DE HÜLPBABZ.
30.—
8
as
s
9520.—
%y olksondorwijs.
Tnuuport 35817.37*
Hypotheek- 39400.
Obligatie - 100.
Interest te goed - 365.09
ƒ75682.46*
Aan rente werd verkregen ƒ2913.13*
Ten voordeele der-inleggers verscheen - 1659.9 8
Blflft f 1253.20*
Salarissen en Qnkosten 428.62*
- sb 8 £Vf - 1 lJ.l.
Vermeerdering van 'treservefonds 824.58
Het Kapitaal der Bank bedraagt 6756.68
Eu de Schuld nu Crediteuren - 68925.78*
ƒ75682.46*
Het Kapitaal deier inrichting' bestond nit 142
aandeden a 25 3550.
en eigen kapitaal - 112.35'
u-*; •*-••• ƒ3662.35*
Daarenboven beeft de Bank bij de alhier gevestigde
Spaarbank een doorloopend crediet van/1000, waar
van in Januari/600.en in October andermaal
/600 voor korten tyd werd gebruikt.
Er werden 59 aanvragen goedgekeurd; 6 minder
dan bet vorige jaa^ 11 personen meldden zich voor
bet eerst aan
Er werden gesloten:
1 lnuing 30
f
9 - 40
- 120.—
11
n
- 60
- 650.—
1
- 60
- 60.—
9
- 70
- 140.—
x i.
- 80
- 240.—
9
9 100
- 1800.—
1:
9
-130
- 130.—
3
9
9 - 150
- 460.—
9
-200
- 1200.—
11. h
9
- 300
- 2100.—
9
400
- 3200.—
59
4
Li 1874 werd 954Q ter leen verstrekt.
Aan boeten werd ƒ1.88 ontvangen. De borgen
behoefden nimmer aangesproken te worden.
De interest ten behoeve der Bank verschenen
bedroeg 368.22s
makende met de boeten- 1.23
369.45s
Na aftrek der salarissen en onkosten - 183.81
Blijft 185.64»
Daarvan vit te keeren aan 141
aandeelhouders (een der aandeel
houders stelde zyne coupons ter be
schikking van de Bank) 48/s °/0 - 163.30
Vermeerdering van het eigen
kapitaal f 22.34»
Door Z. M. den Koning is aan de hh. van Hall en
Montijn concessie verleend tot droogmaking der plassen
onder Reeuwgk en Sluipwijk.
De oommissie van advies bestaat uit de hh. F. H. Bu-
taëus Brack, J. Kruijt, Joh. Kruijjt Dz. en G. van
Vliet.
Voor de afdeeling Waddinxveen van Volk tonder-
nfi* trad Maandagavond als spreker op Mr. A. Kerdijk
die het voorstel Moens met nadruk aanbeval en den
leerplicht als het eenige afdoende middel beschouwde
tot wering van het schoolverzuim, dat door zedelijken
invloed niet schijnt te verbannen uit onze maatschappij.
Discussie werd gevoerd door de hh. l/ittenbroek en
Engelberts, resp. hoofdond. aan de chr. school en pred.
bij de dhr. geref. gemeente te Waddinxveen.
De tijd nadert, waarin het de taak der Commissiën
voor den watersnood zijn zal, zooveel mogelijk de scha
de te vergoeden, waardoor minvermogenden van de
middelen zijn beroofd, om in het vervolg in hun behoef
ten te voorzien. Voor die schadevergoeding zijn niet
onbelangrijke sommen beschikbaar. De*Vereenigde Com
missie te Amsterdam en de Commissiën te Rotterdam
en te 'sHage zijn nu in overleg getreden over de wijze,
waarop die sommen het best zullen kunnen worden be
steed, en hebben zich thans tot de verschillende districts-
oomités gewend, tot het verkrijgen van inlichtingen over
de schade, die in de districten is geleden. Zg vragen
daartoeDoor wien schade is geleden Wat is zijn be
trekking? Is hij geheel of gedeeltelijk beroofd van zgne
middelen van bestaan Waariu bestaat de schade en hoe
groot is het bedrag in geld Is er reeds schadevergoe
ding verleend en voor hoeveel Zij u er in de afzonder
lijke gemeenten of wel bij U we Commissie nog midde
len beschikbaar voor verdere schadevergoeding, en,
zoo ja, welke?
