a
ien
Nieuws- en Advertentieblad voor Ma en OmsliHcn.
fit
1881.
H
IJ
GRACHT 3.
am.
irneerd.)
Parlementaire Werkzaamheden.
Zondag 3 April.
i I
Tm
F
»l;
De insending van advertentiën kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave.
1
)omg.
«0/81.
>n 2e KI.)
CHECKT naar
SNINGEN.
r
.1
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN
Bij déze Courant behoort een Bijvoegsel
5, 8.5», 4.20,
.18,4.5, 4.28,
).14.
igeren ran het
het centraal*
3.
41, 8.25,4.55,
I 25, 8.1, 9.83.
1, 8.25,4.55.
455,7.81.
12.50, 8.—,
O, 6.45, 9.7.
i, 3.28, 6 35,
I, 9.—, 10.80.
1RINGVAN
i en
TIELJE.
Ische Cou-
len door den
b Gouda.
10.40, 11.50,
7.85,9.—.
.26, 9.89.
9.39.
56, 6.—,9.89
14,2.21,4.26,
Neu’iHAGE
i ARNHEM.
.5, 12.9, 2.35
27.
10.80, 11.45,
.80, 9.J-.
12, 9.5.
6.56.
2.20, 7.7.
I, 12.11, 2.88.
9.80.
De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG,
WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad
geschiedt de uitgave in den avond van
DINSDAG, DONDERDAG en ZATER
DAG. De prys per drie maanden is ƒ1.25
franco per post f 1.50.
ADVERTENTIÊN worden geplaatst
van 15 regels a 50 Centeniedere regel
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
GOUDSCHE COURANT
Atjeh was Maandag weder aan de orde; de
heer van Rees vroeg na een uitvoerige inlei
ding aan den Minister of de omstandigheden
in Atjeh zoo veranderd waren, dat daardoor de
genomen besluiten tot invoering van het bur
gerlijk gezag gewettigd waren, of de Minister
met de tot stand gebrachte verandering in ken
nis was gesteld, of de benoemde Gouverneur-
Generaal met de voornemens en plannen van
zyn voorganger bekend was, of hy op zijn
heenreis een bezoek aan Atjeh zou brengen en
eindelijk of de luitenant-generaal van derHejj-
den ook na de benoeming van een burgerlyk
gouvernement i
belast bljjven.
Zeker zullen weinigen tevreden gesteld zijn
door het antwoord van den Minister. De Mi
nister toch, die de telegraaf den geheelen dag
tot zjjn beschikking heeft, wist weinig lichtte
verspreiden over deze zaak die volgens den in-
terpellant in den lande een gevoel van verras
sing, ja van ongerustheid heeft veroorzaakt.
De vragen in omgekeerde orde beantwoor
dende zeide de Minister, dat hjj niet wist of van
der Heyden bevelhebber zou bljjven, evenmin of
de nieuwe Gouverneur-Generaal Atjeh zou aan
doen. Deze was anders in kennis gesteld met
alle stukken, betreffende Atjeh aan het mini
sterie voorhanden. Vertrokken met het voor
nemen om het' burgerlijk bestuur zoo spoedig
mogelyk in te voeren, had de Minister nu reeds
naar Suez geseind, dat de beslissing gevallen
was. Hoewel de Regeering niet met het ge
nomen besluit vooraf in kennis was gesteld,
was dat toch niet uit de lucht gevallen, daar
reeds verschillende maatregelen bekend waren
als vermindering' der maritieme macht met
vier schepen, aanwijzing van Kotta Radja tot
hoofdplaats enz., die tot dien beslissenden
maatregel moesten voeren; bovendien was de
Gouverneur-Generaal in 1879 gemachtigd om
daartoe over te gaan. Eiddelyk verklaarde de
Minister dat de taak van den veroveraar vol
gens de eenparige getuigenis zoowel van civiele
alk militaire autoriteiten is afgeloopen en die
van bestuurder nu nog moet beginnen. Wel
is niet alles nog couleur de rose, doch voor
een hernieuwden strjjd behoeft men niet meer
te Vreezen.
De heer Keuchenius was volstrekt niet vol
daan over het antwoord ,des Ministers, die alle
vragen zooveel mogelijk ontweken was om al
leen' te constateeren, dat een civiele politie te
verkiezen is boven een militaire.
De heer Rutgers stelde den Minister ver
antwoordelijk voor de gevolgen, daar deze de
gegeven machtiging had moeten intrekken;
wat ook in dien’ maatregel te zien is, alles
behalve een trouwe haleving van ’s Ministers
vroegere toezeggingen en een bewjjs van de-
o - i ge
schiedde evenwel niet zonder discussie. Volgens
den heer van Baer bljjft de Minister te veel
hangen aan de theorie en de wetenschap, en
bekommert zich minder om ervaring en prak
tik. Spreker meende dat de doode-handsbe-
lasiing nu door een achterdeurtje werd inge
smokkeld, hjj wilde lieven een zelfstandige
regeling van deze zaak, hjj hoopte dat de
Minister in deze zaak even conciliant zou zjjn
als in dje omtrent de naamlooze vennootschap
pen. De heer de Bruyn Kops betreurdp het,
dat het onderzoek van dit ontwerp niét was
opgedragen aan een commissie van zelfstandige
rapporteurs; met het oog op het amendement
door hem op art. 53 voorgedragen, zou hjj tegen
de voorgedragen amendementen op art. 2 stem
man. De heer Schim mei peuninok daarentegen
verklaarde zich voor de amendementen, omdat
anders naamlooze vennootschappen twee of drie
malen belasting van hun kapitaal zouden moe
ten betalen. x
Verschillende bezwaren tegen zynkmende-
menten worden door den heer van Delden
weerlegd. Spreker wil de naamlooze vennoot
schappen, die hier te lande aan de patentbe
lasting onderworpen zjjn van de rentebelasting
vrjjstellen. Door de heer de Bruyn Kops werd
daarop nog voorgesteld het woord patentplich-
tig in belastingplichtig té veranderen. De beer
de Bruyn zal voor alle amendementen stemmen
en toch tegen alle artikelen, omdat de wet in
zichzelve niet deugt en niet goed kan gemaakt
worden. Nadat de Minister npg de amende
menten bestreden had, werden de amendemen
ten van Houten verworpen met 45 tegen 38
stemmen, dat van Delden werd aangenomen
met 54 tegen 29 en het 'artikel met 52 tegen
30 stemmen. Nu volgde art. 3, bepalende waar
van belasting zal betaald moetén worden. Door
de heer de
ment tot vereenvoudiging voorgesteld; volgens
den heer Bastert zjjn de bepalingen van dit
artikel ndodig, daar de aangifte aan de belas
tingschuldigen veel omslag en moeite zal veroor
zaken zooals opk reeds in het adres van de
Amsterdamsche effectenhandel is aangetoond.
