ER, inbevolen. 8 Q blaar het Duitoch. JGNE No. 111. iod gedrukte et Etiquette, lerken, alles prjjzen. J im. .GES, Zaterdag 4 Mel. N- 3907. 1889. stuk, FEUILLETON. oop. JEN. Coiffeur, Is. :rs Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. Subsidie aan bijzonder Onderwijs. stuk, I LDIJNEN r af. DEN. Zn. g s De inzending van advertentita kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave. ►n- Dienst) VEN, L een nieuwe Sl.„ ÏÊN.’ m, I® 2. aat- Bi f^B cnjq 1889, Het hoofdpunt MAN Zoon De uitgave dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en feestdagen. De prjjs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke, Nommers VIJF CENTEN. Bovendien worden alle Advertentien gratie opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD, 't welk des Maandags verschijnt. SN BEIEREN. at de gebrouwen. Ische Cou~ iden door het NEMAN en goudsche courant. AD VERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centeniedere regel uieer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. Het hoofdpunt van het iugediende ontwerp tot wijziging van de schoolwet van 1878 is de aubsidieering der bijzondere scholen. Vol gens art. 45 wordt aan de gemeenten ten be hoeve van de openbare scholen lo. naar een vasten maatstaf eene bijdrage verleend voor elk onderwijzer, die volgens de wet vereischt wordt, terwijl zjj 2o. eene vergoeding ontvan gen van 25°/0 dezer uitgaven van schoolbouw. In art. Mbit wordt aan de besturen der bij zondere scholen gelijke bijdrage verzekerd naar den maatstaf der onderwijzers als aan de open bare, doch de sub 2o. genoemde vergoeding van schoolbouw bljjft daar achterwege. De bedoeling is dus, dat de beide soorten van scholen,' wat betreft de gewone kosten van het onderwijs, dezelfde tegemoetkoming uit de staatskas zullen genieten. In 1 van de memorie van toelichting geeft de minister de gronden op, die zjjus inziens voor die verandering pleiten. Bij de groote uitbreiding, die het bijzonder onderwijs sedert 1848 gèkregen heeft, zoodat thans 27% der schoolgaande kinderen eene bijzondere school bezoeken, acht de Regeering het onbilljjk, dat er alleen gelden uit ’s Rijks kas worden be schikbaar gesteld voor het openbaar onderwijs Wel is het waar, dat de Regeering zich niet aan de zorg voor het onderwjjs mag onttrek ken en dat de Staat alleen in staat is te zor gen, dat er overal en ten allen tjjde eene volksschool zjj, maar daar dit niet mogelijk is Bij deze onbeschaamdheid voelde Walther het bloed naar de wangen vliegen. Men gaf zich niet bloot door het middel van omkooping aan te wenden om te verkrijgen, wat men langs wettelijken weg ge- makkeljjk en zonder moeite zou hebben kunnen ver krijgen, indien do verklaringen van Carringshleff slechts eenigermate de waarheid behelsd hadden. Welke redenen waren er voor deze poging nadat men weinige uren geleden met de tusschenkomst van het gerecht gedreigd had? Stellig waren de omstandig heden anders, dan men ze hem zooeven had voor gesteld. En hoe gewichtig men het achtte het meisje weder in zijn macht te hebben, bewees de buitensporig groote som gelds,-die men voor zulke onbeteekenende medewerking daartoe aanbood! „Het spijt mij dat ons gesprek op een punt ge komen is, waar ik genoodzaakt ben het af te breken. Het zou met mijn eergevoel in strijd zijn nis ik u langer aanhoorde, mijnheer Carringshliff,” sprak Walther zoo koel hem dit mogelijk was. „Maar ik begrijp volstrekt niet, wat er voor be- leedigends gelegen kan zijn in mijn wel overwogen woorden," zei de advocaat, die met open mond en groote oogon den jonkman zat aan te kijken, terwijl hij het bankbiljet in de hand hield. „Naar ik ver nomen heb, zijt ge in den handel; wat kunt ge in mijn aanbod anders zien dan een koop, waarbij go geen duit van uw kapitaal behoeft te wagen?” „Ik zal hierop niet antwoorden," sprak de ander met dezelfde koelheid als te voren, „maar ik wil u DERDE HOOFDSTUK. „Zoo is het toch inderdaad 1” „Dat ik mjjn best zal doen om dit te voorkomen, zult go wel begrijpen. Door ons gesprek ben ik tot de overtuiging gekomen, dat het mij niet zal gelukken u door overreding van uw eenmaal geno men besluit af te brengen. Veroorloof mij daarom een anderen weg in te slaan, die mij beter voorkomt om tot mijn doel te geraken. De storing in uw huiselijk leven en de moeite, die het onaangename voorval u veroorzaakt heeft, schat ik zeker niet ge ring. Om u voor uw tactvol optreden en uw be reidwilligheid om aan onze billijke wenschen te vol doen een bewijs van erkentelijkheid te geven, heeft Lord Norman mij bevolen u deze banknoot ter hand te stellen; hij hoopt tevens, dat op deze wijze alle bedenkingen uwerzijds uit den weg geruimd zullen worden.” Terwijl de advocaat bij deze woorden