijt, denk ik nu. Hij
wil helemaal niet mee naar Holland. Ik
neem de proef op de som. ”Als we
gaan, doe dan jë tas in mijn auto, dan
neem ik die mee. ”Nee, nee, dat is veel
te gevaarlijk voor je”, zegt hij bezorgd.
Dan vraag ik hem zijn vuile Lcvi-jeans,
die hij van mijn buurman kreeg omdat
hij niet goed meer paste. Dan was ik die
thuis meteen uit. Een teer punt: goeie
jeans geef je niet zo maar af. Florian
echter wel. Hij blijkt er genoeg te heb
ben.
’t Is waar. Ik denk dat we té veel mee
brachten. Toch voel ik, dat hij niet
gaat. Hij geeft onder geen beding zijn
tas af. Doe en Eve wel. Maar wat kan ik
zeggen? Als ik erover begin, helpt hij
ook waarschijnlijk Doe en Eve niet.
Dus houd ik mijn mond. Maar waarom
al deze poespas eromheen?
We eten samen wat in een klein dorpje
vlak bij de grens en Florian tekent uit
gebreid het gebied waar we die morgen
langzaam driemaal langs gereden zijn.
Hij is totaal niet nerveus, terwijl hij dat
op andere keren wel was. Andere ke
ren, die veel minder gevaar oplever
den. Nee, dat hoef je ook niet te zijn,
als je toch niet gaat.
Ik heb een rotgevoel van binnen, an
ders kan ik het niet noemen. Waarom
doet iemand zo huichelachtig? Wat is
hier aan de hand?
Doe zijn huis in Debrecen is al voor tien
maanden vooruit betaald door Avram,
die Doe nog geld schuldig was van de
vlucht uit Roemenië. Wil Florian daar
misschien een slaatje uit slaan en tien
maanden huur vangen van een ander?
Na de hele affaire bel ik Tibor nog eens
vanuit Holland en zeg een politievraag
te hebben: ’’Hoeveel heb je Florian be
taald? Veel?”. ”Ja, viel”. ’’Warum?”
"Ich nichts sagen, ich nichts sagen”.
Als ik naar Hongarije wou komen, zou
hij alles uitleggen. Ik zou het graag
doen als ik zeker wist dat de hele puzzel
daarmee was opgelostEn als Bruin het
wat beter kon trekken.
Is hier weer zo’n ’verknoeide’ Roe
meen bezig met oneerlijke praktijken?
Ik weet het nóg niet.
De uitgetekende vluchtweg is duide
lijk. Dit moet hij vaker hebben gedaan.
Zelfs het Oostenrijkse dorp aan de
overkant is duidelijk geschetst. Geluk
kig, want daar moet ik ze ophalen. Het
is vier uur geworden. Tijd om te gaan.
In een superklein dorpje vinden we een
heel oude kerk met een losse muur er
omheen die eindigt in een kleine poort.
Vandaaruit zie je Oostenrijk al liggen.
We sluipen over een platgereden maïs
veld. Over de witgeworden, stugge bla
deren glijden we naar beneden, lopen
een holle zandweg door, duiken weg
voor een voorbijkomend vrouwtje en
liggen dan achter de grafzerken van het
oude kerkhof. Florian wijst cn legt uit,
zijn tas nog steeds bij zich. We sluipen
terug tot achter de muur. Ik neem af
scheid. Het donkert al en ik moet naar
het zuiden om via de officiële grens
overgang de plaats van de vlucht te vin
den.
Een beeld van de "kledingmarkt" bij de grens met Roemenië, zoals gefo
tografeerd door Janneke Piets-van Schothorst.
Wanneer we dan ook na eet} glibberige
tocht bij de ambassade aankomen, valt
het me zwaar tegen dat we niet met vlag
en wimpel meteen worden binnengela
ten.
Het is goed dat ik ben meegegaan.
”Doc” en Florian willen meteen al te
leurgesteld afhaken. Nee jongens,
doorzetten! Niet meteen die Oostblok-
discipline. Dan wordt er na een stevige
discussie via de intercom een afspraak
gemaakt voor de volgende dag negen
uur.
We zoeken een hotel. Irritatie van mijn
kant als Florian - en dit niet voor de eer
ste keer - de ober een paar pakjes siga
retten laat brengen en een extra Cam
pari voor zich alleen bestelt. De porte
monnee zit toch vlak bij, nietwaar? Ik
kan er niets aan doen, ik houd niet van
die trekjes.
De volgende dag worden we vriende
lijk ontvangen op de ambassade. Doe
doet in het Engels het woord en af en
toe schiet mijn stem ook even uit. Flo
rian spreekt alleen Roemeens en een
mondjevol Hongaars. Met het beetje
Hongaars van mij erbij wordt er af en
toe flink gelachen. Bij de UNHCR
worden we ondanks veel aandringen
niet binnengelaten.
Pas morgen zijn ze officieel geopend.
Morgen! Vaak een soort stopwoord in
die landen. Holnap, morgen wel. Justi
tie heeft zijn verhaal zo veranderd, dat
we na lang wachten in een lange rij al
leen te horen krijgen, dat we de aan
vraag absoluut niet hier kunnen indie
nen maar alleen in de woonplaats. In
Debrecen dus. We bedanken vriende
lijk voor deze waardevolle inlichting.
