5? W’veners in Roemenië ”Het is tragisch dat de Roemenen gevoel voor waarheid hebben verloren” Telefoon Lze/ Meubels Bos Volvo Twijfels Plan Gezinshereniging Asiel Doodmoe Vriendin Jeans Rotgevoel Budapest Vaag WADDINXVEEN - In mei maak ik mijn eerste reis naar Roemenië. Ik ben een huisvrouw die af en toe als juf voor de klas staat en behept is met wat rare trekjes. Het meest op mijn gemak voel ik me wanneer ik ’’onder- - - TJm Woensdag 31 januari 1990 Pagina 9 Zo hielp ik groepje Roemeense vluchtelingen Hongarije uit door JANNEKE PIETS-VAN SCHOTHORST lang: met vragen rijzen er steeds weer nieu we, over een eventuele baan, woon ruimte. iswaar in een hoek op de grond, maar meer mag je toch niet verwachten? Een Van links naar rechts Florean, Eve en "Doe", de hoofdpersonen uit het verhaal van Janneke Piets-van Schothorst. De dominee reisde er naar toe met goederen ter waarde van 95.000,-, bijeengebracht door drie kerke lijke gemeenten. Met vier anderen legde hij in acht dagen 4.700 kilo meter af. Zijn verhaal is zaterdag avond 3 februari te beluisteren in het kerkgebouw van de Christelijk Afgescheiden Gemeente aan de Dorpstraat. Waar die op gebaseerd zijn blijkt uit haar verhaal op deze pagina. Een paar weken later gaat thuis de tele foon. Familie van ”Doc” uit Duitsland. Ook Roemenen. Vijf jaar geleden ge vlucht, niet geklaagd, niets gevraagd, hard gewerkt en een mooi bestaan op- WADDINXVEEN - Ds. N. van der Want van de Christelijk Afge scheiden Gemeente aan de Dorp straat is er net uit terug, de Wad- dinxveense onderwijzeres Janneke Piets-van Schothorst was er al: in Roemenië, het land dat zo drama tisch in het nieuws is. Eerste Kerstdag bellen Eve en Doe me op om me goede Kerstdagen te wen sen. Ook op Nieuwjaarsdag krijg ik een lief telefoontje van ze. Niet alle Roemenen zijn gelijk. Maar het zal toch niet waar zijn wat ik af en toe van m’n vriend Florian denk: je was toch geen informant voor het nu vroegere Ceaucescu-regime? Overigens nog bedankt voor je jeans. Hij past m’n man perfect en hij heeft er net één nodig. Weinig mensen in ons land zullen kunnen zeggen dat ze ge kregen kleding van een Roemeen dra gen! Soms lijkt het net de omgekeerde we reld. Trouwens, hoe zou de buurman het vinden als hij wist dat mijn man nu zijn afgedankte broek draagt? Op deze pagina de belevenissen van Janneke Piets-van Schothorst. In het afgelopen jaör bezocht ze Roemenië driemaal. Ze was er ook vlak voor de machtsovername. Er ontstond een band met naar Hon garije gevluchte Roemenen, die probeerden hun gezin buiten hun vaderland weer herenigd te krij gen. Zo ook met de meubels. Het mooiste bankstel vind ik niet bij de Roemenen maar bij een Hongaar die een schitte rend huis bewoont, compleet met- vloerverwarming e.d. Dan het volgen de: er komt een bus vol toeristen op be zoek, zij brengen van alles mee. Voor de Roemeense vluchtelingen. Dan moeten ze natuurlijk ook zien, hoe slecht die het wel hebben. Eén huis dient als voorbeeld. En wie schetst mijn verbazing: het huis wordt leegge haald en de matrassen in een rij op de slaapkamervloer neergelegd. De volgende dag: ’’Kijk eens wat zielig, ze slapen gewoon op de grond in één kamer. Hier moeten we in Holland wat aan gaan doen!”