ZOUT. 1? DE. 28, ag. Vrijdag 15 Februari. N? 3040. ING 2N/ tche Cou to door den Gouda. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. 11884, HET ONTWERP g 0.99, ping 1. ads die Iwesen KEEN in boo- attenjin- f )A, I eene 1ST, De inzending van advertentien kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave 1 tot wijziging der Schoolwet. icert- en kii (de Zon- van 10 iselyke Se- leeraar aan oenka, PPIJ, Ko- OÜ DA en I erzekerin- net soliede illen werk- Jr. Boek- svensverze- GOUDSCHE COURANT. DER8 van [DERDAG tormiddags laatse waar in, te ver- 1RMAAK», icert- en NJDOOKN De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad geschiedt de uitgave in den avond van DINSDAG, DONDERDAG en ZATER DAG. De prys per drie maanden is 1.25 franco per post 1.50. en overgroote ADVERTENTIÊN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plahtsruimte. Bovendien worden alle Advertentien gratis opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD, ’t welk des Maandags verschijnt. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. wat thans blijkt eerst in later tijden voor ver wezenlijking vatbaar te zjjn. En de paedago- gische gronden? Op dit punt is geen weten schappelijke bewijsvoering mogelijk; het is geene vraag van theorie maar van practjjk, de onder vinding moet beslissen. En no is niets meer subjectief dan iemands ondervinding, zoodat de daaruit afgeleide regelen bij verschillende personen ver uiteen kunnen loopen. Wij achten op grond onzer ondervinding 30 leerlingen per onderwijzer gewenscht, art. 24 der tegenwoor dige wet 40 leerlingen, Heemskerk 50, Mackay c. s. 60 en de Duitsche paedagogen nog veel talrijker klassen. Steller dezes heeft voor ruim 30 jaren op een dorpsschool gegaan, waar 3 onderwijzers (het hoofd -f- 2) 225 a 240 leer lingen voor hunne rekening hadden en het onderwijs was uitstekend; maar dat zat in de persoonlijke eigenschappen en de methode van den hoofdönderwjjzer, zoodat wjj natuurlijk niet op grond dier ondervinding zonden willen be sluiten tot de mogelijkheid van klassen van 80 leerlingen. Veel hangt daarbij af van den persoon des onderwijzers, van den aard der schooi, van locale en andere omstandigheden. Het veiligst gaat men, dunkt ons, als men zoo kleine klassen als mogelijk is tot ideaal stel lende, te rade gaat met hetgeen op een gegeven oogenblik uitvoerbaar kan geacht worden als regel voor het geheele land. De opiniën daar over kunnen natuurlijk uiteenloopen, maar na eenig tasten en zoeken, in verband met de ondervinding van verscheiden jaren wat het beschikbare personeel betreft, kan men toch tot een resultaat komen, dat niet ver van de waarheid afwijkt. Wij voor ons nu gelooven dat de minister niet ongelukkig geweest is in de keuze van zijn cjjfer. Het voorstel van den minister (50) is dan ook een middenterm tusschen art' 24, zooals het thans luidt (40) en het voorstel Mackay c. s. (60). Met het oog op de practijk komt ons deze regeling niet bedenkelijk voor; althans wjj moeten ons er bij nederleggen, omdat het betere ons onbereikbaar voorkomt. Het getal van 60, door de 4 kamerleden Mackay c. s. voorgesteld, komt ons minder wenscheljjk voor, lo. omdat wij voorstanders zijn van zoo kleine klassen als met de practijk bestaanbaar is en het qjfer der regeering nu reeds ongeveer regel is; 2o. omdat de nieuwe scholen berekend zijn op 50 leerlingen per lokaal en dus een grooter getal vanzelf onmogeljjk zou blyken. Elk cjjfer is, zooals wjj boven zeiden, eenigs* zins willekeurig en moet als een algemeene leiddraad beschouwd worden, want juiste indee- l(ng van klassen naar een vast getal is steeds onmogeljjk; leerlingen zjjn geen schapen, die men kan stallen by 40 of 50 stuks per park. Gaarne zouden wjj evenwel aan het voorstel van den minister iets toegevoegd zien; het verbod n.l. om meer dan 50 leerlingen in dezelfde klasse te plaatsen. Wat toch gebeurt thans vaak en ook hier ter stede Om verschil- vërgist en als uitvoerbaar aangenomen heeft, I lende redenen zjjn in den regel de lagere stand zullen wij onze eigen gemeente aanhalen. Wjj laten de zoogenoemde burgerscholen buiten debat. Op lo. Oct. j. 1. was de toestand aldus; le Kostelooze school (Gonda) le. klasse 76 leerlingen; 2e kl. 71; 3e kl. 59; 4e kl, 64; 5e kl. A 42; 5e kl. B 35; 6e kl. 60; 7e kl. 40 dus met het hoofd 9 onderwnzers op 447 leerl. 