De antwoorden, hoopt med, met op- en aanmer
kingen verrijkt, zoo spoedig mogelijk terug te ont
vangen.
Z. M. de koning heeft aan de tooneelschool te
Amsterdam voor het jftar 1876/77 weder een subsi
die van /5000 verleend, na het uitgebracht verslag
van het hoofdbestuur van het tooneelverbond betref
fende die school te hebben goedgekeurd.
Naar het Vadfrrerpeemt is van Jan Holland, (dr. Vi-
tringa) den bekenden schrijver van /Keesje Putbus* en
van wien men, ten minste onder dien speudoniem, in
lang niets vernomen heeft, een roman in twee deelen ter
perse by demboekhandelaar W. Hulscher GJz. te De
venter. De vry pikante titel is „Darwinia" Roman door
Jan Holland.
Op de quarantaine-plaats te Wieringen zal dit jaar
een groot kruidmagaeijn gebouwd worden.
In de afdeeling tuinbouw der tentoonstelling te
Philadelphia zal Nederland door vijf firma's verte
genwoordigd zijn, t. w.J. P. R. Galesloot, te Ara
sterdam, vruchtboomen in verschillende vormenW.
C. Boer, te Boskoop, 24tal Semper-vireutes, nl. 12
Coniferen en 12 Hex-soorten; J. H. Krelage, firma
E. H. Krelage Zoon, te Haarlem, bol- en wortel-
gewasssen, bestemd om in het Park in perken in den
vollen grond te worden geplant, in 8 soorten, elke soort
voor een afzonderlijk bed; P. van Nes te Boskoop, ruim
100 boomen en heesters van verschillenden aard; A. C.
Groenewegen, firma A. C. van Eedeu Co., te Haarlem
Album van Eeden, Haarlems Flora, afbeeldingen in
kleurendruk van verschillende bol- en knolgewassen
met tekst, geredigeerd en uitgegeven door den inzender.
Men meldt uit 's HertogenboschDe verwoestin
gen, door de jongste waterramp in een gedeelte van
Noordbrabant en Gelderland teweeggebracht, doen
andermaal de noodzakelijkheid gevoelen, naar maat
regelen om te zien, om den bijna elke vgf jaren
wederkeeren vijand, die zooveel ellende en kommer
aanbrengt, voor altijd te weren. Als afdoend middel
daartoe wordt genoemd, de heropening van den boven-
mond der Oude Maas, waardoor het water van de
rivier de Maas, in plaats van langs Hcdikhuizen
naar Gorinchem door jU' Oude Moan near de rivier
de Amer zou worden afgevoerd." De Oude Maas zou
tot dien afvoer door verbreeding en verdieping ge
schikt moeten wor4en gemaakt. Naar inen verneemt,
is dit denkbeeld in het collegie van gedep. staten
van Noordbrabant tot een punt van ernstige over
weging gemaakt.
De vangst van haring op de Zuiderzee te Lemmer
was deze week zeer gering. Gemis aan wind belette
de visschers vele dagen naar zee te gaan ter visscherij.
De vergadering van de Ned. Herv. Predikanten-
vereeniging zal gehouden worden op Dinsdag 25 April,
des avonds ten 7 ure, en Woensdag 26 April, des
voórmiddags ten 9 ure, in het gebouw voor kunsten
en wetenschappen, te Utrecht.
Gisterenavond had <|e geannonceerde vergadering
van Volksonderwijs plaats, waarin de hoogleeraar
Mr. B. H. Pekelharing als spreker optrad.
Het is opmerkelijk - aldus ongeveer ving spreker
aan - dat uit den boezem der tweede kamer, in zake
het bekend ge vul betreffende onregelmatigheden bij
een verkiezing in Gelderland,, de wenschelijkheid is
erkend van wijziging der Grondwet.
