Papiermolens moesten worden stilgezet voor de dominee Eens bepaalde de stoomfluit het dagelijks leven in Waddinxveen Herdenkings- penning is te koop bij Rabobank Voor f25,- lid van Historisch Genootschap 0 r VERVOLG OP DE VOLGEN DE TEKSTPAGINA Waardeloos land Droogmakerij Milieuproblemen Papierindustrie Vervening Akkerbouw WADDINXVEEN - Er was een tijd dat het dagelijks leven in Waddinxveen werd gedirigeerd door de stoomfluit van de bloeiende meubelfabrieken. Daar voor bepaalden lawaaiige papiermolens het werk- en leefklimaat in het 760-jarige Gouwedorp. De herrie was destijds zo erg dat de molens op zondag moesten worden stilgezet, omdat anders de predikant zich niet verstaanbaar kon maken. Door de eeuwen heen vorm den de Waddinxveners een nijver volk, dat veel meer deed dan altijd maar in het veen het dagelijks brood verdienen. Ontginning Slagturven Woensdag 28 juli 1993 Pagina 11 Weekblad voor Waddinxveen len. (Foto: Sjaak Noteboom). schap Waddinxveen (secretari aat Souburghlaan 22, 2741 EL Waddinxveen, telefoon 01828 - 15698) betalen slechts 30 gul den. Op de voorzijde van de herden- kingspenning, die als munt is geslagen, staat de tekst ‘Histo risch Genootschap Waddinx veen. Opgericht 20 april 1993*. De keerzijde wordt gesierd door een fraaie afbeelding van de neo-classistische hervormde Brugkerk aan de Kèrkweg- Oost, één van de weinige mo numenten die Waddinxveen rijk is. De tekst hiervan luidt: ‘Ned. Herv. Kerk Waddinx- Reeds in 1357 maakte Graaf Wil lem de Vierde hen duidelijk, dat dit wel degelijk ook op hen van toepassing was. Bij die gelegen- heid zei hij, dat ‘die van der Gou- de die veenlanden in onsen am bachten groteliken hadden gedol ven, ende delfden boven de gebo den van onsen heemrade'. ’t Hielp allemaal niet veel. Uit puur eigenbelang werd de grafe lijke overheid tegengewerkt, zo wel door de verveners, als door de steden. De steden stelden prijs op een re gelmatige, grote aanvoer van turf. Die turf bleef dan redelijk in prijs, wat gunstig was voor de in woners van de stad, maar ook voor de in de stad gevestigde in dustrie. Herhaaldelijk nam het stadsbe stuur van Gouda de boetes voor haar rekening, die haar onderne mers hadden opgelopen bij over tredingen van de keuren op de verveningen. Diezelfde keuren werden ook door de veenbazen ontdoken. Zij waren in dienst van Goudse poor ters en hadden met hun dorpsge noten, die als arbeiders ‘met haar wijff en de kinderen haren turft delven', belang bij een zo groot mogelijke productie. Aangespoord door de succesvolle turfwinning in Zuid-Waddinx- veen, besloot in 1416 een groep Goudse ondernemers toestem ming te vragen aan Hendrik van Naaldwijk om nu ook in Groens- waard en Poeliën te gaan delven. Dat betekende voor Hendrik weer een leuke vergoeding per uitge graven last turf en voor Waddinx veen een nog snellere ondergang van een welvarende landbouw. Onverzadigbaar waren de oven van de broodbakkerijen, de zout- zieders, visrokerijen, taanderijen en vooral ook van de steenbakke rijen als het om turf ging. Op het einde van de Middeleeuwen ge bruikte de stad Gouda 100.000 ton turf per jaar! Aangezien de fabrikanten, en dan vooral de bierbrouwers (die vrij gesteld waren van accijns op turf), tot de meest kapitaalkrach tige en invloedrijkste burgers be hoorden, is betrokkenheid van de stadbestuurders bij de voor hen zo belangrijke verveningen niet verbazingwekkend. Wèl zorden zij er voor, dat er on der de muren van de stad niet werd verveend. Zodoende werd het Goudse Bloemendaal er voor gevrijwaard, maar aan de overzij de van de Gouwe kende men geen scrupules. Was men zich er dan niet van be wust, dat men bezig was de kip met de gouden eieren te slachten? Oh, zeker wel. Vervenen bracht wel een éénma lig gewin, maar liet verwoest en dus onproduktief land achter. Dienaren van de grafelijke over heid moesten er op toezien, dat het vernietigde land werd 'toege- maackt', zoals dat heette. Dat ‘toemaken* leverde in het gunstigste geval wei-, hooi- of (naar men zelfs hoopte) korenland op, doch in de praktijk betekende toemaken meestal, dat het waar deloze land met elshout bepoot werd. In