ALGEMEEN VERSPREID
sr
Kerstmis - Nieuwjaar
UITSAVE. DRUKKERIJ HERMAN MATHOT - WADOINKVEEN
VERSCHIJNT IEOEREN ZATERDAGMORGEN
ING”.
Inschrijving voor de Militie.
EN en
l
ADVERTENTIEPRIJS: van 1—5 regels 35 cent, iedere
regel meer 7 cent Bij ABONNEMENT (om binnen één
jaar te plaatsen, gerekend vanaf 1 Juli, 1 Oct, 1 Jan.
of l April)250 regels 6 cent, 500 regels 5 cent, 1000 regels
4 cent en 2500 regels of daarboven 3 cent p. regel. Dezelfde
advertentie voor 3 X opgegeven wordt 2 X berekend.
18 DEC. 1915
NUMMER 74
2e JAARGANG
OPLAGE 1400
o.—
n.m. 5.—
JDA:
50.
n.m. 1.50
L:
10.
n.m. 1.30
VERSLAGEN van vergaderingen, BERICHTEN enz. kunnen
gratis worden opgenomen en worden ingewacht totuiter-
lijk Donderdagmiddag 1 uur; AD VERTENTIÉN tot uiterlijk
Vrijdagmorgen 9 uur. Advert, en andere stukken moeten
onderteekend zijn of van een bekende vereeniging
uitgaan. Ingezonden stukken worden niet opgenomen.
Wegens Kerstmis zal dit blad vol
gende week inplaats van Zaterdag op
Vrijdag verschijnen.
Advertenties kunnen voor dat nummer aan
genomen worden tot uiterlijk Donderdagmiddag
1 uur.
Het Nieuwjaarsnummer zal verschij
nen op Nieuwjaarsdag.
Advertentiën en Nieuwjaarswenschen
worden voor dat blad aangenomen tot uiter
lijk Vrijdag 31 Dec., ’s middags 12 uur.
DE UITGEVER.
OFFICIEELE KENNISGEVINGEN.
AANGIFTE
ter
De BURGEMEESTER der Gemeente Wad-
DINxveen brengt ter kennis van wie het aan
gaat, inzonderheid van de in het jaar 1897
geboren mannelijke personen, dat bij de Mi-
litiewet (Staatsblad 1912, No 21) het volgende
is bepaald:
Wie moeten worden ingeschreven.
Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in
art. 13 wordt voor de militie ingeschreven:
1°. ieder minderjarig mannelijk Nederlander,
die op 1 Januari van het jaar, volgende op
dat, waarin hij het 18e levensjaar heeft vol
bracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
of wiens vader, moeder of voogd op genoemd
tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft;
2°. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die op genoemd tijdstip in een der genoemde
Rijken woonplaats heeft;
3°. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op
genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet
wordt gehouden:
A. de minderjarige niet-Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft:
1°. indien zijn vader, moeder of voogd bin
nen het Rijk woonplaats heeft en gedurende
de voorafgaande achttien maanden in het Rijk
of in de koloniën of bezittingen des Rijks in
andere werelddeelen woonplaats gehad heeft;
2°. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de kolo
niën of bezittingen des Rijks in andere wereld
deelen woonplaats gehad heeft, tenzij hij in
den zin dezer wet een vader of moeder heeft
3° A. van hem, bedoeld in art. 12 eerste
lid, onder 3°., indien hij minderjarig is:
a. zoo zijn vader, moede; of voogd binnen
het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der
woonplaats van zijn vader, moeder of voogd;
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader,
moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet
binnen het Rijk woonplaats heeft, in de ge
meente, waar hij zelf woonplaats heeft
B. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid,
onder 3°., indien hij meerderjarig is:
in de gemeente waar hij woonplaats heeft.
2. De in het vorig lid als plaats van in
schrijving aangewezen gemeente is die, waar
de woonplaats gevestigd is of was op 1 Jan.
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te
schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht.
Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te
Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden
wegens woonplaats onderscheidenlijk in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België,
wordt de gemeente, waar de inschrijving moet
plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de
woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in
te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht.
Aangifte ter inschrijving.
Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet
worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe
aan te geven bij den burgemeester (jer ge
meente, waar de inschrijving moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of aanwezig is, rust
de verplichting tot het doen van de aangifte:
a. indien het een minderjarige betreft, op
zijn vader, moeder of voogd, mits de vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
woonplaats heeft of - indien de voogdij is
opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid be
zittende vereeniging, aan eene stichting of aan
eene instelling van weldadigheid op de be
stuurders;
b. indien het een meerderjarige betreft, die
onder curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer
wet geen vader, moeder of voogd heeft, of
wiens vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België woonplaats heeft, is, behoudens het
bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het
doen van de aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der in art.
16 vermelde gestichten en inrichtingen of be
hoort tot de in het tweede lid van genoemd
artikel bedoelde personen, dan wel in dienst
bij de zeemacht, bij het leger hier te
lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet
ter inschrijving te worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Jan.
en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats
heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die
binnen het Rijk woonplaats heeft, en gedurende
de voorafgaande achttien maanden in het Rijk
of in de koloniën of bezittingen des Rijks in
andere werelddeelen woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in
het vorig lid wordt gehouden:
voor minderjarig hij, die minderjarig is in
den zin der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in
den zin der Nederlandsche wet.
Wie niet inschrijvingsplichtig zijn.
Artiket 13. Voor de militie wordt niet in
geschreven
1°. de ingezetene njet-Nederlander, die blijkt
te behooren tot een Staat, waar de Nederlan
ders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn
onderworpen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid
is aangenomen;
2°. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te
hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
In welke gemeente de inschrijving moet geschieden.
Artikel 14. 1. De inschrijving geschiedt:
1°. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder 1°.:
a. zoo zijn vadjr, moeder of voogd binnen
het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der
woonplaats van vader, moeder of voogd;
b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in
den zin dezer wet een vader, moeder of voogd
heeft en deze in eene andere gemeente bin
nen het Rijk woonplaats heeft:
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het
Koninkrijk België en hij niet binnen het Rijk
woonplaats heeft in de gemeente Rotterdam;
e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in
het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koninkrijk België en zijn
vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk
of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in
de gemeente Rotterdam
2°. van hem, bedoeld in aft. 12„ eerste
lid, onder 2°:
a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk,
in de gemeente zijner woonplaats;
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche
Rijk, in de gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heeft in het Konin
krijk België, in de gemeente Rotterdam;