DA. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. H OEND N" 1921. 1876. Zondag 17 December. De Bcgrooliogs-Discussiên. in. Nationale Militie. I rouda. gNo. 1. Voor ingezeten wordt gehouden: Art is. De inschrijving geschiedt: Art 17. Voor de Militie wordt niet Ingeschreven Voorts strekt tot infbrmatie van de Belanghebbenden J plaats hebben voornd. 20011 GOUDSCHE COURANT. DE ECHTE Ricciardo. b. Andan. vierendeel- id eene af- agina's go ing intee- LEEFTIJD zijne KLEUR- ME HERSTEL- ;d, enz. oor Piano,) leveringen. WGEN toot 1 8 tot 9 njg. VOOR HET /oor Piano,) fleveringen. lo manie. tanze. o. 1. iscription. vierendeel- id eene af- agina'a dar zing tot zijn recht gekomen, toen hij het zoo veel besprrfken gezegde uitte. Over den smaak is niet te twisten, en eenstemmigheid in onder werpen van kunst en smaak zal wel nimmer te verkrijgen zijn. Na de gebouwen de rivieren, een onderwerp van het hoogste belang voor de toekomst van ons land maar ook een onderwerp waarbij lokale belangen te dikwijls op den voorgroud treden. Reeds terstond bleek het, toen de toestand van den noorder Lekdyk besproken werd, en men uit Utrecht op het geven van subsidie aandrong, Gorinehem moest zich daartegen ver zetten. Voor de verbetering van de rivier den IJsel moest de minister zich een vermindering laten welgevallenmen wilde de plannen, voor men gelden to. stond. Omtrent den Rotterdamschen waterweg, ook een lijdensweg, heerschte vry wel eenstemmig heid, slechts één afgevaardigde was tegen het toestaan van het aangevraagde krediet. De minister blijft vol moed, dat net doel, dat men zich voorgesteld heeft, bereikt zal worden. Voor Rotterdam is die weg een levensquaestie, moge het de regeering een volgend jaar gegeven zijn, otn door onbetwistbare feiten te kunnen be wijzen, dat geld, aan dien weg besteed, niet is weggeworpen, maar goede rente zal opleveren door de bevordering van den bloei en de wel vaart van het zoo energieke Rotterdam. Na de groote rivieren, de riviertjes. De oude Use), de Berkel, de Regge vroegen hun deel van den nationalen tyd. Verder dan tot me- morieposten konden de heeren Stieltjes en Tak van Poortvliet het niet brengen. De minister kan nu nogmaals onderzoeken, adviezen inwin nen en met Gedep. Staten onderhandelen, enz., enz., misschien dat dan een volgend jaar posten op de begroeting voorkomen, om die riviertjes, zoo belangrjjk voor den waterafvoer, ook be vaarbaar te maken, als dan het onderhou d geen punt van overwegend bezwaar wordt. Na de gehouden meeting in Amsterdam en de verschillende adressen is het niet te verwon deren, dat ook de Keulsche vaart haar aandeel van de discussie vroeg. De evengenoemde heeren brachten haar in het debat door als amendement te stellen: Aanleg van een kanaal van Amsterdam naar de Waal.... Memoriewelk amendement echter met 36 tegen 34 stemmen werd verworpen. De minister is dus in dat opzicht geheel vrjjge- bleven en de motie van ontembaar ongeduld behoeft hij zich niet aan te trekken, evenmin als de zijdelingsche beschuldiging dat landsbe langen zijn uitgesteld. Toch is het niet te ontkennen dat verbetering van de vaart van Amsterdam naar de Waal dringend noodzakeljjk is. Het vaarwater inde Gouwe laat veel te wenschen over, en al moge de heer Bastert verklaren, dat het vaarwater van Utrecht naar Amsterdam zelfs voor geladen kolenscbuiten geschikt is, de tocht over Utrecht, Vreeswijk, Vianen naar Gorinehem is geen ge schikte weg om den handel van Amsterdam op Duitschland te bevorderen. Na het Noordzee-kanaal heeft Amsterdam een dringende behoefte aan een geschikte wa terweg, en daarmede kan niet gewacht worden tot de plannen tot droogmaking der Zuiderzee tot rijpheid zyn gekomen. Daarom is ook deze zaak slechts uitgesteld, niet voor goed afgedaan. De nood zal tot voorziening dringen, «ook vóór de plannen tot droogmaking zijn vastgesteld, waaraan de minister de kanaal-quaestie wilde verbinden. Het Neuzensche kanaal kostte onze vertegen woordiging niet veel tyd, evenmin als de O, rkoonlng IER 1876, ire, IBOUWaau i circa T._ achter den len Ouden e Perceelen. iën ten Kan- OLENAAR Geljjk gewoonljjk heeft ook dit jaar de water staat vrij wat nationalen tijd in beslag genomen. Het begin der discussion was voorden minister zeker niet bemoedigend. Een post om de trak tementen der ingenieurs te verhoogen en één om een architect voor de landsgebouwen te be zoldigen konden bij de vertegenwoordiging geen goedkeuring vinden. Niet dat men het zoo verdienstelijke corps vun den waterstaat een voldoende belooning weigerde, maar men ver langde een wettelyke regeling der traktementen en daarbij het ophouden van velerlei misbruiken die bij de bezoldiging van dit corps bestaan. Dc vertegenwoordiging erkende verder dat het iets geheel anders is om ons land te verdedigen tegen het water en om gebouwen te ontweqien, die de residentie of een andere gemeente moeten verfraaien, toch had men bezwaar om een be zoldiging uit te trekken voor een rijksarchitect, den wegbereider misschien van een geheel corps, zoolang men niet met alle plannen van den minister op dit punt bekend was. Het van vroeger bekende: «Kunst is geen regeeriugszaakwerd weder opgehaald. Duidde men het een vroegere regeering ten kwade, dat die uitdrukking door 1iaar woordvoerder gebezigd was, thans gingen er klachten op over de wijze waarop deze regeering kunst tot een regecringszaak gemaakt heeft. De referendaris de Stuers, op de tribune