Zuid-Waddinxveen, dat onder Schieland viel, werd dat bepoten nogal soepel opgevat. Noord-Wad- dinxveen, dat onder Rijnland be hoorde, had te maken met de re gel dat binnen een jaar na het del ven het gehele stuk land met els bepoot moest zijn. Dat elzenhout kon dienen als bouwmateriaal, brandhout, twij gen voor vlechtwerk en voor het maken van houtskool. Verder werd bij het toemaken, behalve de afgestoken bovenlaag van het veen, ook mest, bagger en poort aarde op het land geworpen. En met poortaarde werd niets anders bedoeld dan stadsvuil! Het spreekt van zelf, dat door al deze roofbouw die hier gepleegd werd, het met de welvaart van de bewoners snel bergafwaarts ging in de 15e eeuw. Omstreeks 1470 telde het dorp nog 69 huizen, doch in 1494 waren dat er nog maar 46! In dat laatstgenoemde jaar vertel den Gerrit Claesz. en Meeus Woutersz. dat de mensen in Wad dinxveen zich bezig houden met ‘turff te delven, mit spitten, del ven en arbeijden en met een wei nig koeijen' en dat de nering ten tijde van Karei de Stoute ongelijk beter was dan zijn nu is. Waren zij voorheen in goede staat, nu zijn ze geheel arm en bijster ‘overmits dat alle heure veenlanden, daermede zij hemluij- den plagen te behelpen, verdolven en te nyete gedaan zijn*. Have en roerende goederen heb ben zij moeten verkopen om in le ven te blijven. En inderdaad was het derde deel van alle huizen ei gendom van Goudse ingezetenen. Natuurlijk plukten de Goudse on dernemers inmiddels ook rijkelijk de vruchten van de roofbouw. In 1494 klaagden de poorters over de armoede van Waddinxveen, èn die van henzelf omdat de 'poorte- rie luttel off geen vruchten van heur landt heeft, door de uijtdel- vinge van den venen ende turfdel- vinge, daer dat landt mede verlo ren gaet, dat een derdedeel is van de verderfenisse ende veramrthe- ijt van der stede'. De berichten uit 1514 zijn al even triest. Hendrik Claeszoon en Flo ris van Boschuijsen, evenals Jan Janszoon schout van Waddinx veen, verklaarden dat het 'verdol ven lant, dat leijt voer ongelt, en de is niet waert in huyre, noch in cope'. de platteland in de 16e eeuw on geveer twee miljoen ton turf per jaar naar het buitenland uitvoer de. Wat de prijzen van de turf be treft: die schommelden nogal in de 17e eeuw. Zo noteer ik in 1616: 17 gulden en 15 stuivers voor 100 tonnen Waddinxveense turf. In 1621: 33 gulden en 0 stui vers en in 1629: 18 gulden en 10 stuitvers. Aan ’t eind van de 'Gouden Eeuw rekende de plaatselijke hande laar in turf Jan Willemsz. van den Toorn voor dezelfde hoeveelheid 39 gulden en 12 stuivers. Globaal gesproken is de prijs in een eeuw tijd dus verdubbeld. De arbeidslo nen liepen geleidelijk op tot 15 a 20 stuivers per dag. Vergeleken met de armoede van de 16e eeuw betekende de 17e eeuw voor het platteland welis waar een verbetering, maar daar stond tegenover dat steeds minder mensen voor meer lasten kwamen te staan. Tot het rampjaar 1672 bleven die lasten dragelijk, doch toen wreek ten de gevolgen van de ongebrei delde vervening zich pas echt. Een jaar lang was het dorp her schapen in een oceaan van water vanwege de Hollandse waterlinie. En zelfs het slagturven kwam stil te staan. Toen de vijand weg was bleven de uitgestrekte watervlak ten zonder eigenaar achter. De ondernemers waren gestorven of met de noorderzon vertrokken. Twintig jaar later wordt nog de klacht gehoord, dat het ambacht van Zuid-Waddinxveen 'soodanig in een desolate staat is gebragt dat bij honderden van morgens waters sonder eijgenaars ten laste van het selve ambagt blijven leg gen'. Inmiddels was het probleem de uitgemoerde plassen zonder eige naar door het hoogheemraadschap van Rijnland onderkend. Er werd in 1680 een waarborgfonds opge richt, waarin de verveners één stuiver per verveende roede 14.16 m2) moesten storten. De stuivergelden werden door Rijnland beheerd als een 'eeuwig durend' voorschot op de grondlas ten, zolang de grond water was. Restitutie zou te zijner tijd plaats vinden, wanneer het verveende land weer was ingedijkt. Voor zo’n waarborgfonds voelden de Waddinxveense ondernemers helemaal niets, maar Rijnland dreigde de gehele