zoo vrién delijk mogeljjk keek, trok hij uit zijn vestzakje een bankbiljet van honderd pond sterling en bood het den jongen Lund aan. niet onbekend laten met mijn besluit, opdat ge zult weten wat u verder te doen staat. Het is mij be kend, dat ik geen recht heb de jonge dame in mijn huis te houden. Dit ligt ook niet in mijn plan, doch aan uwe handen, mijnheer Carringshliff, zal ik haar nooit overleveren. Er zijn slechts drie redenen waarom zij uit mjjn huis zal gaan: haar eigen vrije wil, de komst van haar vader of een bevel van de rechtbank. Kies nu zelf, wat ge wilt, het is mij onverschillig." Hij schelde en het dienstmeisje kwam. „Laat dezen heer de deur uit, Betsy!" zeide hij. „Mijnheer wenscht te vertrekken." De advocaat wierp een blik vol toom en haat op den jonkman, keerde zich toen om en verliet zonder groet de kamer. Walther was alleen. Zoo was dit gesprek dan geheel anders geëindigd dan het begin liet verwachten. Hij had gepoogd zijn goedhartigheid van den afgeloopen nacht weder te vergoeden door zijn beschermeling hem door het toeval toegevoerd te willen teruggeven aan hen, die recht op haar hadden doch het noodlot had het anders gewild; het had niet toegelaten, dat hij haar overgaf aan een man, die zijn eergevoel op de proef stelde. Had hij goed gehandeld? Goed, dat was buiten twijfel, maar verstandig? Dat zou uit den loop van zaken blijken. Hij keerde naar de ontbijtkamer terug waar hij Edith en Alice aantrof. Mama sliep uiog of wilde haar zoon dezen morgen nog niet ontmoeten na het zonder kosten voor de openbare kassen, daar de nitgaven voor het openbaar onderwjjs niet geheel verhaald kunnen wórden op de gebrui kers, genieten de openbare scholen een voor recht boven de bijzondere, aan welke toch dezelfde eischen worden gesteld, wat betreft de bekwaamheden der onderwijzers. Het is dus een eisch van rechtsgelijkheid, dat ook aan de bijzondere (de minister noemt ze vrije) school eene bijdrage verleend wordt. Tegeh deze redeneering is wel het een en ander aan te voeren. Ongrondwettig is der- geljjke subsidie zeker niet, gelijk wel eens be weerd wordt. Tot dus ver was het alleen ge oorloofd subsidie te geven aan scholen, die voor kinderen van allerlei gezindhe’den toe gankelijk waren en niet aan de zoogenoemde secte- of confessioneele scholen. Doch bezwaar bestaat er niet om de thans voorgedragen bepaling in de wet te Jfehrijven. Dit blijkt ten duidelijkste uit de geschiedenis van art. 192 (194) der grondwet en der be sprekingen, die daarover zijn gehouden bij de herziening van 1886. Maar de rechtt- qelijkheid, waarmede de Regeering gaarne schermt, is aan bedenking onderhevig. Te recht zei de heer Mees, lid der Tweede Ka mer, dezer dagen in eene rede tot de kiezers van Charlois: >In geen geval kan rechtsge lijkheid” m. i. als grond van geldelijken stenn van staatswege aan het bijzonder onderwijs worden toegegeven. Rechtsgelijkheid is een groot beginsel, dat aan de liberalen in de eerste plaats zjjne overwinning in den modernen staat heeft te dankenmaar wat zij in dit verband beteekent, is niet duidelijk. Zij zou bovendien tot onafzienbare consequenties voeren en uit— loopen op vernietiging van alle samenleving.” Inderdaad, de Htaat is, ook volgens den heer Mackay verplicht te zorgen, dat er overal en ten allen tijde onderwijs te verkrijgen is. Daarom richt hij scholen op, die voor alle burgers zon der onderscheid toegankelijk zijn en waar deze voor kwetsing hunner godsdienstige meeningen gewaarborgd zjjn. De kosten daarvan kunnen slechts gedeeltelijk op de gebruikers worden verhaald, zoodat het vervullen van dien plicht den Staat op eenige tonnen gouds komt te staan. Doch deze worden uitgegeven in het algemeen belang, want alle ouders kunnen hunne kinderen naar die scholen zenden. Ieder kind heeft gelijk recht op eene plaats aan die inrichtingen, zoodat niemand kan beweren, dat daarmede de rechtsgelijkheid wordt aangetast. Zijn er nn ouders, welke van die scholen niet gediend zijn en liever eigen scholen oprich ten, dat staat te hunner beoordeeling, doch daarom hebben zij nog geen grond om te kla gen over verkrachting van hun recht als staats burger, en in geen geval kunnen zij om die reden aanspraak maken op subsidie uit de openbare kas. Dan zou weldra de samenle ving uit haar voegen gerukt worden. De stad b. v. zorgt voor de straatverlichting, maar een der burgers, niet tevreden met het licht dat hem daarvan vóór zijn huisdeur ten deel valt, laat vóór zijne woning op eigen kosten een gaspit branden. Heeft die man nu op grond der rechtsgelijkheid aanspraak op geheele of gedeeltelijke vergoeding van de door hem ge- V Cn 4 ft m e* Ö-’ B Cn Ot b S i

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 1