IEE.
1
1
V
sr!I!
BINNENLAND.
Zn.,
Woensdag 12 October.
N? 3011.
1887.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
odjes,
EN,
LIK,
ep
gn, bjj
B,
huizen
delen
S,
letten)
-Legi.
r lz.
ines,
1
-r-
jnen en
lent.
i Suiker
Koloniën ontvangen
naar
ook
afgele-
van vy/,
led. on»
nmer en
instaand
gedepo-
Een
ken. j
J Van
iers.
)LLEN,
TOM-
van ge-
9
da
LAER8
i. Twee
GOUDSCHE COURANT.
I.
Leiden.
van
en
om-
Verder beveelt hij be-
aan. Don
dat bg
e dagen
•ojy i»
ide par-
r binnen
iwjjnen.
en zacht
•ent per
Alleen
UINCK
nenlanden, die onlangs te Weenen is teruggekomen,
ontkomen was aan het gevaar van vermoord te
1
vaalsche Volkutem het verhaal der volgende gebeur
den
van
der breede Luenge-Rivier, ontmoetten de reizigei
een onverwachte en e—’-t:— v>.
was vol krokodillen, en het eenige vaartuig om hen
over I -
(schuit), zijnde een uitgeholde boomstam, die zij
de overzijde der rivier zagen liggen.
Dr. Holub zeide tot de Makotos, die bij hem
waren«Er is maar één middel van ontkoming. Ik
zal eone groote" bolooning geven aan den man, die
door de rivier zwemt en die kano haalt.» «Maar,
meester,» was het antwoord, „kjjk daar en daar en
daar,» terwijl zij wezen op de afschuwelijk zwarte
koppen der krokodillen, die boven het water uit
staken. «Ja,» hernam Holub, »jk zie ze, maar
het is onze eenige kans van behoudeais, en ik zal
mijn geweer geven aan den man, die het waagt de
kano over te halen. En als geen van u wil gaan,'
zal ik-zelf gaan.»
(Geilt. Politienieuw». J
Men verzoekt ons mede te doelen dat het 1
November a. s. 25 jaar geleden zal zjjn, dat do hoer
H. J. Steenbergen tot Leeraar in de Gymnastiek
alhier werd benoemd.
Blijkens oen aan het dep. van Koloniën ontvangen
telegram van den Gouv.-Gen. van Ned.-Indië van 8
Oef., is eene vijandelijke bende, sterk 400 man, on
der Tengkoe di Tirou in den nacht van don laten
Oct. binnen de postenlinie van Groot Atjeh gekomen
en wilde eene even sterke bende in den nacht van
den 2den Oct. volgen, doch werd deze door een hin
derlaag verdreven, terwijl de eerste bende, die ge
nesteld was tusschen Moesapi en Kotta Radja Bedil,
den 2den dezer werd aangetast en veijaagd met ach
terlating van 41 doodon; ons verlies bedroeg 4 ge
sneuvelden en 17 gewonden.
In eene Nota van antwoord heeft de Regeering
het sectieverslag der Kamer omtrent de Grondwets
voorstellen beantwoord.
Het spreekt van zelf zegt zij, dat het aannemen
der voorstellen tot Grondwetsherziening geen bewijs
oplevert dat ieder der leden die daartoe medewerken,
zijn goedkeuring hecht aan alle de daarin verratte
veranderingen. Met genoegen zag de Regeering uit
het versteg dat de meerderheid der Kamer zich te
dien aanzien op het juiste standpunt heeft geplaatst
Wil de Grondwetsherziening gelukken, dan moet
eenige inschikkelijkheid worden betoond omtrent en
kele veranderingen, welke aan sommigen minder wen-
schelijk voorkomen, ter wille van de vele'verbeterin
gen, welke de voorstellen, die met elkander in nauw
verband staan, zonder twjjfel bevatten. In ééne af-
dealing schijnen leden der Kamer evenwel bezwaar
gemaakt te hebben tegen de aanneming van de in
Hoofdstuk Vil! der Grondwet voorgestelde verande
ringen. Verwerping van dit voorname gedeelte der
voorgestelde herziening zou, naar het inzien der re
geering, ten hoogste zijn, te betreuren. Op welken
grond de bewering rust, dat de meerderheid der be
volking tegen die veranderingen zou zijn gekant,
is der Regeering onbekendzjj acht die bewering on
gegrond en meent dat de volksmeening in deze niet
zoo zeer afwijkt van die van de groote meerderheid
der krijgskundigen; de bepalingen strekken voorna
melijk om den wetgever meer dan thans de gelegen
heid te geven om de landsverdediging op behoorlijke
wijze te regelen, zonder groote jaarljjksche contingen
ten te vorderen. De bestaande Grondwet bevat in
dit opzicht bepalingen welke de ingezetenen niet be
schermen tegen het eventueel opleggen van druk
kende lasten, maar eene goede regeling der levende
strijdkrachten kunnen belemmeren. De voorgestelde
artikelen daarentegen leggen aan de ingezetenen geen
nieuwe verplichtingen op; zij geven den wetgever
alleen meer vrijheid van handelen, en er valt niet
aan te twijfelen of de toekomstige wetgever bjj
de regeling, welke hij zal hebben te maken, rekening
zal houden met de belangen der bevolking. Boven
dien geeft de verandering in hoofdstuk VIII de ge-
wenschte gelegenheid om debestaandemaar veranderde
en vreemde wetgeving omtrent den staat van oorlog
en van beleg door eone betere te vervangen. De
Regeering moge hier de aandacht der Kamer vesti
gen op het hooge belang eener betere regeling van
de landsverdediging, welke al sedert vele jaren is
uitgosteld met het oog op de overweging der ver
anderingen in de Grondwet.
