)ne ipo Bjorn Daneel René Kraan Arjan Looy Marc van Veenendaal Ron Mayenburg Lennart Duijvelaar At Maassen MiE »IP w "ié r i w* paar jaar tijd veel beken- De datum 21 oktober 1985 staat nog het geheugen gegrift van René Kraan, 43 jaar en woonachtig in Leimuiden. „Toen ben ik 'er’ vanaf gekletterd, tijdens de strandrace in Scheveningen. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren”, vertelt René die in zijn woonplaats een motorzaak - Remoto - heeft. De onfortuinlijke coureur liep bij zijn buiteling een verbrijzeld linker been op, waardoor en abrupt een einde kwam aan zijn crosscarrière die in 1978 was begonnen. „Ik heb daarna nog twee jaar op krukken gelopen en ben er vervolgens een jaartje of acht tussenuit geweest.” In 1994 stapte René op een Twin shock. „Dat is een ouwe lullenktasse op motoren van 1976", zo omschrijft hij zelf deze discipline. Verleerd was hij het nog niet. Dat bewees de Leimuidenaar in 1999 door Nederlands kampioen te worden. Zaterdag en zondag berijdt hij een KTM 520, een modern fietsje. „Angst om weer op de motor te stappen heb ik ook nooit gehad, maar het lichaam stond het lange tijd niet toe. En verleren doe je het ook niet. Ik heb nu thuis een ventje van drie en een half die er al op zit.” Calvin is de naam.Als de peuter het karakter van zijn vader meekrijgt zullen we ooit nog wel eens van hem horen. Als er één rijder is die reikhalzend uitkijkt naar de Supermotard-wedstrijden is het wel Marc van Veenendaal.Vorig jaar ontbrak hij omdat in die periode zijn zoontje Jordi werd geboren. „Leuk, zulke wedstrijden. De spanning die er heerst en je kan eindelijk weer eens legaal racen op de weg”, lacht de Leiderdorper, eigenaar van een bouw- en onderhoudsbedrijf Dito genaamd. Hij is 39. „Maar ik ben geen ouwe lui, hoor. Het hangt er helemaal van af hoe je leeft. Je moet natuurlijk niet de hele dag op de bank gaan liggen.” Twee jaar geleden maakte hij voor het eerst kennis met Supermotard. „Dat ging wel redelijk. Ik weet nog wel dat het nat was en ik er net twee nieuwe banden om had liggen. Een beetje eng, want dan kun je geen foutjes maken.Voorzichtigheid was toen troef.” Mare zegt in het verleden wel eens een prijsje te hebben gereden. „In een kermiskoers, ja. Maar ik rijd niet zo gek veel wedstrijden. Het kost handenvol geld en het is altijd ver weg. Bovendien kan ik er mijn brood niet mee verdienen.” De sport is voor hem een uitlaat klep. Regelmatig neemt hij zijn zoontje Jordi van vier mee. „Ik vind het heerlijk om te rijden.” Met Ron Mayenburg zal komend weekeinde ernstig rekening gehouden moeten worden. Hij geldt in de opstapklasse als de grootste concurrent voor drievoudig winnaar Ron van der Horst en Marcel van den Berg. Liever had hij - net als Ron en Marcel - bij de inters gereden, de prestigeklasse. „Dat is veel mooier. Het gaat nóg sneller en dan ga je zelf automatisch ook een stuk harder”, aldus de 32-jarige sporter uit De Kwakel, filiaalhouder van Huurcenter („we verhuren alles wat met de bouw te maken heeft”) in Nieuw Vennep. Met een tweede plaats in Venray en een vierde in Veenendaal heeft Mayenburg dit seizoen al van zich doen spreken. Vorig jaar behoorde hij ook in Alphen tot de favorieten. Hij was, na zes jaar, net gestopt met crossen. „Ik heb er absoluut nooit spijt van gehad, maar de motivatie was weg. Bovendien kwam ik op de weg altijd al beter uit de voeten.” Dat bleek toen hij zaterdags met zijn Yamaha 250 de snelste tijden neerzette. „Ik had er dus alle vertrouwen in, maar een dag later reed ik mijn rechterhand kapot op een dranghek.” Van opgeven wilde hij niets weten. Hoewel Mayenburg dondersgoed wist dat zijn hand was gebroken. „Ik heb het zelf allemaal dichtgeplakt. Natuurlijk had ik wel naar de EHBO kunnen gaan, maar dan had ik een startverbod gekregen.” Pas ’s avonds ging de hand, na een operatie, in het gips. Twintig jaar is hij pas, Björn Daneel. Jong, heel jong, in vergelijking met de meeste van zijn supermotard-collega’s. „Tja,” verzucht de Bodegraver, „de meeste rijders zijn allemaal ouder.” Normaal gesproken was hij ook nog ’gewoon’ crosser geweest. De tak van sport waarmee hij op zevenjarige leeftijd begon. Opa en vader immers hadden het voorbeeld gegeven.Voetbal trok hem helemaal niet, crossen des te meer. „Want het is ook vrij normaal dat een kind van vier met zijn pampers om al op een crossmotor stapt. Ook ik vond het leuk, maar kreeg te veel blessures aan mijn onderarmen. Ik ben er aan geopereerd, maar dat heeft niet zo veel ge holpen. Daarom ben ik er mee gestopt