. Natuurlijk ga ik de dag erop even quasi op bezoek bij Ga lant bos. Ik krijg koffie, zit op een prima stoel. Ze hebben het alleen nog een beetje druk. De slaapkamer wordt wat opgeknapt. Tja. Het zijn dus niet alleen de Polen, niet alleen de Hongaren, niet alleen de Roemenen die je, laten we het netjes houden, om de tuin leiden. Trouwens, hoe zouden wij het in zo’n situatie doen? heen brengen, en er al vaker goederen zouden gebrabht hebben, eerst bij een benzinestation moeten vragen waar het kamp precies staat. In het kamp zelf hoor ik de diverse ver halen vol tragiek aan. Vooral veel man- nen zijn er, valt me op. Zij vluchtten in de hoop op gezinshereniging. Daar werken ze nu aan. Ik lijk wel gek! Ik hoor aan de afwas te zijn, thuis! Dan vind ik, een beetje be verig, de afgesproken plaats in Oosten rijk. Het klopt precies. De auto uit, het bos in en in een donker bos is het écht donker, merk ik nu. Na twee uur begin ik de moed enigszins te laten zakken en dan opeens hoor ik m’n naam roepen vanachter dc bomen. ”Nu stort ik in”, denk ik dan, maar dat valt mee. Doe en Eve: ”He did not co me, en was bang voorde surveillerende soldaten”. Eve heeft echter helemaal geen soldaten gezien, zegt ze. En voor mij heeft ze gélijk. Wat bezielt zo’n Roemeen? Waarom alles zo be- driegelijk? Misschien inde hij op deze manier zijn ’’chantagegeid”, had een weekje gratis vakantie, gratis z’n drankjes. Hij is nu in ieder geval weer terug in Debrecen, volgens de laatste informatie. De 49-jarige Waddinxveense zou zo weer terug willen naar het land dat ze eerst als toeriste bezocht, maar waar ze nu dagelijks aan wordt herinnerd. Als er niet gereisd wordt is er de telefoon en de post om de contacten te onderhouden. Er zou ook veel naar het kamp in Haj- düszoboszló gaan, zegt men mij. Dat kamp wil ik natuurlijk ook zien. En juist die middag doet zich het feit voor, dat twee totaal uitgeputte, vervuilde jongens van 16 en 17 jaar aanbellen bij de kerk. We zitten net te eten. Ze doen hun ver haal: ze komen regelrecht uit Roeme nië onder het geweervuur vandaan waar ze gesommeerd zijn te stoppen, maar toch doorrenden. Ze hebben al een paar dagen niets gegeten en kun nen toch haast niets door de keel krij gen. We zoeken wat geschikte kleding uit en vertellen hen dat we ze naar het kamp zullen brengen. Ik mag er officieel niet in, maar een ’’perskaart” is gauw gemaakt. Een lid maatschapskaart je van de ANWB erbij doet wonderen. Het meest vreemde echter vind ik, dat de mensen die me er- Ik besluit dan ook de volgende keer op eigen gelegenheid te gaan en koop een oude Volvo (hij is echt mijn ’’vriend” geworden). Mijn man en kinderen la ten me zonder al te veel mopperen gaan. Ze is nu eenmaal zo En daar woon ik in een lief, klein huisje bij de kerk. Er staan daar een paar huisjes die speciaal voor de komende en gaande vluchtelingen worden ge bruikt. Iedere donderdag wordt bij die kerk kleding uitgedeeld aan de Roemenen. De dag ervoor wordt alles gesorteerd. Natuurlijk wil ik meehelpen en vooral: meekijken. Het zijn steeds weer de- zelfde Hongaren, die alles ’’regelen”. Eerst worden de mooiste mantels, truien, schoenen enz. apart gelegd. Ik zie natuurlijk niets. De volgende morgen vroeg staat een taxi voor de poort en haalt diverse do zen op. Natuurlijk vraag ik om uitleg. Ja, de oude spullen worden opgeruimd. Met de waarheid had ik nog vrede kun nen hebben, maar nu ik juist al die mooie kleding bij de uitdeling mis. Jammer. Op weg erheen lozen we uit onze bus al diverse goederen in Debrecen, een plaats in het oosten van Hongarije, niet ver van de Roemeense grens. De goe deren zijn bestemd voor de vele Roe meense vluchtelingen die daar wonen. Ook zal het nodige gaan naar een vluchtelingenkamp in Hajdüszoboszló, geniijk mijn verhaal, ongeveer 25 kilometer van Debrecen vandaan. Tijdens ons verblijf van drie dagen in Debrecen rijzen de nodige twijfels. Sommige dingen kloppen niet. Ineens zijn er een paar meegebrachte kinder wagens zoek, en nog