Wirt de wijziging in het Hoofdstuk der Troons
opvolging betreft, met de meeste leden acht de
regeering de noodzakelijkheid dezer herziening dui
delijk gestaaft door de bezwaren welke rechtsge
leerden van naam nog na de aanneming der voor-
gëstelde veranderingen in de beide Kamers, goed
gevonden hebban te opperen tegen de uitlegging,
die de Staatscommissie tot herziening der Grondwet
en de Regeling aan de thans geldende bepalingen
van deze afdeeling gegeven. Ten aanzien van art. lo
der bestaande Grondwet zij opgemerkt, dat do
regeering oordeelt, dat dit artikel alleen van toepas
sing is op de dochters van den Koning, die hem
overleven.
De regeering erkent dat zij een voor haar onver
breekbaar verband hoeft gelegd tusschen de voor
stellen tót verandering van het Ulo Hoofdstuk en
van de Additioneele artikelen.
H -
Toen „mijn jongen, mijn Thomas zoo tusschen mal
en wijs begon te komen, wilde hij op oen mooion
dag met alle geweld naar een caté-chantant. Mijn
man zei: «Laat hem gaan, vrouw; 't is wel geen
plaats voor vrouwen en meisjes, maar een jongen
zal het voor een enkelen keer geen kwaad doen.»
«Hoe heb ik het nu, Josuah Allen?» vroeg ik.
«Is onze Thomas mot een minder reine ziel geboren I kano over te halen. En als geen van u wil gaan,'
dan onze Mary-Ann Heeft hij andere ooren en zal ik-zelf gaan.»
GOUDA, 11 October 1887.
Bij Kon. besluit is, op zijn verzoek, eervol ontslag
verleend aan den heer P. Goedewaagen Tz., als
kapitein bij de dd. Schutterij alhier.
De heeren A. J. Krieger, ingenieur teMedemblik
en P. J. Hofman, waterbouwkundige te Gouderak,
hebben hunne concessie-aan vraag ter zake eener
verbinding GoudaGorinchem veranderd in de aan
vraag om concessie voor een lokaalspoorweg Gouda
Haastrecht StolwijkBergambacht—Ammerstol
Schoonhoven. De voor het onderzoek dier lijn ver-
eischte plans en bescheiden werden bij de Regeering
ingezonden.
Naar wij vernemen geeft de zangvereeniging
«ApóÜo» met medewerking harer onderafdceling
«Uiterlijke Welsprekendheid" Zondag 23 October
a. s. in de sociëteit «Ons Genoegen» eene uitvoering,
gevolgd door bal.
De voorstellingen van Hen heer Okhujjsen in de
sociëteit «Ons Genoegen» hebben uitstekend voldaan.
Dé verschillende nrs^van het programma werden
met succes opgevooriL Tal van keurige tableaux,
prachtige decoration en zeer schoone dissolving
views werden vertoond. Voor de noodige variatie
werd gezorgd. Er werden ook eenige goocheltoeren
vertoond, die goed gelukten. Jammer dat het
publiek niet in grooter getale was opgekomen.
1 Hedenavond heeft ten slotte nog eene kinder
voorstelling plaats tegen verminderde prijzen, waarop
wij de aandacht onzer lezers vestigen.
In de zitting An Donderdag van de Arrondisse
ments-Rechtbank te Rotterdam stond o. a. terecht 8.,
uit Gouda, beklaagd van verduistering van tien manden
met pruimen, die hjj op laat van iemand bad moe
ten afhalen van een stoomboot Hij haalde de prui
men, maar verkocht ze. Drie getuigen bevestigen
het te laste gelegde en beklaagde bleef bij zijn reeds
vroeger gedane bekentenis. De derde getuige maakte
al een heel naar figuur; hij had de pruimen gekocht
voor 13, zeide hij. Beklaagde beweert echter,
dat hij maar ƒ3 had ontvangen en om de rest maar
niet gevraagd had, omdat hjj begreep dat hij toch
«beest» was. Ook verklaarde beklaagde, dat getuige
tot hem gezegd had «als je wat achterom heb gehaald,
kom dan maar bjj mjj.» Toen hjj dan ook die
pruimen had «achterom gehaald», was hjj naar ge
tuige gekomen en werd toen door dezen nog bedro
gen. Rechter Croockewit merkt aan getuige op,
dat deze reeds meermalen als getuige heeft moeten
voorkomen in hoedanigheid als opkooper van goede
ren, welke later bleken gestolen te zjjn.