turfoogst van Noord-Waddinxveen in beslag te nemen, als de stuivertjes er niet kwamen. En om het dreigement kracht bij te zetten, deed men dit in Zoeter- Nu is intussen vast de vraag gere zen: deden die Waddinxveners ooit nog wel eens iets anders dan blubber baggeren en in de moeren wroeten? Uit de 16e eeuw is een industrieel bekend. Dirk Cobel van der Loo. Hij was rond 1550 ambachtsheer van Huybertsgerecht. Meestal woonde bij in Den Haag en hij had een kalkoven buiten Leiden. De kalk werd verkregen uit schel pen, die aan het zeestrand gewon nen werden. Hoewel de oven een kwart mijl buiten de stad lag, klaagde de magistraat van Leiden over de rookoverlast die de stads bevolking ondervond. Daarom poogde men zijn oven te sluiten. De rook zou tevens een ongunstige werking hebben op melkprodukten. Als we dit horen, vallen de eeuwen weg... Een zui ver voorbeeld van een 16e eeuws milieuprobleem. Het dorp telde behalve turfgra vers altijd een aantal bierstekers. Zo werden de brouwers toen ge noemd. In onze dagen filosoferen wij heel wat af, over het klare, frisse en heldere water, waarover onze voorouders nog beschikten. Maar in 1636 was het reeds nodig om een boete van 300 pond in ’t vooruitzicht te stellen voor ie dereen die bij nacht en ontij afval in de Gouwe stortte. Dichter Jacob Cats had terecht geen al te hoge gedachten van het water, waaruit het bier gebrouwen werd. 'Wie kan er van het bier de rech te aard beschrijven? En of het dienstig is voor aller hande lijven? Dewijl het wordt gekookt uit ve lerhande graan En dat er zeldzaam kruid ook on der wordt gedaan De waters evenzelfs zijn niet meer van eener krachten Het ene wordt geput uit ongezon de grachten Het ander uit een boek of uit een droftig zand Het ander uit een poel, of uit een ziltig land'. Tot ver in de 19e eeuw bleef de vervuiling van met name het op pervlaktewater de belangrijkste vorm van verontreiniging. In 1842 beschreef de Goudse geneeskun dige Büchner het Gouwewater op een bepaalde plaats. Het leek meer op vloeibare bagger dan op water. En nu het milieu ter sprake geko men is: Een modern onderzoeker concludeert terecht, dat vooral vervening door omzetting van land in water in Holland tot een milieuprobleem van de eerste or de heeft geleid. De aanwezigheid van veel water in Waddinxveen, betekende de opkomst van de papierindustrie. In de 18e eeuw stond meer dan een kwart van alle Nederlandse papiermolens hier in het dorp aan de Gouwe. Lompen, zeildoek, netten en touw vormden de grondstof voor het papier en bij de fabricage kwam heel wat water te pas. Veel molens waren oorspronkelijk gebouwd als houtzaagmolen, een industrie die hier nooit geheel verdreven is, doch naast de pa piermakerij bleef bestaan. Dirk Lambertsz. van der Wolf be zat omstreeks 1750 de houtzaag molen ‘De Liefde' en de papier molen 'De Goede Hoop'. Maar Hovenier en Verruijt hadden als gezamenlijke ondernemers vijf molens in bezit. Jan Herfst bracht het later nog verder. Hij had belangen in maar liefst zes molens. Behalve papier en zaagmolens waren er nog de korenmolens, de watermolens en een trasmolen, die blokken tuf steen tot moes stampte. Al deze ongetwijfeld schilderach tige sieraden in het landschap, maakten een oorverdovend lawaai. Vanwege het geraas en gestamp langs de Noord- en Zuidkade, kon men op de Kerkweg geen fatsoen lijk gesprek meer voeren! En als in de vorige eeuw de kerk aanging, moesten de molens zon dags stilgezet worden omdat an ders de predikant zich niet ver staanbaar kon maken. Over la waaioverlast gesproken^ De omstandigheden, waaronder in de molens gearbeid werd, waren ook lang niet altijd zo idyllisch, als de buitenkant deed vermoe den. In 1847 telde de papierma kerij van de Gebr. Blok aan perso neel: 14 mannen, 4 vrouwen en 30 kinderen. Als er geen wind was, gaf de eige naar de stakkertjes wel eens les in lezen en schrijven. Albert van Os, kind-arbeider bij een andere baas, beleefde iets dergelijks. Hij werk te in de molen ‘De Nijverheid', 9 jaar oud zijnde, van ’s morgens vier uur tot ’s avonds half acht, ’s Zaterdags iets korter. Voor 75 a 80 uur beurde hij de somma van 80 