enkele andere waardevolle spullen. Handel zwart handel? Ik denk aan de vele zoge naamde Polenmarkten in Hongarije. In Budapest, Shèkesféhervar, of welke grotere plaats dan ook. U kunt het zelf gaan bekijken: Rijen auto’s met op ie dere motorkap stapels ’’westerse” kle ding, serviesgoed en wat niet al. Er\ komt die hengel en dat oude fototoestel u ook niet erg bekend voor? Die twijfels: één oplossing blijft er over om achter de waarheid te komen. Ge woon een poosje tussen deze mensen in gaan wonen. Terug in mijn huisje in Debrecen maak ik het plan om me te richten op een kleine groep Roemenen en die te hel pen het land uit te komen. En dat is ei- Het boven staande heb ik overigens niet opge schreven om u ervan af te brengen nog langer hulp te bieden. Nee, ik heb het opgeschreven om de diverse instanties (maar wie ben ik?) ervan te overtuigen dat hun hulp meer controle en nazorg behoeft. Ook de distributie van goede ren, die nu ook in Roemenië weer moeilijkheden geeft, is één van die be langrijke punten in de hulpverlening. Een eerlijke verdeling. Ja, want wat Ceaucescu wèl heeft bereikt en waarin hij ook is geslaagd is het volgende, niet één-twee-drie weg te werken feit: De Roemenen hebben het gevoel voor waarheid verloren. Dat vind ik het meest tragische van al les. Democratie moet er komen, maar de meesten weten niet wat het inhoudt. Ze kunnen er voorlopig niet mee om gaan, zomin als met de waarheid. Eerst zal het oude gif eruit moeten. Ik zie nog dat meisje bij onze bus. Ze krijgt kauwgom, een pak koffie, wat kaas. Ze frommelt het onder haar jasje en verdwijnt in een zijstraatje. Even la ter staat er weer een kind. We staan perplex ais plotseling een van ons ziet, dat het hetzelfde meisje is, maar nu met andere kleren aan en een mutsje op. Word je dus niet zo gemaakt? Kun je ze het eigenlijk wel kwalijk nemen? Ik weet het niet. Zo ook die geruchtenmachine: zestig duizend slachtoffers blijken er onge veer tienduizend te zijn. Het verwon dert mij absoluut niet. Overigens zijn het er altijd te veel. Deze dagen werkt mijn dochter in een ziekenhuis in Bra sov als kraamhulp. Hoeveel Roemeen- tjes zal ze hebben ’’gehaald” en zullen die het beter doen? Vast wel!. Maar ik moet met mijn verhaal begin nen. In het najaar breng ik opnieuw een bezoek aan de stad Debrecen. Ik heb daar veel contact met een groepje Roemeense vluchtelingen. En dat zijn mensen, die ik ’’uitzoek” om te helpen Hongarije uit te komen om daar waar ze naartoe willen een nieuw bestaan op te gaan bouwen. Het groepje bestaat uit Avram met zijn zoon Daniël, Florian en dokter Paul, die we allemaal ”Doc” noemen. Avram heeft nog zijn vrouw en vier dochters in Roemenië. Ook Florian liet vrouw en zoons achter. Avram heeft echter het grote voordeel een familielid in Chicago te hebben, die hem dollars stuurt. Hij komt dan ook vrij snel, ha het geld te hebben gehaald in Budapest, via een ’’dure” vluchtweg, in Oostenrijk te recht, waar hij nu in een pension woont, in afwachting van de uitslag van zijn asylaanvraag in Amerika. Pas daarna kan hij aan gezinshereniging gaan werken. Van ons groepje blijven nu alleen Flo rian en ”Doc” nóg over. Met hen maak ik de afspraak dat ik nu eerst naar Ne derland terugga om de nodige voorbe reidingen te treffen. Telefonisch kun nen dan al veel vragen worden beant woord, en verder kan ik inlichtingen gaan inwinnen bij het ministerie van Justitie, Buitenlandse Zaken, de Vreemdelingenpolitie en over het hoe en wat, betreft eenziektekostenverze- kering. Enfin, als je eenmaal begint Binnen een maand zal ik terugkomen in Hongarije om met hen naar de Ne