tegenwoordig, kon vernemen dat de vertegenwoordiging volstrekt niet eenparig ingenomen was met de richting in de kunst, door hem voorgestaan. Geen kleine ruitjes uit een vroeger tjjdvak, onze tijd vraagt licht, was het refrein der klachten. De horizontale lijn is van onzen tyd, werd gezegd, zonder dat evenwel werd aangegeven, hoe die horizontale lyn, zichtbaar in de nieuwe straten in zoovele gemeenten, een innig verbond met de kunst kan sluiten. Zeker kunst is, even goed als alles, wat invloed kan hebben op de stoffelijke en zedelijke welvaart des volks, re- geeringszaak, maar de kunst moet vrjj blijven en niet ontaarden in een officiëele kunst; een kunstenaar is geen gewoon ambtenaar die ont slagen kan worden, als hij zich uiet naar het bon plaisir van zyn chef kan schikken. Thor- becke is floor de gehouden discussie wel eenigs- IN8CHRUVING VOOR DE EERSTE KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente Gouda. Gezien de Wet ran den IDdeu Augustus 1801 (Slaateblad uo. 71.) beirckkelijk de Nationale Militie. Herinneren bij deze alle belanghebbenden aan hunne verpligting tot het dow van aangifte ter inschrijving voor de /VoritucZe Militie, in de maand Januarij 1877, en brengen ter hunner kennis de volgende bepalin gen der genoemde wet Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge schreven alle mannelijke ingezetenen, die op deu laten January *“u Ja“r hun 1Sdc i*ur ware“ iu8e' treilen. lo. Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd inge zeten is vplgens de Wet van den 28sleu Julij 1850 (Staatiblad uo. 44) 2o. Hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende, de laatste, aan het iu de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tjjdstip voorafgaande, achttien maanden iu Nederland verblijf hield io. Hij, van wiens ouders de langstlevende inge zeten was, al is zijn voogd geen iugezeteu, mits hjj' biuneu het rijk verblyf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemde ling behooreude tot eeneu staat, waar de Nederlan der uiet aan de verpligte krijgsdienst is ouderworpe n, of waar teu aauzien der dienstpligtigheid het begin sel van wwierkeerigheid is «•ngenomen. lo. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleueu, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd woont; lo. "Van een gehuwde en van een weduwnaar iu de Gemeente waar hjj woont So. Van hem, die geen vader, moeder, of voogd heeft of door deze is achtergelaten, of wiens voogd buiten lands gevestigd is, in de Gemeente waar hjj woont 4o. Van den buiten ’s lande wonendeu zoon van een Nederlander die ter zake van ’s lauds dioust in een vreemd land woont, in de Gemeente waar zijn vader of voogd het blutst in Nederland gewoond heeft. lo. Ds in een vreemd Rykachtergebleven van ecu iugezeteu die geeu Nederlander is 2o. Dc in een vreemd Rijk verblyfhondende ouder- looze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd iugezeteu 3o. De zoon van den Nederlander, die ter zake van lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont. Art. 18. Elk die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, is verpligt zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tusachen deu Isteu en Sisten Jauuarij. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, is zjjn vadar, of, is deze overleden, zijn moeder, of, zijn beiden overleden, zjjn voogd tot het doen van die aangifte verpligt. De wjjze, waarop van het doeu van die aangifte blijken moet, wordt door Ons bepaald. Art. 20. Hjj, die eerst na bet intreden van zyn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zjjn 20ste ingezeten wordt, is verpligt zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrjjviug, volgens art. 16 moet geschieden. Daarbjj gelden de bepalingen der 2e en Se zinsnede vsn art. 18. Zjjne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hjj volgens zijnen leeftjjd behoort. Burgemeester en Wethouders voornoemd, roepen d ent igevnlge de ingezetenen, die in het jaar 1858 zi.n g boren, en overeenkomstig het vorenstaande in deie Gemeente tot aangifte verpligt zijn, op, om zich op de volgende dagen en in de daarbjj vermelde orde te doen inschrijven, te weten: die woonachtig zijn in de wjjkeu A, B, C, D, E, F, G, II in I op Vrijdag deu 2611 Jauuarij 1877 en die, wonende iu de wijken K, L, M, N, O, P," Q, R, 8 en T op Zatnrdug den 27 u Januarij 1877. dat het register van inschrijving op den Sisten Jauuarij, des namiddags ten 4 ure voorloopig wordt gesloten en zij, die alsdan verzuimd hebben de voor geschreven aangifte te doen,., ingevolge art. 183 der Wet vervallen in een boete vau 25,tot 100, dat ieder, die voor de Militie moet worden inge schreven, zich behoort te voorzien van een extract uit het geboorteregister, hetwelk bij de aangifte moet worden medegebragt. dat dit extract aan hen, die binnen de gemeente zijn geboren, op hunne aanvrage, op het Bureau van den burgerlijken stand gratit zal worden uitgereikt, terwyl zij die elders geboren zijn, zieb ter Gemeente secretarie kunnen aanmelden, ten einde genoemd extract van het Gemeentebestuur hunner geboorteplaats te doeu aanvragen, en dat een Lder gehouden is te zorgen dat hij bij de inschrijving Wijk en Nummer zyucr woning juist kan opgeven. G’ouda, den 15h December 1876. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Dp Secretaris, De Burgemeester, Droooleever Fortüu». tan Beug en j Jzkndoobn. ff

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1876 | | pagina 1