centen. Eén cent per uur. Een volwassene verdien de in de 18e eeuw drie a vier gul den, in de vorige eeuw oplopend tot vijf gulden. Modern was de ondernemer Jaco bus van der Haas. Onder het mot to 'Armoede wordt veel verzagt, wanneer door elk wordt bijge bracht' zorgde hij als drijvende kracht van de Vereniging van Pa pierfabrikanten voor een zieken fonds, ter ondersteuning van zieke werknemers. Het papier werd geëxporteerd, tot naar Amerika toe. Zoals nog he den het geval is, varieerden de pa- pierprijzen sterk. Er wort 80, 45, 65 en 80 cent per riem genoemd. De Waddinxveense papierindus trie ging in de crisisjaren van de ze eeuw ten onder toen de laatste papierfabriek van C. van Lange in 1933 moest sluiten. Waar nu Bak ker Kunstmest aan de Zuidkade gevestigd is, vormen de gebouwen een laatste herinnering aan deze verdwenen bedrijfstak. Vele andere papierfabrieken had den al veel eerder het loodje ge legd. Eén van de grootste oorza ken van de ondergang van deze industrie is geweest: het te lang doorgaan met de handfabricage en te laat overgaan op papierma chines. Van Lange, die in 1879 hiertoe wel overging, heeft het daardoor ook het langste volge houden. Is er verband geweest tussen de vervening en de papierindustrie? Zeker wel. Grote moleneigenaars als de familie Spruijt uit Gouda en Van der Torren uit Kralingen waren door de verveningen rijk geworden en investeerden hun ka pitaal in de industrie. Hans Geel, vice-voorzitter van de vereniging Historisch Ge nootschap Waddinxveen en adjunct-directeur van de christelij ke scholengemeenschap De Wadde (Sniepweg), met een fotoko pie van de 'cope' van 20 april 1233 (het jaar 1233 in de maand April woensdag na Misaricordia) waarin ‘Ik Floris, graaf van Holland', bekend maakt ‘dat ik Nicolaas van Gnepwijk en Herbaren van Aalsmeer en Woubrecht en hun verwanten heb verkocht alles behalve mijn bede van het land dat genoemd wordt Waddinxveen, dat ik vrij houd tussen Piklede en het land van Jakelinus, strekkend van de Gouwe zes voorling om hoog in het veen, voor tweehonderd pond hollands, waarvan zij vijftig pond op St. Jan Baptist, honderd pond een week voor Cathearatio Petri en vijftig pond op St. Laurens daarna zullen betalen'. (Foto: Sjaak Noteboom). veen. Anno 1837'. Waddinxvener Theus Verweij, een verwoed munten- en post zegelverzamelaar, heeft slechts 100 exemplaren van de herden- kingspenning laten slaan. Dat betekent dat er sprake is van een exclusief aandenken. Van elke bij de Rabobank Wad dinxveen verkochte penning wordt tien gulden afgedragen aan het Historisch Genoot schap Waddinxveen. De Stationsstraat-bewoner heeft in het verleden eerder lo kale herdenkingspenningen uit gegeven. Dat was onder andere het geval bij het 750-jarig be staan van Waddinxveen in 1983 (een zilveren daalder), het 50-jarig bestaan van de spoor lijn Gouda-Alphen aan den Rijn in 1985, het 75-jarig be staan van het Waddinxveemse architectenbureau Stuurman Partners BV aan de Brugweg in 1986 en de opening van de Coenecoopbrug in 1987. meer ook daadwerkelijk. Eerst toen kwamen de Waddinxveense verveners over de brug. Als eerste droogmakerij kwam de Noordplas aan de beurt in 1759. Zes jaar later had men 950 hecta re land gewonnen. Voor ’t eerst in eeuwen kon de landbouw weer beoefend worden. De boerderij 'Jagtlust' aan het Noordeinde dateert uit 1765 en herinnert aan deze grote onderne ming uit de 18e eeuw. Redelijk zou geweest zijn, als er toen op grote schaal uitkeringen gedaan zouden zijn uit Rijnlands waar borgfonds. Doch van die terugbetalingen is weinig terecht gekomen. Het fonds is in 1978 opgeheven, doch Rijnland is nog steeds op zoek naar rechthebbenden... rits van Leimuiden. Dat spreekt voor zich. Curieus is de naam, die zij aan het gebied gaven waarin zij zich vestigden: Poeliën, naar de land streek Apulië in Italië. Het was immers de eeuw van de Kruis tochten. In verbasterde vorm leeft de naam Poeliën voort in de straatnaam Peuleyen. Hubrecht van der Werve gaf zijn naam aan het kleine ontginnings- gebiedje Hubertsgerecht in het zelfde jaar (1269) waarin een aan tal anderen neerstreken in het land dat zij