r PEEB. te letten) ier, N? 3066. 1880. BINNENLAND. Een laatste woord. »NEN, FEUILLETON. OUDA «T, terij. 1.5 ure. Dinsdag 16 Juli. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. IER, Zzx Ceulsubxië. W. J. Fortuljn Droogleever, G. A. Oudijk, II. G. Hoefhamer, 1 A. K. van der Garden en A. van Veen. R, bevolen. irzitter. De inzending van advertentiên kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave. AAT NDAG EZERS, nóegen' voor de DAG 16 T LZ. geb. Hovy, kennisgevende 10) ikomen bjj ten greti». H te ZOON. De uitgave'dezer Courant geschiedt dagelijks met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nonuners VIJF CENTEN. ifl raadsverkiegji De me politiek behooren atseljjke belangen Bovendien worden alle Advertentien gratis opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD, 't welk des Maandags verschijnt. kamer, opende eene kast, tafellaken uit, dat zij over Wel verbazend, wat GOUDSCHE COURANT. GOUDA, 15 Juli 1889. In de heden gehouden zitting van den Gemeen teraad, die bij afwezigheid van den Burgemeester (die met verlqf buitenslands vertoeft) door den Wet houder, den heer H. W. G. Koning, werd gepresi deerd en welke bijgewoond werd door 14 leden (behalve den Burgemeester was ook de heer Lotsy afwezig) kwam eene missive in van Mevr, van Mierop- geb. Hovy, kennisgevonde van het overlijden van ADVERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTS LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. den afgele- jes van vijf, bied. om lommer en even staand st gedepo- le getoond prijs te waarvan de bloei ite afhankelyk is ;ht de afspiegeling ig van ge ide nida. sschuit van hand aan haar hart, als om ’t onstuimig kloppen te beletten, en zag den officier toen met een glimlach aan. Goede hemel! wat heb je me verschrikt! Vergeef mijne onvoorzichtigheid van je zoo te overvallen, en je zulk een schrik aan te jagen Och, dat komt er niet op aan, dat gaat wel weer over, antwoordde zij, terwijl een gloeiende blos haar gelaat overtoog. De ontroering van ’t meissje, hare schoonheid, hare kleeding, de eenzaamheid, de liefelijke geur die uit het bosch opsteeg, dat alle? bedwelmde den jongeling; haastig trad hij vooruit, en met ontstuimige drift wilde hij haar in zijne armen sluiten. Zij rukte zich echter los, en wendde zich van hem af; spoedig echter keerde zij zich weder om, zij zag doodsbleek, en zeide, mot een trillende stem: Zoo iets had ik nooit van je gedacht! Wat meen je, Argenida? Dat je hier zoudt komen, om mij te beleedigen, nu je wist dat ikflHleen was. Vergeef mij, maar ik ben met geen boos opzet gekomen; ik kreeg in eens zulk een verlangen om je te zien, om je een kus te ontstelen, wat je me altijd weigert, vergeef het mij. Maar wat kom je eigenlijk doen? Wel, ik kom eens van je vijgen proeven. T« ’t. waar? ben ie daarom gekomen. (Uit het Ifaliaatuch.) VI. Eindelijk vermande hij zich, en naderde het hjiis. Toen hij aan den buitentrap gekomen was, waarmede men naar 't bewoonbare gedeelte van al deze huizen klimt, waarvan ’t benedenste gedeelte tot stallen en bergplaatsen dient, meende hij iemand in de struiken te hooren; hij stond stil, keek oplettend jn die rich ting, maar zag niets dan een ezel, die de toppen .der lage struiken afplukte; hij glimlachte over zijne vrees, liep zachtjes den trap op, en bleef op den drempel van de geopende deur staan. Het meisje ging voort met zingen, terwijl zij haar keukentje in orde bracht; alles zag er netjes en zindelijk uit, iets wat in deze streek eene groote zeldzaamheid is, en de schoonheid van de bewoonster nog scheen te ver- boogen; zij had haar jakje nog niet aan, maar droeg haar ruimen rooden rok, van voren met goud ge- bdwluurd en het witte hemd, welks heldere strooken haren blanken boezem half bedekken; terwijl de steeds met ijver getracht den bloei der gemeente te bevorderen, zonder de eischen van een zuinig beheer uit het oog te verliezen, 'zoodat wij geen enkele reden zien om verdienstelijke leden en daarmede den geheelen raad te treffen met een votum van afkeuring. Daarom raden wij den kiezers dringend aan herkiest alle aftredende leden. -Er is onder hen verschil van gaven, verschil van inzichten somtijds, maar alle zijn één in liefde voor de stad; elk wendt zjjne speciale kennis en onder vinding aan ten meesten nutte der gemeente. Geen kiezer verzuime dus zijn stem te gaan uitbrengen op de heeren: besteedt er zooveel geld Mn