In ons land zijn, buiten de kamer, reeds lang verschei
dene stemmen opgegaan tot betoog dier wenschelijkheid
en wel voornamelijk naar aanleiding van het voorschrift
van art. 194 der Grondwet, waarbij aan de Staat de
plicht wordt opgelegd te zorgen dat overal in 'tland
voldoend lager onderwgs gegeven wordt, met eerbiedi
ging van ieders godsdienstige begrippen. Deze strijd
heeft het noodzakelijk gemaakt aan de eene zijde de
gronden te toetsen, waarop de Staatszorg ten behoeve
van het lager onderwijs berust en aan deu anderen
kant te onderzoeken of de Staat, zich het lager ondpft^
wijs aantrekkende, een ander onderwijs kan doek
geven dan het zoogenaamd neutrale.
Daarop beantwoordde spr. eerst de vraagwelke toe
stand zon bestaan, als de Staat 't lager onderwijs
geheel overliet aan de werking der maatschappelijke
krachten? Daartoe was echter vooraf noodig dat
men zich duidelijk rekenschap gaf van wat eigenlijk de
maatschappij is. De maatschappij is eene vereeniging
van ongelijke krachten, die echter vereenigd aanhou
denden strijd voeren tegen de natuur. De gemeenschap
pelijke behoeften doen een aaneensluiting ontstaan,
die voortbrengt wat tot gemeenschappelijk onderhoud,
tot gemeenschappelijke ontwikkeling wordt vereiacht*
Geeuzins zijn alle evenzeer en evengoed gewapend ia
dezen strgd. Evenals bij de dieren het geval is,
heerscht ook onder de menschen een groote mate van
verscheidenheid en ongelijkheid. Sommige weten zich
van een grooter aandeel in de vrachte® der gemeen
schappelijke voortbrenging meester1 te maken, nl. de
vlijtigen, de sterken, de spaarzameu en de voorzicÊtigen,
die in verhouding tot hun arbeid meer profiteeren
van aller werkzaamheid dan de zwakken en de tragen.
Er zgn dus in de maatschappij klassen die heer
schappij voeren en andere die worden beheerscht.
Kan men nu aan de zoogenaamd hoogere standen
de zorg voor het onderwgs overlaten voor de minder
ontwikkelden?
Neen, dat is nu niet 't geval en dat is nooit het
geval geweest.
De geschiedenis der maatschappij leert dan ook
steeds hoe weinig er van de vrije werking der sociale
krachten voor het volksonderwijs is te verwachten.
Spr. wees daartoe onder anderen op de regentenge
slachten van onze republiek. Hadden die zorg gedragen
voor een soort volksonderwijs? Volstrekt niet. Leert'
trouwens de geschiedenis van onzen eigenen tgd niet,
dat de klasse der kapitalisten onrijpe arbeidskrachten,
d. i. jeugdige kinderen, aan den arbeid stelt in de fa
briek zonder zich om de verstandelijke ontwikkeling te
bekommeren Ook hier is dus van zorg voor het ouder
wijs weinig of niets te bespeuren. En zelfs daar waar
onze meer gegoede klassen hooger iuzicht toouen te heb
ben voor de belangen der maatschappij, zelfs daar is de
toestand niet goed, dailr de zorg der meergegoeden voor
het onderwijs der minderbedeelden 't karakter blijft
dragen van een gi/t, een aalmoe*.
In onzen tgd is men minder gesteld op giften, men
staat meer op zijn rechten.
De maatschappij is dus niet deukbaar zonder ver
scheidenheid vau klassen, zonder strijd van belangen,
zonder overheerschinger is echter nog iets ander»
dan de maatschappij, op geheel audere groudtdageu
gevestigd en uitgaande van andere beginselen, d. i.
de Staat. In den staat treedt de gemeeuschap op
als een persoonlijke eenheid, met hare qigene ikheid
en haren eigenen wil.
De staat, uit der menschen persoonlijkheid ontstaan,
is wat zijue kracht, outwikkeling en welvaart betreft,
geheel afhankelijk van het peil, door zgne ingezetenen
bereikt. Het is de roepiug van den Staat om ie be
werken dat de voorwaarden, waaronder zijne burger»
tot welvaart kunnen geraken, inderdAad aanwezig zgn.
Daarvoor heeft hg te zorgeu, maar slechts in zooverre
dat hij alleen dat inag verrichten ten behoeve zijner
ingezetenen, wat niet aan eigeu werkzaamheid kan
worden overgelaten.