Groensvoorde noem den. Ook nu is een ondernemer van vlees en bloed bekend: Ijsbrand Ever, afkomstig uit de buurt van Teylingen, de man van wie hij het gebied ter ontginning ontving. Wie van Sassenheim maar Lisse rijdt, ziet aan zijn rechterhand nog altijd het kasteeltje Ever, in later tijden Dever genoemd. Als leenman van de Graaf had de heer Van Teylingen recht land ter ontginning uit te geven. Doch de Van Teylingens stierven in rechte mannelijke lijn uit waarmee hun rechten terugvielen in de hand van de Graaf. Dat was in die dagen de welbe kende Floris de Vijfde. En Floris beleende zijn vriendin Cathanrina van Durbuy, de weduwe van Al brecht van Voorne, met de Tey- lingse lenen. Zo kreeg zij in 1290 zeggenschap over alle tussen Gouwe en geest gelegen wildernissen waarmee de laatste Heer van Teylingen kort voor zijn dood was beleend. En natuurlijk al het recht op de toe komstige overheidsrevenuen van dat land, wanneer tot ontginning was overgegaan. Er was één belangrijke voorwaar de gesteld door Graaf Floris. Wanneer Catharina zou hertrou wen, dan zou zij de ‘Teylingse le nen' aan de grafelijkheid terug moeten geven. Maar toen zij in 1297 een tweede huwelijk aanging was de Graaf juist het jaar daarvoor door de edelen jammerlijk aan zijn eind gebracht en de Vrouwe van Voor ne gaf de lenen niet aan de jonge graaf terug, doch behield ze voor zichzelf. In deze situatie verscheen een aantal Goudse poorters op het slot Teylingen en verzochten de adel lijke dame een stuk wildernis te mogen kopen, dat ten westen van Zuid-Waddinxveen lag. De belangrijkste ondernemer van dit gezelschap was een zekere Hanne, maar ook Dire die Raed en Dire die Vrije behoorden tot de kooplustigen. Hoewel Cathari na van Durbuy onrechtmatig de beschikkingsmacht uitoefende over dit deel van de Hollandse wildernis, schrok zij er niet voor terug het land dat haar niet meer toebehoorde, te verkopen. De kopers moeten eveneens op de hoogte geweest zijn van het feit dat dit een gewaagde koop was. Op z’n middeleeuws gezegd: Het was ronduit een ‘Coene Coop'. Een vermetelde onderneming. De Hollandse Graaf, te zwak van po sitie om in te grijpen, liet de we- derrechterlijke in bezitneming op zijn beloop. In 1341 heeft de toen regerende graaf Willem de Vierde de illega le uitgifte alsnog gelegaliseerd. Heel fijntjes wordt Hanne in de oorkonde aangeduid met de toe naam Coenecoop. Het tegenwoordige bedrijvenpark, dat de naam van Hanne levend houdt, ligt niet op dezelfde plaats, ’t Oude Coenecoop lag veel meer in de richting van de huidige Piasweg. Met de komst van de Coeneco- pers had tevens een nieuw soort ondernemers zijn intrede in Wad dinxveen gedaan. Zij kregen in 1341 verlof om turf te gaan del ven. Men noemde dat ‘vervening in den droge'. Het land werd daarbij niet omge zet in water, maar de bovenste laag werd één spa diep afgestoken en op het bouwland gebracht. Daarna werd bijna een meter dro ge turf weggegraven en afgevoerd via de daartoe aangelegde Coene- coopvaart. Het delven van turf gebeurde in smalle percelen van 48 meter lang, ruim een meter breed en één meter diep. Landbouw en turfwinning gingen hand in hand. Voorschrift in Coenecoop was: ‘Soo wie een hont lants van wil den veen opbouwet te corenlande, die heeft verlof te delven ’t sijnen goed dunken 20 honts turfs'. Dat merkwaardige landschap van talloze droge greppels tussen de wuivende korenhalmen heeft niet lang bestaan. De droge, grauwe turf die in Coenecoop gestoken werd was uitstekend geschikt voor de industrie, omdat hij gemakke lijk brandde en een flink warm vuur gaf. Goudse brouwerijen hadden er vooral belangstelling voor. Voor één brouwsel gebruikte men onge veer 90 turfton. En Gouda alleen al telde zo’n 150 brouwerijen. Geen wonder dat rijke poorters uit die stad venen kochten in het naastliggende ambacht en er naar hartelust turf gingen delven. Wel iswaar waren de aan hen gestelde voorwaarden strenger dan de con dities, die voor de inwoners van Coenecoop waren vastgesteld, maar daar stond tegenover dat de ze ondernemers zich maar weinig aan de gestelde bepalingen hiel den. Als stadspoorters meenden zij