2e Kostelooze school (Posthumus) le klasse 83 leerlingen; 2e kl. 70; 3e kl. 61; 4e kl. 60; 5e kl. 48; 6e kl. 42; dus met het hoofd 7 onderwjjzers op 364 leerlingen. Tnsschenschool (Schriek) le kl. 42; 2e kl. 40; 3e kl. 56; 4e kl 55; 5e kl. 52; 6e kl. 50; 7e. kl. 49; 8e kl. 54; 9e kl. 56, dus met het hoofd 10 onderwjjzers op 454 leerlingen. Eilieve! Zjjn hier klassen van 40 leerlingen regel? Wy weten wel, dat de termjjn, wanneer volgens de wet het personeel voltallig moet zjjn, nog niet verstreken en dat dus het schooltoezicht en het gemeentebestuur volko men bevoegd zjjn dezen toestand te laten voort duren tot 1 Januari 1886. Maar al zou het dan gelukken hier ter stede aan den eisch der wet te voldoen, het is onmogeljjk dat op dien datum overal in den lande voorzien zou zjjn in de behoefte aan onderwijskrachten. De warmste voorstanders der wet vragen dan ook zelf reeds om uitstel van dien termjjn b. v. tot 1890, d. i. tot 12 jaren na de aanneming der wet van 78. Maar de vraag is niet ongepast: dient de wet om regelen te stellen, die als ideaal voor de toekomst begeerlijk zjjn of is zjj niet veeleer om te belichamen wat in de practjjk op het oogenblik bereikbaar is Wat nier ter stede het geval is, 50 leerlingen per onderwjjzer, zal wel ongeveer regel zyn; wy hebben geen reden om te onderstellen, dat onze gemeente eene uitzondering zjjn zou. Te meer daar werkeljjk, zooals de minister opmerkt, de in den laatsten tijd nieuwgebouwde eu nieuwingerichte scholen klassen lokalen hebben, waar op circa 50 kinderen gerekend is. Mocht onze, gemeente niet als maatstaf kunnen gelden, dan zon het verschil met andere plaatsen veel eer in ons voordeel zyn. Personeel is hier veelal gemakkeljjk te krygen klassen zyn uitzondering. Het voorstel van den minister strekt om te bepalen, dat, behalve het hoofd, één onderwijzer komt op meer dan 45 leerlingen, twee op meer dan 140 en verder een meer op elke 50 leer lingen! Meestal wordt hiertegen aangevoerd dat het niet wenschelyk is de regeling, die in 78 op goede paedagogische gronden is aan genomen, nu reeds te laten varen. Met grond kan echter worden aangemerkt, dat de toestand volgens art. 24 nog niet aanwezig is en nog vele jaren tot de vrome wenschen zal behooren, zoodat het bepalen van een ander cjjfer, dat meer met de werkelijkheid strookt en meer uitvoerbaar is, niet kan genoemd worden een afbreken van eene goede schoolregeling, maar eene eenvoudige erkentenis, dat men in 78 zich vnrrriat. on nla nif.vonrhaar aangenomen heeft. I II. Konden wjj ons, blijkens ons vorig hoofd artikel, niet vereenigen met des ministers finan cieels regeling, meer is dat het geval met zijn voorstel omtrent het wettelyk personeel. Niet om het beginsel, maar om redenen aan de practjjk ontleend. In beginsel zyn kleine klassen te verkiezen boven groote en ware het uitvoerbaar, wat de kosten en het vereischte personeel betreft, dan zouden wy geen grooter klassen wenschen dan van on; linpen. Maar daaraan is in i i gebrek aan wat men hebben wilde, behoort men ook hier tevreden te zjjn met wat men hebben kan. Gelyk bekend is, eischt thans art. 24 der wet, dat behalve het hoofd der school, voor meer dan 30 leerlingen één, voor meer dan 70 leerlingen twee, voor meer dan 120 leerlingen drie, voor meer dan 170 leer lingen vier en voor meer dan 200 leerlingen op elke 40 een onderwijzer in de school werk zaam moeten zyn. Dat deze eischen, zooals de minister zegt, op zich zelf overdreven zyn, omdat er voor zooveel onderwijzers geen ge noegzame ernstige bezigheid is, wil er by ons volstrekt niet in; een onderwjjzer, die gemid deld 40 leerlingen in zjjne klasse heeft, behoeft, dunkt ons over, gemis aan ernstige bezigheid niet te klagen. Wat is echter het geval? De ondervinding heeft geleerd, dat er nog honderden onderwijzers te kort komen om deze doode letter te maken tot werke lijkheid en dat er geen denken aan is om in de eerste jaren een voldoend aantal leer meesters bjjeen te brengen om in dezen eisch der wet te voorzien. Op het oogenblik zyn er ruim 1500 vacatures onvervuld. Het ge volg hiervan is, dat de grootere en rykere gemeenten de beschikbare krachten door ver- nooging van salaris tot zich trekken, dat de hulponderwijzers, telkens strevende naarhooger salaris, het land doorvliegen als weverspoelen en ten slotte de armere, kleine plattelands gemeenten van alle goed onderwijs verstoken nljjven, omdat het personeel voortdurend ont breekt. Wat baat het dan om in de wet fraaie cjjfers voor te schrjjven, als het onmogeljjk is daaraan te voldoen? Om die reden zien wy er geen overwegend bezwaar in om de wet, die toch niet voor de eeuwigheid gemaakt is, voorloopig op dit punt te wjjzigen. Ten eerste komt men dan’ nader by da werkelijkheid; ten andere bestaat er kans, dat er eenige matiging zal komen irf het opvoeren der tractementen, zoodat eene grootere eenvormigheid op dat punt zal bestaan, waarvan meerder stabiliteit en gelijkmatiger ver- deeling van het personeel over het geheele land naar gelang der behoefte het gevolg zyn. Als voorbeeld van den tegenwoordigen toe- igeveer 30 leer- cde volksschool, vooral op het platteland niet te denken en bij ook hier tevreden te zyn met wat men art. 24 der wet, dat behalve het hoofd der

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1884 | | pagina 1