als de financieele krachten der gemeente toélatenterwijl in het tegenovergestelde geval het gemeentebestuur zich tevreden stelt met ■Hu plicht te doen volgens de wet en zelfs sBveel mogelijk streeft om daaraan te ontkomea. Thans vooral is het zaak, dat de voorstanders van goed volks onderwijs daarop letten, want de kans bestaat dat eerlange de minimum-éischen der wet nog belangrijk worden verlaagd, zoodat de keuze van, anti-liberale raadsleden dubbel nadeelig zou kunnen worden voor de goede zaak. Onze burgerij heeft ten allen tp stellen op goed onderwijd der gemeente m hooge il de raad blijve in dit opd van de openbare meening. Doch boven de algemeen bü raadsverkiezingen dej) te staan. De meeste vraagstukken, die aan de orde komen, staan geheel buiten de staatkunde, Indien er dus onder onder de mannen der tegenpartij personen gevonden werden, die met het oog op de bjjzondere belangen der stad voortreffelijke raadsleden beloofden te worden, beter in staat en meer bevoegd om onze be hoeften te beoordeelen dan de aftredende leden, dan zonden we kunnen begrijpen dat men aan hen de voorkeur gaf Maar dat is het geval niet. Het zjjn brave burgers en waarschijnlijk elk op zijne wjjze goede chistenen, maar geen hunner heeft ooit getoond zoo geschikt te zjjn voor den raad, dct oude, beproefde ledpn voor hen zouden behooren te wjjken. De raad I heeft in zjjne tegenwoordige samenstelling Schoon het wellicht overbodig is, willen wp nogmaals wjjzen op bet groote Belang van de verkiezing op morgen. Het is thans voor de eerste maal, dat het nitgebreider kiezersperso neel gefoepen wordt om bjj eene periodieke verkiezing uitspraak ie doen over een derde gedeelte van den gemeenteraad. Hierbjj treden uit dan aard den.zaak voornamelijk degemeen- tebelangen op Men Voorgrond, maar het is niet te ontkennen en in ons vorig nummer hebben wij er met een enkel woord op gewezen ook de politiek bljjft niet geheel vreemd aan deze verkiezing. De herkiezing der aftre dende leden wordt ontraden van eene zjjde, die met ons in algemeene staatkundige denk wijze verschilt en daarom liever mannen van hare Meur in den raad zou brengen. Te ver- wMüeren is dat niet. De gemeenteraden heb ben wel geen wetten te maken, maar zjj zjjn geroepen öm aan een aantal wetten uitvoering te gevenhet gemeentebestuur blaast als ’t ware aan een groot aantal doode wetsartikelen het leven in. Voor eene gemeente is bet dus lang niet onverschillig welke staatkundige be ginselen in den raad de overhand hebben. De raad is b. v. geroepen om de onderwijswet toe te passen. Deze schrijft zekere minimnm- eischen voor, waaraan ten minste moet worden voldaan, maar ’t staat volkomen vrij meer te doen voor het openbaar onderwijs dan datgene waartoe iqen verplicht is. Een liberale raad nu maakt dat onderwjjs zoo goed mogeljjk, hij Wacht! riep zij, en snelde naar eene andere en nam er een schoon de tafel uitspreidde. een vorstelijk tafellaken! riep de luitenant vol bewondering, terwijl hij het ouderwetsche weefsel, en de fraaie franje bekeek. Ja, je bent ook mijn prins, zeide het meisje, en zag hem met een allerliefsten lach aan. Dat tafellaken is een erfstuk van de familie Milano, dit servet hoort er bij, even als dat messen die Vork; vind je niet; dat de arme Argenida jj deftig ont vangt, en weet hoe ’t hoort? Daar zijn de vijgen; ’t is nog geen half uur geleden, dat ik zelve die heb afgeschud, zij zjjn frisch en rijp, en,daar is een bord voor je, en een voor *mij, en twee krukjesnu, laten we gaan zitten. Ziezoo, is ’tnu naar je zin? De officier zou er gaarne de vijgen aan gegeven hebben, als hij ’t mooie meisje naar hartelust had mogen kussen, nu keek hij haar echter met stomme bewondering aan, en wist toen niets anders te peg gen dan: Je bent een engel! maar Asgènida wierp hem zoo behendig eene vijg in den mond, dat hij niets meer zeggen kon; zij lachte hartelijk, én liet daarbij twee reien schitterende tanden zien. Wat doet ge nu toch, luitenant? Wel ik doe mijne oogen toe, omie niet te i’ K Goed, dan zal ik de mijnen ook maar dicht doen, dan kunnen we mekaar met gesloten oogen aankijken. Stellig, dat zweer ik je, zeide de officier, blijde dat hij iets gevonden had om ’t meisje gerust te stellen. zachte gelaatskleur nog beter deden uitkomen. Argenida! riep de officier zacht. Zij lichtte het hoofd op, verbleekte, bracht de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 1