niet onderworpen te zijn aan de competentie van de waterschaps besturen van de ambachten. WADDINXVEEN - Bij de vestigingen van de Rabobank Waddinxveen aan de Kerkweg- Oost en Groensvoorde is nog altijd een ter gelegenheid van de oprichting van de vereniging Historisch Genootschap Wad dinxveen (HGW) bij de ’s Rijks Munt in Utrecht geslagen her- denkingspenning te koop. De nikkeien en als zilver proefgeslagen herdenkingspen- ning, een initiatief van HGW- bestuurslid T.W. Verweij (Sta tionsstraat), werd dinsdag 20 april - de 760e 'verjaardag' van het in 1233 ontstane Waddinx veen - in de Ontmoetingskerk (Groensvoorde) gepresenteerd. De van het muntmeestersteken voorziene penning, met een plastic omhulsel verpakt in een sierlijk blauw doosje, kost 40 gulden indien die bij de Rabo bank! Waddinxveen wordt aan geschaft. Leden die zich aanmelden als lid van het Historisch Genoot- WADDINXVEEN - De op dinsdag 20 april - de 760e ver jaardag van Waddinxveense - opgerichte vereniging Histo risch Genootschap Waddinx veen, die wordt voorgezeten door oud-notaris J. in ’t Hol (Prinses Beatrixlaan), werft el ke week nieuwe leden. Van het Historisch Genoot schap kan iedereen lid worden tegen betaling van 25 gulden per jaar. Men krijgt dan gratis toegang tot tentoonstellingen, lezingen en diavoorstellingen en men ontvangt vanaf septem ber op zijn huisadres een kwartaalblad. Leden kunnen zich opgeven bij secretaresse C.J.Th. de Jong- Steenland, Souburghlaan 22, 2741 Waddinxveen, telefoon 01828 - 15698. Het gironum mer van het Historisch Ge nootschap is 6494844 en het bankrekeningnummer 3668.01155 (Rabobank Wad dinxveen). De eerste honderd leden kunnen voor 30 gulden een speciale herdenkingsmunt aanschaffen. De vereniging Historisch Ge nootschap Waddinxven heeft in het bijzinder tot doel de kennis van de geschiedenis van Waddinxveen te bevorderen. Zij wil dat doen door het op sporen, verzamelen en publice ren van gegevens, documenten en voorwerpen van historische betekenis voor Waddinxveen. Het eerste plan is het in sep tember organiseren van een tentoonstelling over de ge schiedenis van de Waddinx veense industrie. Het dagelijks bestuur van het Historisch Genootschap be staat uit voorzitter J. in ’t Hol, vice-voorzitter J.D. Geel, pen ningmeester H. Smid en secre taris C.J.Th. de Jong-Steen- land. den. En om deze dieren te kun nen gebruiken, was een nieuw be- spanningssysteem ontworpen, waardoor de adem van de paarden niet lager werd afgesneden. Met deze nieuwe methode kon een span paarden de ploeg meer dan twee honderd meter voorttrekken, zonder te rusten. Deze afstand werd zelfs een nieu we, middeleeuwse lengtemaat, na melijk de 'voorling'. Men had im mers met het span paarden ‘een voor lang' afgelegd. Om precies te zijn: 208 meter. Op deze manier van rekenen ge baseerd gaf de Hollandse graaf dan ook zijn land aan de ontgin- ners uit. De eerste maal zes voor ling. Nu verstaan wij ook, waarom de Dorpstraat - de kern van Wad dinxveen - meer dan een kilome ter, van de Gouwe gelegen is. Want aan het einde van die zes voorling land bouwden de ontgin- ners hun hoeven en hun kerk. Nu zal iemand wellicht denken: Alles goed en wel, maar voor mensen, die tot de leenadel be hoorden moet dit alles toch een zekere mate van degeneratie bete kend hebben. Hun riddermatige leefwijze moesten ze opgeven om als gewone boeren te werken en te wonen in het afgelegen veen. Maar dan denken wij toch te ge ring van hun kunde. De ontgin ning van de moeren, zegt een be faamd historicus, is een meester stuk van ingenieurskunst geweest en er moet een soort driehoeks meting bij te pas gekomen zijn. Maar hoe die primitieve pioniers, die van lezen noch schrijven wis ten, aan die wonderbaarlijke kun de gekomen zijn, zal wel altijd een raadsel blijven. Door de latere verveningen is er van deze meetkunde in Waddinx veen weinig meer zichtbaar. Maar voor wie er oog voor heeft, is er op de kaart en in het Hollands landschap nog genoeg te zien. De methode heeft in het Hollands- Utrechtse streekgebied zijn spo ren overal nagelaten. Men expor teerde kennis, kunde en arbeid, zelfs tot bij het