derlandse ambassade te gaan, naar het UNHCR (United Nations High Com missioner for Refugees) en naar het Ministerie van Justitie. We willen dan officieel politiek asiel aanvragen voor Nederland. Alle drie instanties zetelen in Budapest. Op mijn terugreis bezoek is ze vast alle drie. De UNHCR is nog niet officieel ge opend. In de Nederlandse ambassade staat men mij. vriendelijk te woord, maar Justitie doet iets moeilijker. Na veel aandringen en zelfs binnendringen in het kantoor krijg ik een corpulente dame toegewezen die me uitlegt dat het heel gemakkelijk is om aan de nodige papieren te komen. Je vraagt het hier gewoon aan, noemt de reden op waarom je weg wilt, wij ge ven het door aan de betreffende ambas sade en het is er ’’door” binnen dertig dagen. Dit laatste verhaal lijkt mij wat al te simpel. De moeilijkheid is nou juist, dat de meeste gevluchte Roeme nen alleen hun identiteitskaartje bezit ten, en geen paspoort bezitten. Maar hoop doet leven en met deze ge dachte race ik met mijn karretje drie weken later weer in één ruk door van Waddinxveen naar Debrecen - 1750 ki lometer. Volgens mij wordt het een soort ziekte als je eenmaal in dat vluch telingenprobleem duikt. En dan kom je daar bij "jouw” Roeme nen aan. ’s Avonds laat. Doodmoe. ”Hé, we dachten al dat je niet meer kwam, je zou toch vorige week al ko men?”. Zacht tandengeknars mijner zijds. ’’Misschien”, sta ik dan hardop in die koude, donkere, besneeuwde straat te denken, ’’misschien hebben jullie wat koffie in huis”. Nee dus, geen kof fie, geen soep, geen brood, niks. Wij zijn tenslotte Roemeense vluchtelin gen, nietwaar? De geiser is defect. Noudan neem ik toch gewoon nóg een koude douche?! Het tandengeknars gaat dan over in tandengeklapper. Na dit stevige aantal kilometers en de koude douche wordt nu door de heren gevraagd of ik dan misschien zin heb om mee te gaan naar een restaurant. Mijn portemonnee wordt stilzwijgend meegenodigd. Het restaurant blijkt een niet goedkope nachtclub te zijn, die tot half zes openblijft. De tweede nacht wordt dapper wakker doorge bracht. ”Och, hebben ze ook eens wat”, denk ik dan. De volgende morgen slaap ik uit. Wel- ontbijt is er niet. Op de klok kijken om te zien hoe laat het is? Er is geen klok. Dan maar het nieuws of een muziekje? Er is niets, ook geen radio. We maken plannen over wat we precies in Budapest moeten vertellen. Het vluchtverhaal wordt opgesteld. Kapot geslagen armen en benen die scheef aan elkaar zijn gegroeid. Ik zie dat één been helemaal bedekt is met uitstulpin gen van wild vlees. Al dit soort dingen komen aan de orde in hun verhaal. ”De volgende keer een steunkous mee brengen”, denk ik nog. Dan komt er weer zo’n echt Roemeense opmerking: Florian weet niet, of hij eigenlijk wel mee kan naar Budapest. Hij heeft net twee dagen werk op het postkantoor en is vergeten om een paar dagen vrij te vragen. Durft het niet te vragen. Of wil het niet vragen? Je weet het nooit pre cies. Maar geen nood. Hollandse auto voor de deur, Hollandse vrouw mee naar binnen, stevig verhaal en drie dagen vrij. Dus op naar Budapest. gebouwd in Leverkussen. Of ik maar even meega naar Hongarije. Doe en Florian willen naar Oostenrijk - ille gaal. Over twee dagen moet ik in het Zuidwesten van Hongarije zijn om hen het land uit te helpen. Het is dan al erg onrustig in Roemenië, een kleine twee weken voor de Kerst dagen. Via de televisie wordt in Honga rije gemeld, dat Ceaucescu zelfs met oorlog dreigt. En dan wil je als Roeme nen liever niet in Debrecen blijven zit ten wachten, dat snap ik dan nog. Ge woon gaan. Als het al te gevaarlijk wordt, zit je