en rijd nu voor het eerst supermotard.” Op zijn Honda 500 hoopt de jonge Bodegraafse vrachtwagenchauffeur mee te kunnen komen met de betere rijders. „Ik weet wat supermotard is”, zegt hij. „Jammer dat er nu nog zo weinig wedstrijden in Nederland in zijn. Volgend jaar komt er een competitie over vijf wedstrijden. Beter dan niks en het is misschien een begin.” Voor Bjorn is supermotard in ieder geval de toekomst. „Weg- racen? Nee. Dat is alleen maar rondjes rijden, dat trekt me niet zo. Ik houd toch wel van het crossgedeelte, want het springen dat er inzit vind ik toch wel leuk.” Tussen dikke dertigers en begin veertigers is Lennart Duijvelaar met zijn 21 jaar nog maar een groentje. Samen met zijn vader handelt hij in klassieke automobielen. Aan de Kalkhovenweg in Alphen aan den Rijn hebben pa en zoon een pandje. „Met een werkplaats en zelf woon ik er boven”, zegt Dijvelaar junior, die behalve zelfstandig handelaar psychologie studeert. Komend weekeinde doet hij voor het eerst aan de Supermotard-wedstrijden mee. „Vroeger heb ik wel in de I25cc gecrosst, op een Honda. Echt goed was ik niet, maar het was wel een serieuze hobby van me.” Nadat hij voor zijn motorrijbewijs was geslaagd, schafte Lennart zich een KTM 620 aan. Gestimuleerd door Marcel van den Berg pakte hij, na een periode gestopt te zijn ge weest, in februari dot jaar de draad weer op.Wonderen verwacht hij niet bij zijn debuut in de opstartklasse. „Ik doe het voor de lol, maar het moet vooral veilig zijn. Ik ben niet zo’n waaghals en ik heb te weinig lef, vooral op de lange stukken. De laat ste jaren heb ik steeds langs de kant gestaan en dan moet je toch een keer meedoen. Zeker als je zo’n fiets hebt. Ik heb een mooi spulletje en een snelle coureur zou er zeker mee kunnen winnen. Voor mij is het de lol, maar als het bevalt doe ik vol gend jaar misschien wel weer mee.” Regelmatig keert de naam van Marcel van den Berg terug in de gesprekken met de deelnemers. Zo ook bij At Maassen, de 42-ja- rige eigenaar („ik werk al vijftien jaar voor me zelf”) van Maassen Motors uit Alphen aan den Rijn. „Die man is zes keer kampioen van Nederland geweest en een voorbeeld voor iedereen. Hij heeft nu een nieuwe motor gekocht en ik heb zijn KTM 640 overge nomen. Toen is het idee gekomen om een keer mee te doen", aldus At, die over een schat aan ervaring beschikt. „Vanaf mijn acht ste zit ik al op brom- en motorfietsen. Ik heb veel gecrosst, aan wegraces meegedaan, op klassieke motoren gereden en gekart. Het heeft me altijd wel geboeid, al ben ik eigenlijk meer een sleutelaar dan een rijder.” De Supermotard is hem niet vreemd. „Een aan tal jaren ben ik als helper bij de Stichting SMC betrokken geweest en ik heb het dus altijd wel van dichtbij gevolgd. Ik vind het leuk om het nu eens zelf te proberen.” Dat Uithoorn heel dicht bij Amsterdam ligt is wel te horen aan het accent van Arjan Looy. En dus ook aan humor geen gebrek. Op de vraag of hij ooit wel eens wat gepresteerd heeft in zijn carrière, klinkt het spontaan: „Nou niet echt. Niet dat ik de kranten heb gehaald of zo.” Op de achtergrond reageert zijn vriendin al even spontaan: „Maar wel het ziekenhuis.” De 33-jarige internationaal chauffeur kan dat, gelukkig, lachend ontkennen. „Nee, hoor. Ik heb nog nooit wat gebroken of zo.” Als de weergoden geen roet in het eten gooi en wordt het dit keer zijn eerste wedstrijd in Alphen. „In 1998 heb ik wel tijdens de trainingen op zaterdag gereden, maar een dag later werd het afgelast”, aldus Looy, voor wie supermotard puur hobby is. „Ik moet mijn crossmotor speciaal ombouwen. Maar ik vind het spannend. De combinatie van weg en zand vind ik wel leuk.Vooral het harde gedeelte en daarom rijd ik ook re gelmatig in België%o. Daar hebben ze mooiere banen.” Volgens Arjan Looy zijn ze bij onze zuiderburen een heel stuk fanatieker. „Ze willen altijd winnen. Natuurlijk willen wij dat ook, maar de Belgen zijn wat dat betreft drie keer zo erg als Nederlanders. Op een gegeven moment gaat gewoon de knop om, dat is hun aard.” Op een braakliggend terrein bij de havens in Amsterdam West (.„daar rijdt van alles en het is er heel gezellig”) stapt Looy zo af en toe voor de lol op zijn ’fiets’. Het blijft tenslotte een hobby en wat hij van de komende wedstrijden moet verwachten is een groot vraagteken. „Deze sport is in een der geworden. ’Ze’ hebben zelfs een internetsite. Heel blijven is in ieder geval het belangrijkste.”

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Weekblad voor Waddinxveen | 2001 | | pagina 29