Duitse Bremen. Het doel van de onderneming werd ruimschoots bereikt. In 1260, slechts 27 jaar na de start, was het gehele gebied in cultuur gebracht. Nicolaas en Woubrecht breidden in dat jaar hun gebied uit naar het westen. Hun boerderijen kwamen daar mee temidden van hun grondge bied te liggen. Elke hoeve be schikte over een strook land van bijna 2 km lang. De breedte van hun grond besloeg omstreeks 110 meter. De hogerop liggende voorlingen gebruikte men als weide voor het vee. Doch het grootste deel van het ontgonnen land werd ver bouwd met rogge en gerst. De op brengsten waren zeer hoog: 75 jaar na het allereerste prille begin was de opbrengst anderhalf maal hoger dan de verwachtingen wa ren. Gedurende de gehele eerste helft van de 14e eeuw bleven de koren- tienden de ruggegraat vormen van het grafelijk inkomen. Voor een goed begrip: de elfde van iedere geoogste schoof was voor de Graaf. Wanneer een onderneming suc cesvol verloopt, heeft dit ook aan trekkingskracht op anderen. Reeds in 1244 kwam een tweede groep kolonisten naar Waddinx veen. Ook zij waren afkomstig uit dezelfde streek als Nicolaas en zijn gezellen: Dirk Dosin kwam van Rijnsaterwoude-Ter Aar, Ge rard Abben van Abbenes en Mau- door C. NEVEN ’t Was vrijdag 30 september 1932. Midden in de crisistijd. Bij 1.650 adressen gleed het eerste nummer van het 'Weekblad voor Waddinxveen' (een voorloper van de huidige krant uit 1945) in de bus. Zomaar gratis. In die dagen had je niet veel voor niets. Niet zon der trots stond er in de kop ver meld ‘wordt kosteloos aan alle ge zinnen tot in de uithoeken der ge meente bezorgd'. Wie de krant opensloeg zag daar de volgende Oudhollandse dicht regels: ‘Het nijvr’e Waddingsveen sich uyt uytstreckt langs de Gou we, Te midden vruchtbaar ooft en lachende landouwen'. De schrijver van het artikel ver volgt dan met: ‘Wanneer onze groote dichter Vondel Waddinx veen gekend had, zou hij onge twijfeld het vers hebben gedicht, dat wij hierboven neerschreven. Waddinxveen, de nijvere gemeen te, die zich de laatste eeuwen zoo sterk heeft uitgebreid, dat het aantal inwoners met meer dan de helft is toegenomen, was ook in Vondel’s tijd wel waard om be zongen te worden'. Daar nu onze goede Joost van den Vondel bij mijn weten nimmer aan het bezingen van die lof is toegekomen, doe ik in dit artikel ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Waddinxveen dit jaar. Het mag wel zeer uitzonderlijk genoemd worden, dat de namen van de eerste ondernemers in Waddinxveen bewaard zijn geble ven. Er zijn nog wel enkele plaat sen in ons land, die hun stichters bij name kennen; doch dan geldt het mensen uit de 19e eeuw. Een enkele maal uit de 17e eeuw. Maar dat dit het geval is met per sonen uit de 13e eeuw is iets unieks. Dit waren hun namen: Ni colaas van Gnephoek, Herbaren van Aalsmeer en Woubrecht. In het jaar 1233 kwamen zij naar Waddinxveen. Niet, om het zo maar eens te noe men, om een winkeltje te begin nen. Nee, hun komst betekende de start van een zeer grote, om vangrijke onderneming: De ont ginning van een woeste wildernis. Hun namen verraden reeds hun geboortestreek. Alphen, Aal smeer, Leimuiden. Ze waren wel gesteld, konden rijpaard en harnas houden om de graai in tijd van oorlog als ruiter te dienen. Het waren welgeboren lieden, moge lijk behoorden ze zelfs tot de leenadel. Wat zochten zij nu hier op die drassige vlakte langs de Gouwe, op dat moerassige land vol ruigte en kreupelhout? Hun doel was geen ander, dan deze barre wil dernis te herscheppen in vrucht bare cultuurgrond. Grond waarop koren verbouwd kon worden. Met grote kennis van zaken heb ben ze de onderneming aangevat. De techniek, die men toepaste, bestond uit het graven van sloten op regelmatige afstanden van el kaar. Basis voor de ontginning was het onder Hazerswoude ontspringen de veenstroompje de Gouwe. Van daar uit werkte men naar het wes ten, het hoger gelegen veen in. De op deze wijze op gang ge brachte waterafvoer veroorzaakte een sterke grondwaterverlaging. Nadat de begroeiing was platge brand, begon het ploegen. Dat klinkt voor ons allemaal heel gewoon. Doch de ontginners ge