zo weer in Oostenrijk, be sluit ik. Uiterlijk dinsdagavond moet ik er zijn, zo is de afspraak. En wel in de plaats Bükfürdö in een bepaald hotel-restau- rant, zo luidt het korte, bevestigende telefoontje van Doe. Er moet een vluchtplan zijn gemaakt. Althans, de man uit Leverkusen en ik, denken dat dat er is. Ik ga op weg en om twee uur dinsdagmiddag ben ik bij het afgespro ken punt. Niets bekends te zien. Ik parkeer mijn auto zorgvuldig achter het gebouw; de angst voor de Securitate zit er bij mij ook al aardig in. In Debrecen loop ik al tijd aan de buitenkant van het trottoir (mijn Roemenen aan de binnenkant) gewapend met schrikalarm, nadat we te weten zijn gekomen dat er zo’n tien Securitate-auto’s rondrijden, die af en toe plotseling stoppen. Je wordt naar binnen getrokken en keurig in Roemenië afgeleverd. Doe zag ik trouwens een scherp mes uit zijn sok halen om er een plak van mijn mee gebrachte stuk kaas mee af te snijden. Terug echter naar het restaurant. De zon schijnt, ik heb mooie muziek bij me. Dus: autodeur open, kussentje in de rug en genieten maar. Maar daar kom ik toch eigenlijk niet voor en ge lukkig hoor ik iemand aankomen. Het is de man uit Leverkusen. Even later komen ze ons al tege- moetlopen. Hallo, Janneke, glad to see you. Ja, dat zal best. Ik heb ze er alleen wèl op voorbereid, dat deze keer niet de vrouw-met-het-geld komt. Doe ac cepteert dat. Florian blijkbaar niet zo. Hij doet wat vreemd-afstandelijk. Doe heeft zijn nieuwe vriendin Eve meege bracht. Zij komt net de Roemeense grens over, hangend aan een trein. Haar knieën zien nog blauw van het stoten. Haar vriendin viel er onderweg af, zo vertelt ze. Doe en Eve zijn erg lief voor ons. Zij schenken ons wat in en Florian gaat weg om de ’baas' te spreken te krijgen. Dat is zijn vriend, zegt hijen die regelt alles. In gedachten begin ik een legpuz- zeltje in elkaar te leggen. Florian is het middelste stukje samen met de restau ranthouder. Hoe kennen ze elkaar? Florian heeft mij eens een zielig ver haal verteld over een chanteur, die als maar meer geld van hem wilde. Is hier misschien het omngekeerde aan de hand? In begreep dat verhaal toch al niet zo erg, want dan ga je toch naar de politie, zei ik altijd. Bij het woord poli tie verschiet hij echter altijd van kleur. ”We doen het zelf”, zegt Florian moe dig. Hij wil ons kwijt, denk ik nu. Hij wil helemaal niet mee naar Holland. Ik neem de proef op de som. ”Als we gaan, doe dan jë tas in mijn auto, dan neem ik die mee. ”Nee, nee, dat is veel te gevaarlijk voor je”, zegt hij bezorgd. Dan vraag ik hem zijn vuile Lcvi-jeans, die hij van mijn buurman kreeg omdat hij niet goed meer paste. Dan was ik die thuis meteen uit. Een teer punt: goeie jeans geef je niet zo maar af. Florian echter wel. Hij blijkt er genoeg te heb ben. ’t Is waar. Ik denk dat we té veel mee brachten. Toch voel ik, dat hij niet gaat. Hij geeft onder geen beding zijn tas af. Doe en Eve wel. Maar wat kan ik zeggen? Als ik erover begin, helpt hij ook waarschijnlijk Doe en Eve niet. Dus houd ik mijn mond. Maar waarom al deze poespas eromheen? We eten samen wat in een klein dorpje vlak bij de grens en Florian tekent uit gebreid het gebied waar we die morgen langzaam driemaal langs gereden zijn. Hij is totaal niet nerveus, terwijl hij dat op andere keren wel was. Andere ke ren, die veel minder gevaar oplever den. Nee, dat hoef je ook niet te zijn, als je toch niet gaat. Ik heb een rotgevoel van binnen, an ders kan ik het niet noemen. Waarom doet iemand zo huichelachtig? Wat is hier aan de hand? Doe zijn huis in Debrecen is al voor tien maanden vooruit betaald door Avram, die Doe nog geld schuldig was van de vlucht uit Roemenië. Wil Florian daar misschien een slaatje uit slaan en tien maanden huur vangen van een ander? Na de hele affaire bel ik Tibor nog eens vanuit Holland en zeg een politievraag te hebben: ’’Hoeveel heb je Florian be taald? Veel?”