Hjj wilde liefst alleen bepalen vonder inko
men uit effecten verstaat deze wet de gelds
waarde van betaalbaar gestelde of verhandelde
coupons of dividend-bewjjzen.< Ook de heeren
Oorver Hooft en Cremers dringen op verduide
lijking aan, al is de laatste spreker dan ook
niet ingenomen met de formule door den heer
Bastert voorgesteld, noch met het amendement
van den heer de Bruynnadat ook de heer
van Houten het artikel bestreden had, werd
de discussie verdaagd; misschien dat daardoor
de Minister in de gelegenheid zal zyn een
duideljjker omschrijving te geven, wat al of
niét aan de belasting onderworpen isde vrees
van velen, dat de Nederlanders niet eerlijk genoeg
zyn om eenige verwachting van de opbrengst
der rente-belasting te koesteren, deelen wjj
ferentie tegenover de Kamer. Door den heer der billykheid toejuiching verdient. Dit
de Casembroot werd de vermindering der ma-
ritieme macht betreurd, ook betwyfelde hjj of
de generaal van der Hejjden wel tot invoering
van een civiel bestuur had geadviseerd. Meer
ingenomen toonde zioh de heer van Gennep
met den genomen maatregel, de heer van der
Hoeven zou de rechte man op de rechte plaats zjjn.
De interpellant, de heer van Rees, beant
woordde in de zitting van Dinsdag den Minis
ter met de verklaring dat het gebeurde by hem
het vertrouwèn in het koloniaal beleid van den
Minister niet versterkt' had. De Minister mocht
in zulk een gewichtige zaak de verantwoorde
lijkheid niet 4>p den Gouverneur-Generaal of
op het regeeringsreglement overdragen. De
oMinister hield evenwel staande, dat zulk een
met het militair bestuur zou zaak in. Indië, niet hier moest beslist worden,
en beriep zich op den heer van Rees, die reeds
l’/a jaar geleden de invoering van het bur
gerlijk bestuur noodig achtte. Eveneens deed
de Minister een beroep op den generaal van
der Hejjden, die den tyd gekomen achtte tot
een definitieve organisatie, daar geen krijgsver
richtingen meer noodig waren, en dat invoering
van het burgerlyk bestuur geconsolideerd moet
worden; dat was ook het gevoelen van den
legercommandant.
De heer Keuchenius knoopte aan deze dis
cussie nog eens een beoordeeling van den oorlog
in Atjeh vast, dien hjj zoo onrechtvaardig
en zoo gruwelijk noemde dat hjj die nog
aan een rechtvaardig God gelooft, moet
schrikken van de gerichten, die Nederland
in Indië daarvoor zyn weggelegd en waarvan
wjj de gevolgen reeds ondervinden in een
rentebelasting. Minister, Gouverneur Generaal
en Generaal van der Hejjden worden achter
eenvolgens beoordeeld, zonder dat evenwel een
motie van wantrouwen of afkeuring volgde.
Meer practisch vroeg de heer Borgesius of nu
by het eindigen van den oorlogstoestand de
stukken nopens Atjeh openbaar gemaakt zouden
werden. Nadat de heeren Rutgers, de Bruyn,
en v«n Gennep hun opinie nog nader toegelicht
hadden, deelde de Minister mede dat hjj reeds
de machtiging des Konings had tot openbaar
making der stukken; verlangt de Kamer die
openbaarmaking, dan zal die geschieden.
Daarop werden de discussiën gesloten, om
die over art. 2 der rentewet te openen, hoofd-
zakelyk over de vraag of art 53 niet moest
voorgaan, waartegen zich de Voorzitter zoowel
als je Minister verzette. Art. 2 bepaalt wie
belasting schuldig zyn; amendementen werden
voorgesteld door de heeren van Houten en van
Delden; beide amendementen strekten om naam
looze .vennootschappen uit te sluiten, daar die
patentplichtigen zyn. De stichtingeiun de doode
hand worden door den heer van Baer in be
scherming genomen. De amendementen worden
door den Minister bestreden, toch werd dat van
den heer van Delden in de zitting van Woens
dag aangenomen, een besluit dat in het belang
stemmen, dat van Delden werd aangenomen
"1 en 1
30 stemmen. Nu volgde art. 3, bepalende
ig zal
Bruyn werd terstond een amende-
I-
1/