Handelde hij anders, hij zou, zooals het communisme
doet, de individueele zelfstandigheid vernietigen. Tot
zijn taak behoort o. a. de verstandelijke en zedelijke
ontwikkeling der menschen. Want zij kan niet an
ders verkregen worden dan in en door de gemeen
schap. Zg is de onmisbare voorwaarde voor hoogere
beschaving. De staat dus geroepen om voor aller
belang te waken, heeft vooral ten opzichte Aan de
lagere klassen een taak te vervullen, omdut die 't minst
in staat zijn voor zichzelf te zorgen. De staat moet
derhalve in de eerste plaats zich het volksonderwijs
aantrekken. Hij moet dit doen in ziju'eigen belang en ook
ter ontwikkeling van het maatschappelijk organisme.
Zijn onderwgs moet wezen toegankelgk voor allen.
Hij mag geen partij kiezen iu den strijd, waarin de
ingezetenen onderling zijn gewikkeld, hij mag iu geen
geval de eene of andere kerkelijke richting bevoor*
deelei». Deed hij dit, hij zou verlaten sjjn hoog stand
punt, dat verheven moet zgu, b >veu den socialen of ker
kdijken strijd, hij daalt af tot deu rang van eeu gewo
nen sterveling, hij verliest, met zijn zed el ij ken toestand,
zijn prestige. Het is dus niet twijfelachtig, zeide spr.,
of de staat lager onderwijs moet doen geven eu wel is hg
verplicht dit te doen op een wgze, die alle godsdieustige
gezinten kan vereenigeu. Niet het minst is hij daartoe
geroepen in onzen tgd, waarin de aantrekkingskracht
der kapitalen de neiging heeft, een scherpe tegenstel
ling te vormen met den van kapitaal verstoken arbeid.
Vooral in onze tijd is de staat verplicht tot een in
grijpende zorg voor het volksonderwijs, nu van ker
kelijke zijde een zoo hevige strgd is aangeboden tegen
zijn eigen zelfstandigheid.
Uitgaande van deze beginselen, zeide spr., is onze
onderwijstoestand, zooals die nu is, niet goed. De
staat moet niet alleen voor 't onderwgs zorgen, maar
hg moet 't goed doen. Hij mag 't niet overlaten aan on
rijpe krachten, moet geen wanverhouding laten bestaan
in 't getal kinderen en 't getal onderwijzers, hg bezol-
dige de onderwijzers zoo 't behoort enz. enz.
Spr. wees daarop op 't ontwerp van den Sneeker afge
vaardigde den heer Moens, en zette dims voorstel kor-
telgk uiteen, herinnerde dat daardoor meer en beter on
derwijzers zonden komen, doordat ze beter bezoldigd zou
den worden en meer gesohikte gelegeubeid zonden be
staan tot opleiding. Volgens het ontwerp Moens zul
len er nl. 10 kweekscholen voor mannelijke kweektlin-
gén eu 3 voor meisjes komen. Voorts worden er min
der leerlingen ma één onderwijze* toevertrouwd. Aan
jongelieden zal voor eigen vorming gelegenheid worden
«geven od de schodl te leeren onderwijzen. Dit alles zal
ongetwijfeld veel kosten, maar waar ons land voor an-
jcre zaken, o. a. 't defensie-wezen voorzeker niet on-
aoodig volgens spr. zoovele millioenen over heeft,
nag 't daarvoor rt onderwijs ook niet iets over hebben?
De gemeenten worden gedeeltelijk ontheven van de
finantiëelen druk, doordat 't rijk de kosten van een
deel voor haar rekening neemt. Daar die onderwij-
ien echter niet plotseling in eene te vinden zullen zijn zoo
aal worden een overgangs-tijdperk vastgesteld van 10
jaren.
Zeer juist heeft de heer Moens ingezien, zegt spr.
dat hij alleen moest voorstellen lo wat 't meest nood
zakelijk was en 2o wat 't meest kans heeft van te
zullen aangenomen worden.
Daarom is zeer terecht de leerplicht nog niet in
't ontwerp opgenomen.