bruikten de modernste middelen. Er was een ijzeren ploegschaar ontwikkeld, die niet getrokken werd door ossen, maar door paar- Het beste land van ’t dorp zou hooguit 6 gulden per morgen op brengen. Waar ze van leefden? ‘Se seggen, dat sij hemluijden ge neren met coijen, mit bouwerije, mit turf te delven, ende mit dijcken ende sloten'. De vervening ‘in den droge' had Waddinxveen tot bittere armoede gebracht. En niets wees er op, dat hier ter plaatse ooit nog een suc cesvolle onderneming gestart zou kunnen worden. Het tij kenterde rond 1530. Door toename van bevolking en nijver heid was er steeds meer brandstof nodig. En door de nood gedreven zorgden vooral de armere verve ners dat aan die vraag werd vol daan. In putten en afwateringssloten, die eerder voor het droge delven waren gemaakt, ging men eenvou dig verder met baggeren van slijk uit het water. Met de baggerbeu- gel. De aldus gewonnen turf bleek veel beter, omdat het koolstofge halte hoger was. Weliswaar wer den de keuren overtreden, maar wegens hun armoedige omstandig heden werden de arme sloebers nogal clement bestraft. Het slag turven had een aanvang genomen en zou de eerstvolgende eeuw een niet te stuiten broodwinning blij ken. Controle op naleving van de voor schriften was zeer moeilijk. Er bestonden nog geen kadastrale kaarten, waarop men de voorrang van de vervening kon bijhouden. Men scheen trouwens geen be hoefte te hebben ruchtbaarheid te geven aan de door vervening ont stane plassen. Op de grote kaarten van Floris Balthasarsz. (1611) en Jan Stam- pioen (1635) komen helemaal geen plassen voor, terwijl ze er toen wel degelijk waren! Dit we ten we, niet alleen door een kaart van Jan Dou uit 1600, maar ook door getuigenissen van dorpelin gen, dat zoveel en zoveel hond land was omgezet in water. Er werd turf gebaggerd, en niet zo zuinig ook. Men ging tot 3 a 4 meter onder de waterspiegel, tot dat de onderliggende kleilaag was bereikt. Werd het dorp door al die econo mische bedrijvigiheid van het slagturven enigszins welvarend? Het antwoord is helaas: maar zeer matig. Daar hadden de zware oorlogslas ten van de tachtigjarige oorlog vanzelfsprekend ook hun aandeel in. In 1613 getuigden een aantal vooraanstaande Waddinxveners van de steeds voortdurende ar moede: ‘Deurdien syluijden bij tijde van oorloge, altijts de meeste innele- geringe ende deurtochten der sol daten onderworpen geweest syn, ende syluijden daeromme oock noeijt te boven hebben connen co rner., behalve dat syluijden hem oock meest alle gelijck alleen met slagturven int veen sijn generen de, waerop seer grote imposten betaelt moeten worden tot profijte van de gemeene landen van Hol- lant'. En inderdaad moest op de turf enkele malen belasting betaald worden. Eerst de 'turfmaat'. Dat was een belasting, die betaald werd bij het uitmeten van de hoe veelheid turf met een geijkte turf ton van 225 liter en ten goede kwam aan de graaf of ambachts heer. Werd de turf in de stad verkocht, dan moest aan het stadsbestuur accijns worden betaald in de vorm van een 20e of 16e penning. Dat verschilde van stad tot stad. Bij export van de turf werd er een impost opgelegd. De kohieren hiervan geven een aanwijzing omtrent de hoeveel heid geexporteerde turf. Hieruit blijkt, dat het aan Gouda grenzen- De aan de Jan Dorrekenskade-Oost wonende Waddinxvener C. Neven (geboren in 1947) was de tweede spreker tijdens de feestelijke viering van het 760-jarig bestaan van Waddinxveen op 20 april. Hij behandelde het onderwerp ‘Hoe verdienden Waddinxveners door de eeuwen heen de kost'. Cees Neven is amateur-historicus en publiceerde diverse boeken en artikelen over de geschiedenis van Waddinxveen. Hij is archivaris van de Centrale Hervormde Gemeente, lid van de redactie van het Re gionaal Historisch Tijdschrift 'De Schatkamer'lid van de commissie van advies voor het Streekarchief Hollands Midden en maakt deel uit van het dagelijks bestuur van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. In het dagelijks leven is hij werkzaam op de administratie van een aantal Goudse scho-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 1993 | | pagina 11