Mij dunkt, die getuige zal bjj zich zelf een duren
eed gezworen hebben, om’ op een anderen keer
voorzichtiger te zijn I
De officier, Mr. Wichers, eischt, wegens verduis
tering van goederen, welke beklaagde' uithoofde van
zjjn dienstbetrekking onder zich had, eene straf van
6 maanden.
De toegevoegde verdediger, Mr. Mascheck, ia
oordeel, dat hier geen dienstbetrekking bestond
er dus geen reden was hier eene verzwarende
standigheid aan te nemen. V_'_
klaagde in de dementie der Rechtbank
derdag a. et. uitspraak.
oogen gekregen dan zjjn zuster Gaat Thomas
het café-chantant, dan gaat Mary-Ann er
naar toe.»
Hiermee was daarvoor een stokje gestoken.
i paar weken later kwam het borreltjes drin-
«Thomas,» zei ik, «als de Voorzienigheid je
een ziekte zendt, die een wild dier van je maakt,
dan zal ik je vastbinden en je verzorgen wat ik maar
kan. Maar als je met je eigen wil van ju zelf een
wild dier maakt, dan loop ik van je weg en zie ik
nooit meer naar je om, zoo waarachtig als ik hier
voor je sta. En als ik je ooit romdom de kroegen
zie hangen, dan gaat je zuster Mary-Ann ook naar de
kroeg.”
«Vrouw, vrouw,” zei mijn man, «maak het je toch
niet zoo moeieljjk. Een enkel stuk in den kraag is
voor een man zoo erg niet."
«’t Is alleen de gewoonte,” zei ik «die het zoo erg
niet maakt. Wij zijn nu eenmaal aan der mannen
eindeloos gedrink van borrels en gezwelg van bier en
wijn gewoon geraakt. Voor wie daarboven uit den
hemel op de aarde nederziet, maakt hot geen ver
schil, of er een dronken man of een dronken vrouw
in de goot ligt. Daarboven ziet het eene er al even
walgelijk uit als het andere. Maar wat praat ik van
uitzien 't Is het beginsel, waar het op aankomt.
Meent ge, dat ik op den oordeelsdag zal hooren:
«Vrouw van Josuah Allen, wat heb ge met de ziel
van uw dochter, van Mary-Ann, gedaan? Wat de ziel
van uw zoon betreft, dat komt er niet op aan; een
jongensziel heeft geen waarde.” Neen, ik zal moeten
getuigen, wat ik van beide zielen heb gemaakt, en
en ik zou het van schaamte besterven, als ik moest
zeggen: Mijn zoon heb ik geleerd, dat, wat onrein
is voor een rrouw, rein ia voor een man. Ep dus,
Thomas mjjn jongen," besloot ik, zacht maar zoo vaat
als een rots, «als ik je zie hangen rondom de kroe
gen, gaat je zuster Mary-Ann er ook naar toe.”
Op die wijze heb ik mjjn zoon er toegebracht te
gelooven, dat het een schande is voor een man, te
luisteren naar iets, wat hij niet zou willen, dat zijn
moeder en zuster hoorden. Ik heb hem er toege
bracht te gelooven, dat mannelijk te zijn niet bestaat
in vloekeu en gemeene praat maken, niet in het den
ken aan en lezen van en spreken over vuile dingen,
maar in' het aanvatten van eiken plicht, die zich voor
doet, met een moedig hart en een vroolijk gezicht,
in bet pal staan voor recht, en het durven zeggen
wat waar is, en het beschermen van wat zwak is;
in het maken van eigen verstand en hart zoo goed
als ze rtujar kunnen kómen. Kortom, ik heb hem
opgevodd in het geloof, dat reinheid en deugd nu eens
van het vrouwelijk en dan eens van het mannelijk
geslacht zijn, en dat de hemel niet moet worden be
volkt met vrouwelijke engelen alléén.
Uit de herinneringen eener Amerikaantck moeder.
(Uit het Soc. Weeklt).
Dr. Holub, de geleerde reiziger in Afrika’s bin,
nenlanden, die onlangs te Weenon is teruggekomen,
heeft te Kimberley, toen hij nog pas door de vlucht
ontkomen was aan het gevaar van vermoord te
worden, een voorlezing gehouden, waaraan de trans-
vaalsche Folkutem het verhaal der volgende gebeur
tenis ontleent, die op zijn terugreis, na het vermoor-
J— van een zijner reisgenooten en de plundering
zijn kamp, plaats vond. Gekomen aan oever
„>iz
en ernstige verhindering. De rivier
en het eenige vaartuig om hen
te brengen, was een kleine, zwakke kano
.12, 7--- -j aan
de overzijde der rivier zagen liggen.
«Er is maar één middel van ontkoming. Ik
door de rivier zwemt en die kano haalt.» «Maar,
daar,» terwijl zjj