Eerst daarmede echter, eerst raet de invoering van
leerplicht zal, zeide spr., het schoolverzuim op af
doende wijze worden bestreden.
Eerst daardoor zal het schoolbezoek algemeen wor-
deu eu eeret dau zal 't vpll^biiderwgs kunnen worden
gezegd, wat art. 194 der (grondwet eischt, voldoende
te zgn. Het is waar zeide spr. het kan niet gorden
outkend, (lat er bezwaren bestaan tegen dezen Maatre
gel van wettelijke leerplicht, maar na een grondig on
derzoek aan welke zgde de meeste voordeelen zgn
moet 't door ieder onpartijdige toegegeven worden dat
de som der voordelen vau de leerplicht die der na-
dcelen overtreft. Spr. uoeinde en bestreed daarop de be
zwaren tegen leerplicht aan den vrijheidszin en t volks
karakter outletnd, erkende gedeeltelijk het nadeel van
mogelijke winstderving, maar meende dat dit slechts van
tij lelijke® duur zju zgn eu toch ook de looneu der vol
wassenen zullen rijzen, wanneer de kindereu ophouden
werkkracht te zijn.
Spr. wijdde ten slotte eenige beschouwingen aan de
gemoedsbezwanen, die trouwens ook bestaan tegeu de
opoub. school, even goed als tegen de leerplicht. Zij zijn
onder de arbeidende klasse dau ook niet zoo algemeen
verspreid, als men wel gelieft te zeggen en vau een alge-
mee tien tegenzin in de openbare school is geen sprake.
Dat er zijn hun getal is betrekkelijk klein en dat nog
veelal op gezag van anderen, die boven hen staan - die er
een levensbeschouwing op na houdeu die geheel ouver-
eenigbaar ia niet het neutrale onderwgs, is zeker waar
maar zij moeten evenals by menige andere min
derheid het geval is een offe* brengen aan 't al
gemeen belang.
Daarop sprak de heer Pekelharing over de toijze
war op |d» leerplicht moest geregeld worden, waarbg
wg zelfstandig moeten te werk gaan en niet bliude-
ling» een boitenlandsche organisatie volgen. Spr.
schetste kortclgk de organisatie die hg voor Nederland
het geschiktst zou achten, waarbij in ieder gewest
een bezoldigd beambte 't schoolbezoek zou controleeren
en voorts in iedere provincie een adjunct-inspecteur
zou zijn, alle met 't toezicht op schoolbezoek belast.
Aan de sohoolcoinmissieu zou 't toch wel niet zijn op
te dragen, daar de leden dier commissiën het allicht
op elkander zonden laten aankomen en ook veelal
voor bckleeders ceuer onbt z >ldigde betrekking tegen de
vele moeiten zouden opzied aan den maatregel very
bonden. J
Spr. is derhalve van oordeel en hiermede resu
meert hij ten slotte zijn rede dat 't ontwikkelingstijd
perk, waarin onze maatschappij verkeert, dringen^ de
invoering vau deu leerplicht vereisoht, terwgl juist de
verstandige toepassing van dezen maatregel hem4n een
hoogere ontwikkcliogsphase overbodig zal make®.
Nadat spr. geëindigd had, werd hem door een aan
houdend Applaudissement de hulde van de vergadering
gebracht, waarop de voorzitter der afdeeling, rar. J. For-
tuyit Droogleever, den heer Pekelhariug dank betuigde
voor zgne heldere uiteenzetting van het onderwerp.
Zoowel diegene welke het met de rede eens zgn, als
zij xlie 't daarmede niet eens zijn, zullen zeide spr., voor
zeker den heer Pekelharing erkentelijk zijn-voor het ge
hoorde.
Daarop werd een oogenblik pauze gehouden)
Na ,de pauze werd gelegenheid gegeven tot debat,
naar aanleiding van het vóór de pauze gesprokene.