. ”Ja, viel”. ’’Warum?” "Ich nichts sagen, ich nichts sagen”. Als ik naar Hongarije wou komen, zou hij alles uitleggen. Ik zou het graag doen als ik zeker wist dat de hele puzzel daarmee was opgelostEn als Bruin het wat beter kon trekken. Is hier weer zo’n ’verknoeide’ Roe meen bezig met oneerlijke praktijken? Ik weet het nóg niet. De uitgetekende vluchtweg is duide lijk. Dit moet hij vaker hebben gedaan. Zelfs het Oostenrijkse dorp aan de overkant is duidelijk geschetst. Geluk kig, want daar moet ik ze ophalen. Het is vier uur geworden. Tijd om te gaan. In een superklein dorpje vinden we een heel oude kerk met een losse muur er omheen die eindigt in een kleine poort. Vandaaruit zie je Oostenrijk al liggen. We sluipen over een platgereden maïs veld. Over de witgeworden, stugge bla deren glijden we naar beneden, lopen een holle zandweg door, duiken weg voor een voorbijkomend vrouwtje en liggen dan achter de grafzerken van het oude kerkhof. Florian wijst cn legt uit, zijn tas nog steeds bij zich. We sluipen terug tot achter de muur. Ik neem af scheid. Het donkert al en ik moet naar het zuiden om via de officiële grens overgang de plaats van de vlucht te vin den. Een beeld van de "kledingmarkt" bij de grens met Roemenië, zoals gefo tografeerd door Janneke Piets-van Schothorst. Wanneer we dan ook na eet} glibberige tocht bij de ambassade aankomen, valt het me zwaar tegen dat we niet met vlag en wimpel meteen worden binnengela ten. Het is goed dat ik ben meegegaan. ”Doc” en Florian willen meteen al te leurgesteld afhaken. Nee jongens, doorzetten! Niet meteen die Oostblok- discipline. Dan wordt er na een stevige discussie via de intercom een afspraak gemaakt voor de volgende dag negen uur. We zoeken een hotel. Irritatie van mijn kant als Florian - en dit niet voor de eer ste keer - de ober een paar pakjes siga retten laat brengen en een extra Cam pari voor zich alleen bestelt. De porte monnee zit toch vlak bij, nietwaar? Ik kan er niets aan doen, ik houd niet van die trekjes. De volgende dag worden we vriende lijk ontvangen op de ambassade. Doe doet in het Engels het woord en af en toe schiet mijn stem ook even uit. Flo rian spreekt alleen Roemeens en een mondjevol Hongaars. Met het beetje Hongaars van mij erbij wordt er af en toe flink gelachen. Bij de UNHCR worden we ondanks veel aandringen niet binnengelaten. Pas morgen zijn ze officieel geopend. Morgen! Vaak een soort stopwoord in die landen. Holnap, morgen wel. Justi tie heeft zijn verhaal zo veranderd, dat we na lang wachten in een lange rij al leen te horen krijgen, dat we de aan vraag absoluut niet hier kunnen indie nen maar alleen in de woonplaats. In Debrecen dus. We bedanken vriende lijk voor deze waardevolle inlichting. Terug in het hotel bespreken we het re sultaat van deze dag. De ambassade wil een officiële aanvraag voor politiek asiel naar Nederland sturen. Alle mo- gelijke papieren, diploma's en opgave van redenen moeten worden ingediend en het geheel zal naar Nederland wor den gestuurd (en is ook inderdaad nu onderweg). Ik breng hen toch morgen wel gezellig terug naar Debrecen voor ik weer naar Holland terugga? Nee! (330 kilometer keer 2). En ik betaal vandaag ook niet het treinkaartje. De hotelkosten blijken wat moeilijker te liggen. Ach, die Hol landse is toch such a