Terug in het hotel bespreken we het re
sultaat van deze dag. De ambassade wil
een officiële aanvraag voor politiek
asiel naar Nederland sturen. Alle mo-
gelijke papieren, diploma's en opgave
van redenen moeten worden ingediend
en het geheel zal naar Nederland wor
den gestuurd (en is ook inderdaad nu
onderweg).
Ik breng hen toch morgen wel gezellig
terug naar Debrecen voor ik weer naar
Holland terugga? Nee! (330 kilometer
keer 2). En ik betaal vandaag ook niet
het treinkaartje. De hotelkosten blijken
wat moeilijker te liggen. Ach, die Hol
landse is toch such a wonderfull woman
(but she must be mad, denk ik er ach
ter). Op naar huis. De legale weg is be
wandeld.
De restauranthouder, we noemen hem
Tibor, krijg ik niet te spreken. Dat mag
niet, zegt Florian, dan wil hij ons niet
helpen. Zoiets werkt bij mij averecht
en dus spreek ik met hem. In het don
ker, achter mijn auto. Hij blijft in zijn
uitspraken erg vaag en terughoudend.
Florian is woedend als hij het merkt.
Waarom toch? Nu ga ik ’spitten’. Een
enigszins beschonken man vertelt iets
over een nieuw hotel, een vluchtweg,
DDR-vluchtelingen in de zomer en
veel achtergebleven Trabantjes achter
het restaurant. In de puzzel komen
weer een paar stukjes te liggen. Ik vind
Florian altijd al zo ’eigen’ in een restau
rant. Hij blijkt na navraag hier te heb
ben gewerkt net tijdens de gróte Oost-
duitse uittocht. Chanteert Florian mis
schien Tibor? Hij logeert hier zonder
betaling, met één knip van de vingers
.bestelt hij Franse cognac bij zijn ont
bijt.
Een een extra knoflooksausje voor me
neer erbij. Of wij dat misschien ook
lusten ’kommt nicht im Frage’. Wij
’’wonen” met zijn allen boven. Florian
is echter steeds vaker beneden. Aan de
bar, zie ik stiekem, hoewel hij steeds
beweert in bespreking te zijn met Tibor
over het plan. Tot onze verbijstering
blijkt er echter helemaal geen plan te
bestaan. Maar Florian bespreekt elke
dag weer een nieuw.
Wij mogen er niet bij zijn, dat stoort
maar, vindt hij. Totdat de man uit Le
verkusen weer terug moet vanwege zijn
werk. Hij kwam voor niets. Ik word
boos en zeg dat ik uiterlijk vrijdag naar
huis ga. Met Kerst wil ik thuis zijn met
of zonder Roemeen. Vrijdag krijg ik
dan te horen dat het plan niet door
gaat. De man, van wie het zomerhuis
op de grens is, durft het niet aan, hoor
ik nu. Misschien was het handiger ge
weest als hij dat drie dagen eerder had
gezegd. Daarom geloof ik het ook niet
erg.
Maar waarom dan toch Doc het land
uitgeholpen, met wie hij goed kon óp
schieten en die naast hem woonde in
Debrecen?
Doc weetveel, maar zegt ook niet alles.
Tenslotte is ook hij in Roemenië groot
gebracht. Dat blijkt ook weer uit zijn
grote angst wanneer een politie mij in
Oostenrijk aanhoudt voor een normale
controle. Om omstreeks middernacht
komen we aan bij het bekende vluchte
lingenkamp in Traiskirchen, ongeveer
30 km ten zuiden van Wenen, nadat ik
ze eerst even Wcnen-bij-nacht heb la
ten zien.
Bij het kamp aangekomen, mag ik er
jammer genoeg niet in. Jammer ja,
want ik had graag even geslapen. Vóór
het afscheid bellen we even naar huis
dat alles goed gelukt is. We horen nu
ook dat Ceaucescu gevangen genomen
is cn je merkt dan meteen dat lang niet
alle Roemenen dat op dat moment op
prijs stellen. ’’Hadden ze nu niet even
kunnen wachten tot ik asiel heb gekre
gen?”
In tranen nemen we afscheid. Eve wil
liever mee naar Holland maar Doe
wacht het voorlopig hier liever af. Dus
blijft ook Eve. Ik rijd aan één stuk door
naar huis. De muziek zet ik net een
ietsje te hard :”and I believe in you”.
De schrijfster van dit verhaal, de Waddinxveense onderwijzeres Janneke
Piets-van Schothorst, kijkt door de Roemeense vlag zonder communistisch
symbool. Rechts haar dochter, die direct na de machtswisseling tijdelijk in
een Roemeens ziekenhuis ging helpen.
weg” ben. Mensen om me heen zeggen dat ik waarschijnlijk wat ’’zigeu
nerbloed” heb meegekregen. Het zij zo.
We gaan er heen als vakantiegangers
en onder het mom van ’’toerisme” kun
je best als het ’s avonds donker is, het
één en andere uitdelen op de nodige
adressen. Voorzichtigheid bleef echter
steeds geboden.