De heer 8. A. van den Hoorn uit Breukelen opende
de discussie en ving aan met te zeggen dat hg in hoofd
zaak kon instemmen, met verscheidene door den heer
Pekelharing behandelde punten. Bekend was 't, zeide
hg, dat evenals de heer Moens een ontwerp had in
gediend, ook eenige antirevolutionaire leden der 2de
Kamer - spr. gaf te kennen de eer te hebben tot de
anti-revolutionnaire partij te behooren - zich onledig
hielden met de samenstelling van een ontwerp. De
argumenten die de heer Pekelharing had aangevoerd
voor den leerplicht kouden echter door spr. niet alle
worden gedeeld. Spr. was niet tegen leerplicht uit
een beweerden vrijheidszin want gedachtig aan de
woorden: „Hij alleen, die de vrgheid in Christus deelach
tig is, is waarlijk vrg* kon de vrijheid niemand ont
nomen worden, evenmin voor de winstderving van de
ouders, maar wel wat de gemoedsbezwaren betreft. De
heer Pekelharing had 't doen voorkomen alsof een kleine
minderheid die bezwaren had, en dat was spr. niet eens
met hem. Spr. geloof het tegendeel, en tot bewijs
van zijn woorden wijst spr. op den uitslag der ver
kiezingen van de 2de Kamer in 't vorig jaar toen
37000 personen zich tegen en slechts 32000 zich
voor de openbare school verklaarden. Spr. meent dat
dit een meerderheid aanwijst, die tegen de openbare
school is.
Minder aangenaam had 't spr. getroffen dat een uit
drukking was gebruikt, die veel van een insinuatie
had, dat nl. de tegenstanders der openbare school dat
niet uit eigen overtuiging maar op aandrang van hooger
staandeu wareu. Daartegen kwam spr. ernstig op.
Zeer aangenaam was het spr. dat de heer Pekel
haring had gezegd dat de staat boven de partijen moet
verheven zijn en geen der kerkel. partijen begunstigen
bij 't door hem gegeven onderwijs. Maar doet de
Staat dat? Volgens spr. volstrekt niet. De open-
fbart school heet neutraal te zgu, maar is het niet. In
pBrabant heeft ze een katholieke kleur, opdeVeluwe
P een Protestantsche en zoo meer, hetgeen duidelijk be
wijst, dat de school uiet neutraal is. Op de open
bare school in 't algemeen worden de moderne be
ginselen de kinderen ingeprent. Maar is 'tin alle
gevallen eerlijk, vraagt spr. dat de anti-revolution-
uairen moeten betalen 't openbaar onderwgs, door hen
niet gewild, door hen niet gebruikt, door hen ver
derfelijk geacht?
De heer Pekelharing brengt daarop hulde aan vorm
en inhoud van het door deu heer van Hooru gespro
kene, alleen speet 't hein dat't woord insinuatie was
gebruikt, welk woord hg geloofde dat niet in ougun-
stigen zin bedoeld was, hij althans had met de ge
wraakte zinsnede niets beleedigend bedoeld.
Spr. had van de laatste verkiezing gezwegen, om
dat hij over den toestand in 't algemeeu sprekende,
niet écu geval wilde aanhalen, dat toch weinig bewees.
Hij sprak van geheel 't volk, nisz van het pay a legal.
Mogen er al 370Ö0 tegen de openbare school en
32000 daarvoor gestemd hebbendie twee getallen
van personen te zaïnen vormen nog niet 't geheele
volk. Vooreerst waren er nog de niet gestemd heb
bende kiezers en dan de uiet-kiezera. Waar hij ge
waagde van het volk iu 't algemeen gaat 't niet aan
om hem de uitspraak vau een deel van 't volk te-
gentewerpen. Spr. meende trouwens op die getallen
wel iets te kunnen afdingen, daar hij in 't distrikt
Zutfen, waar hg 7 jaren had gewoond, wiet dat ver
scheidene conservatieve kiezers, die voor deu anti-
revolutionnairen Mackay -die tra»wens ook niet steeds
geheel tegen de cjpcpbure school was geweest
hadden gestemdCjtoald gMb tegenstanders der
openbare school aimwO
De heer van Hoctöwm voorts gewezen op de scholen
in Brabant en de Meluwe die wel degelijk eeu zekere
godsdienstige kleur hadden, maAf wat bewijst dit Dat
't openbaar onderwijs in 't algemeen niet neutraal is
Volstrekt niet, alleen dit, dat in de genoemde streken af
wijkingen plaats hebben die met de wet strijden en waar
tegen 't schooltq^zicht moet waken. Spr. ontkent ten
stelligste dat de openbare school moderne godsdienstige
beginselen bij den leerling aankweekt.