wonderfull woman (but she must be mad, denk ik er ach ter). Op naar huis. De legale weg is be wandeld. De restauranthouder, we noemen hem Tibor, krijg ik niet te spreken. Dat mag niet, zegt Florian, dan wil hij ons niet helpen. Zoiets werkt bij mij averecht en dus spreek ik met hem. In het don ker, achter mijn auto. Hij blijft in zijn uitspraken erg vaag en terughoudend. Florian is woedend als hij het merkt. Waarom toch? Nu ga ik ’spitten’. Een enigszins beschonken man vertelt iets over een nieuw hotel, een vluchtweg, DDR-vluchtelingen in de zomer en veel achtergebleven Trabantjes achter het restaurant. In de puzzel komen weer een paar stukjes te liggen. Ik vind Florian altijd al zo ’eigen’ in een restau rant. Hij blijkt na navraag hier te heb ben gewerkt net tijdens de gróte Oost- duitse uittocht. Chanteert Florian mis schien Tibor? Hij logeert hier zonder betaling, met één knip van de vingers .bestelt hij Franse cognac bij zijn ont bijt. Een een extra knoflooksausje voor me neer erbij. Of wij dat misschien ook lusten ’kommt nicht im Frage’. Wij ’’wonen” met zijn allen boven. Florian is echter steeds vaker beneden. Aan de bar, zie ik stiekem, hoewel hij steeds beweert in bespreking te zijn met Tibor over het plan. Tot onze verbijstering blijkt er echter helemaal geen plan te bestaan. Maar Florian bespreekt elke dag weer een nieuw. Wij mogen er niet bij zijn, dat stoort maar, vindt hij. Totdat de man uit Le verkusen weer terug moet vanwege zijn werk. Hij kwam voor niets. Ik word boos en zeg dat ik uiterlijk vrijdag naar huis ga. Met Kerst wil ik thuis zijn met of zonder Roemeen. Vrijdag krijg ik dan te horen dat het plan niet door gaat. De man, van wie het zomerhuis op de grens is, durft het niet aan, hoor ik nu. Misschien was het handiger ge weest als hij dat drie dagen eerder had gezegd. Daarom geloof ik het ook niet erg. Maar waarom dan toch Doc het land uitgeholpen, met wie hij goed kon óp schieten en die naast hem woonde in Debrecen? Doc weetveel, maar zegt ook niet alles. Tenslotte is ook hij in Roemenië groot gebracht. Dat blijkt ook weer uit zijn grote angst wanneer een politie mij in Oostenrijk aanhoudt voor een normale controle. Om omstreeks middernacht komen we aan bij het bekende vluchte lingenkamp in Traiskirchen, ongeveer 30 km ten zuiden van Wenen, nadat ik ze eerst even Wcnen-bij-nacht heb la ten zien. Bij het kamp aangekomen, mag ik er jammer genoeg niet in. Jammer ja, want ik had graag even geslapen. Vóór het afscheid bellen we even naar huis dat alles goed gelukt is. We horen nu ook dat Ceaucescu gevangen genomen is cn je merkt dan meteen dat lang niet alle Roemenen dat op dat moment op prijs stellen. ’’Hadden ze nu niet even kunnen wachten tot ik asiel heb gekre gen?” In tranen nemen we afscheid. Eve wil liever mee naar Holland maar Doe wacht het voorlopig hier liever af. Dus blijft ook Eve. Ik rijd aan één stuk door naar huis. De muziek zet ik net een ietsje te hard :”and I believe in you”. De schrijfster van dit verhaal, de Waddinxveense onderwijzeres Janneke Piets-van Schothorst, kijkt door de Roemeense vlag zonder communistisch symbool. Rechts haar dochter, die direct na de machtswisseling tijdelijk in een Roemeens ziekenhuis ging helpen. weg” ben. Mensen om me heen zeggen dat ik waarschijnlijk wat ’’zigeu nerbloed” heb meegekregen. Het zij zo. We gaan er heen als vakantiegangers en onder het mom van ’’toerisme” kun je best als het ’s avonds donker is, het één en andere uitdelen op de nodige adressen. Voorzichtigheid bleef echter steeds geboden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1990 | | pagina 9