I)e heer vau Hoorn antwoordde daarop dat hg
een voorbeeld van het tegendeel van 't aangevoerde kan
aanhalen, daar in 't distrikt door hem bewoond, tegen
stander» van de openbare school op den heer Bastert ge
stemd hadden, doch hij herhaalt de vraag is 't eerlijk
dat dc anti-revolutionuairen moeten betalen aan de niet
gewilde, niet gebruikte openbare school? en voorts
beweerde spr. dat de godsdienstige kleur der openb.
school veel meer algemeen was dan alleen in ge
noemde streken. Hier in deze gemeente Gouda zelf
bestond die en 't schooltoezicht kon al dadelijk aan
't werk om die tegen tegaan. Toen spr. toch voor
een paar weken in deze gemeente een rede had ge-
houaen, was door eeu openbaar onderwijzer uit deze
gemeente en nu ook hier tegenwoordig, erkend, dat er
wel degelijk godsdienst op de school was.
Daarop vroeg de heer Posthumus het woord.
l)eze gewaagde van de openbare school als een
dierbaar kleinood dat Nederland tot eer verstrekt.
Het is waar, zeide spr. er is een nieuwere wereld
beschouwing en een oudere, maar ik vraag u, wat
heeft het kind daarmede van noode Er is een opvoe
ding in het huisgezin, in de kerk en in de school.
Ieder heeft zgn eigenaardige taak en zoo hoort o. a.
't godsdienstonderwijs in de kerk, niet op de school.
Er is onderscheid tusschen godsdientonderwijs en
godsdienstig onderwijs. Spr. betreurt het dat het
godsdienstonderwijs slechts in de meeste gevallen zich
bepaalt tot één uur in de week, maar geen reden mocht
dit zijn het op de schooi te brengen.
De heer Lalleman is het geheel eens met den heer
Posthumus en wijst er op dat de zonden die het huis
gezin en de kéilctop 't gebied van ouderwijs begaan op
de rekening llWden geschoven vau de school. Dit
is onbillijk. W
Ook spr. erkende dat in de zuidelijke provinciën de
openbare school niet neutraal is, maar geenszins kan de
schuld daarvan worden toegeschreven aan de wet; maar
wel aan 't onvoldoende schooltoezicht.
Daarop stond de heer Gonda op en maakte zich bekend
als de onderwijzer door den heer van Hoorn bedoeld als
hebbende voor een paar weken na een lezing van dien
heer gesproken over godsdienst op de openbare school.
Hij meent, als 't ware met den vinger aangewezen, niet
te mogen zwijgen en wil de aanleiding mededeelen van
't door hem beweerde dat de openbare school niet
zonder godsdienst is.
De redenaar van dien avond had 't voornamelijk
gericht tegen 't materialisme onzer dngeo en beweerde
dat de neutrale school een materialistischen geest bevor
dert. Toen had 'spr. gezegd dat de openbare school niet
godsdienstloos is. Er worden geen dogma's verkon
digd, maar godsdienstige geest is er wel. Spr. had
gewezen op de versjes in zijn school geleerd, waarin
van God als aller Vader gesproken wordt. Hij had
toen ieder der aanwezigen uitgenoodigd om op zgn
sohool te komen om zich tc overtuigen of er een gods
dienstige geest heerschte of niet.
De heer H. W. Kramers zeide daarop niet dezelfde
uitnoodiging te doen aan ieder om op zgn school te ko
men, maar toch hij durfde beweren dat zoowel op zijn
school als op de andere openbare scholen in Gouda eu ja
op de openbare scholen in Nederland zoo werd onderwe
zen, dat de kinderen tot maatschappelijke deugden wer»
den opgeleid. Hoe wordt men vraagt spr. aan de heer
vau Hoorn opgeleid tot Chrietelijke deugden
Nadat de heer van Hoorn daarop nog kortelijk 't
woord vjperde en gewezen had op niet neutrale karakter
der openbare school en eenigszins uitweidde over 't
woord Chrietelijke deugden, vraagt de neer M. van
Dantzig aan den heer van Hoorn wat 't verschil is tus
schen Israëlitische en Christelijke deugden
De grootste deugd in de openbare scholen is gelegen
volgens spr. in de verdraagzaamheiddie zg huldigt. Spr.
zelf had niet op een neutrale school gegaan, doch al zgne
kinderen wel en mocht 't spr. in zijn jeugd gebeuren
door andere jongens uitgescholden te worden en zelfs
met vuil gegooid daar hij ;,een jood* was, zijn kin
deren, leerlingen eener neutrale school, was dat nooit
overkomen. Wellicht ware 't beter geweest (lat 't woord
Christelijk niet in de Wet was opgenomen, maar de
reden waarom dat geschiedde, was, dat men bang was
voor agitatie in den lande en 't was, merkte spr. op,
een jood geweest in de Tweede Kamer, de heer Godefroi,
die er den doorslag aan had gegeven dat 't woord in de
Wet was gekomen, daar 't resultaat van een enkele stem
afhing. Spr. herhaalde de vraag, wat is 't onderscheid
tusschen Christelijke en Israelitiescbe deugden
Evenals verscheidene vorige werden ook deze woorden
luide toegejuicht door vele leden der vsrgaderiug, waar
op de bewr vau Hoorn weder 't woord vroeg en 't bejam
merde dat het reeds zoover met zijn volk gekomen was,
dat onder luid gejuich de vraag van een Israëliet werd
begroet: „wat 't ondersoheid was tusschen Christelijke; en
Israëlitische deugden De nakomelingen van hen, die
geroepen hebben: Kruist hem, Kruist hemvragen
naar dat onderscheid en het wordt door eene vergadering
als deze luide toegejuichtHet is al ver met 't volk
gekomen
Spr. vroeg ten slotte nogmaals om antwoord op
zjju vraag aan den heer Pekelharing gedaan of 't niet
oneerlijk is de anti-revolutionnairen te laten betalen in
de kosten der openbare school
De heer Pekelharing zegt dat de bescheidenheid
aan een spreker grenzen stelt in 't aantal keeren
dat hg woord mag voeren, maar nu hg zoo her
haald, om antwoord gevraagd wordt, zal hij niet zwij
gen, al verwondert het hem van iemand, die dezer da
gen een rede tegen het materialisme hield, dat hg zoo
bij uitstek de materie boven de zaak zelve stelt. Zijne
overtuiging is dat het niet oneerlgk is dat de aan
hangers van 't bijzondere onderwijs bgdragen tot de
kosten van het openbare. Het bijzonder onderwijs is
ja geheel vrg, maar van eigeülgke concurrentie van
't bgzonder met 't openbaar onderwgs kan geen sprake
zijn. De staat heeft het lager onderwgs om redeuen
daar straks aangetoond onder zijn hoede en van
eigenlijke mcdediugiug is geen quaestie, kan geen quaes-
tie zgn. Het is b. v. evenzoo bij de rechterlijke macht.
Het is door de wet volkomen toegestaan dat partgen
niet bij den rechter komen met hunne geschillen maar
zij kunnen de beslissing hunner zaak gerustelgk op
dragen aan scheidsrechters, maar nu gaat 't toch niet
aan om hen, die van arbiters gebruik maken vrij te
stellen van de bijdragen in de kosten der rechtspleging.
Zoo ook bij 't bgzonder onderwgs ten opzichte van het
openbare. Nogeeus de bijzondere school is vrg, maar
't gaat in de verste verte niet aan om 't bgzondere on
derwgs de evenknie te achten van 't openbaar onderwgs.
Daarop vraagt de heer M. vau Dantzig nogmaals
antwoord op zgn vraag aan den heer van Hoorn, wat
is 't onderscheid tusschen Israëlitische en Christelgke
deugd Spr. komt op tegen 't zooeveu door dien hèer
gesprokene eu vindt 't onbillijk dat de Israëlieten vau
deu tegenwoordigen tgd verweten wordt watzoolaug
geleden door hunne voorouders is gesohied, welke spr.
door den heer van Hoorn beantweo d wordt, die wgst
op 't woord van den Heer, naar wien de «lengden
Christelijk geuoemd wordeu „Gelooft in den Vader