TART binnenland. Ce. NH, Mewws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. No. 6786. Zaterdag 12 October 1895. 34ste Jaargang. r 1899. T ZN FEUILLETON. an Zoon at KELEN. ie 3 ndboiiw, ken. CSTGr. idsr- enz. kill nachtwerk Inzending van Advertentiën tot 1 uur des midd. telares. schouderpassanten het cent. toen zij in ontzaglijk ryk, 4 loeaten, imings- iwezen. wanne velens- gevange- "c vonnis der Zelf, uitapat- ,ND. JJAARDS E or f 10.-. n den Hofrad EN, 1ENEN, T8, T8, en, EN. w. 001 IkM IlL COURANT formaat met SN. ast 3ft Cent er inzage of TERRE US, Ntee* en )00,/500, antore der De Uitgave dezer Courant geschiedt d a g e 1 ij k met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. fb. Prys ersohrik- i?d lydt ring, die van een het Ver- arkt 84, bedrag, a boek- vens, lord Salisbury ba'e den Hoek van dat ADVERTENTIEN worden geplaatst van 15 regels 50 Centen; iedere regel meer 10 Centen. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Gisteren heeft het gerechtshof te 's-Herto- genbnsch arrest gewezen in zake J. B., 25 ja- ren, landbouwer, geboren en kronende te Her- kenbosch, appellant van een vonnis der rochbank te Roermond, dat vonnis bevestigd, hem schuldig verklaard aan zware mishandeling den dood ten gevolge hebbende en veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf met bepaling dat het voorarrest bij de uitvoering der straf geheel in mindering zal worden gebracht. Voorts werd in appèl behandeld de zaak tegen M. Bongers te Vlijmen, die wegens moord, op zijne huisvronw gepleegd, door de Staten-Generaal. 2e. Kamer. Zitting van Donderdag 10 October 1895. In deze zitting is de heer Van Vlymen toegelaten en beëedigd. Mededeeling van ingekomen stukken en rapporten werd gedaan en beoloten Dinsdag te behandelen de wet tot invoering der faillisse- mentswet,'. het landbouw- en tuinbouwkundig onderwijs en een ander klein ontwerp. 7) Die zwevende gang, die bevallige houding, die vlugge bewegingen, maar bovenal die zware, glanzige lokken, welke onder den kleinen hoed te voorschijn kwamen en over den hals der dame golfdenik herkende dat alles dadelijk weer, het wae Thérèse, die ik zag. Ik liep oen zijpad langs, zoodat ik een eind weegs uithaalde en de dame in haar gezicht kon zien. En ik had mij inderdaad niet vergist: het was Thérèse, die mij daar voorbijzweefde; maar haar lief gezichtje had eene vreemde uitdrukking aangenomen, iets droevigs, iets afgematszij zag er bleeker dan vroe ger uit, en haar woeste hartstocht straalde niet meer, gelyk vroeger, uit hare mooie oogen. In het voorbijgaan ontmoetten onze blikken elkan der, doch eensklaps, voordat ik nog kon merken, of zij mij wel herkend had, was ook zij reeds uit mijn gezicht verdwenen. Was het Thérèse dan werkelijk? Of had ik mij wellicht slechts door eene sprekende gelijkenis laten misleiden? En hoe zag zij er nu zoo geheel anders uit? Hoe kwam zij aan die vorstelijke kleeding eu hoe had zy bovenal zulke verwarde, bleeke, uitge- pntte gelaatstrekken? Maar het was toch Thérèse wel, die ik gezien had, brengt daardoor groot gevaar voor de scheep vaart mede. Het was dringend noodig, daarin verbetering te brengen. Ook zouden er betere mistsignalen moeten komen. De rceders zouden dan willen, dat Salisbury zyne goede diensten bjj de Nederlandachc regeering aanwendde om een verbeterd lichtenstelsel aan den Nieuwen Waterweg gedaan te krijgen. Zij zouden in- tusschen wenschen, dat elke slap in die rich ting met de meeste voorkomendheid tegenover de Nederlandsche regeering geschiedde. en waarin eene in ’t zwart gekleede, gesluierde dame reeds vóór mij, terwijl ik nog bij het geopende portier sprak, plaats genomen had. Wij bleven met ons beiden alleen, het portier werd dichtgedaan en de diligence reed af. Nu lichtte de dame haren dichten sluier op, deed haren grooten wollen shawl, die hare lang» lokken aan mijn blik onttrokken had, af en Thé- rèse zat tegenover mij. Zij zag er wel is waar nog bleeker dan den vo- rigon avond uil, maar haar gezicht had alle matheid verloren. Hare oogen fonkelden, hare gebaren waren levendig, al mocht zich daarin ook eene zekere mate van angst on schuwheid aan eene blijde ver wachting paren. Een somber voorgevoel maakte zich van mij mees ter, doch zij legde, toon ik haar met vragen be stormde, hare hand op my’ne lippen. //Stil I” zeide zij gejaagd. «Stil I stil I Ik ga ook op reisvraag mij niets meerik zou moeten sterven, als ik dit niét deed.” Dit zeggende ging haar eeno huivering over de leden en dook zij dieper in den hoek der coupé. Ofschoon Thérèse mij niet alles met ronde woor den zeide, zoo wist ik toch, dat zij haren man, haar «geluk”, zooals de menschen het noemden, ontvlood, dat zij zich van den hoogen rang in de maatschappij waartoe zij door haar huwelijk verheven was, neer stortte en, evenals do mug in de vlam der kaars vliegt, naar dat leven terugverlangde, waartoe een inwendige aandrift haar machtig aantrok en waaraan hare grootouders haar reeds vroeger en nu ook haar echtgenoot tevergeefs hadden trachten te onttrekken. {Slot volgt.) en zij had mij ook herkend, want nog op dien zeil den dag, toen de schemering van den zomeravond viel, kwam zij naar mij toe. Telkens wanneer ik Thérèse zag, kwam zij mij mooier en zonderlinger voor. Ook op dien avond, toen zij in een donker zyden gewaad, met een zwarte voile voor, eensklaps voor mij stond, zag zij er be- tooverend schoon uit. Zij kuste mij, drukte mij de handen, keek mij eenige oogenblikken sprakeloos aan en zeide toen, terwijl zij als iemand, die van eene lange, verre reis of van een zwaren arbeid vermoeid is, uitgeput op de Sofa neerviel«Ik ben getrouwd. Weet je het al?” Ik wist het niet, ofschoon ik het wel vermoed had, en zij vertelde mij nu, dat zij met een En- gelschman getrouwd was, dien zij in het paardenspel had loeren kennen, dat zij een half jaar lang met haren man op reis geweest was en al het moois ge zien had, wat er te zien was, en dat haar man nu met haar naar Engeland naar zijne goederen wilde terugkeeren. O, hij was zoo rijk, zoo ontzaglijk ryk, en hij had haar lief als zijn kind. Dat alles vertelde zij mij op een doffen, somberen toon en plukte daarbij, als in gedachten verdiept, aan de kanten van baren pracbtigen, zwarten mantel. «En hoe gaat het met je grootmoeder en met je valler?” vroeg ik, toen zij zweeg. «O, nog evenals vroeger I” zeide zij, terwijl haar gezicht eensklaps opklaardb. «Zij hebben hun paar denspel nogl” En nadat hhar gezicht hevig begon te trekken, barstte de jeugdig» vrouw eensklaps in een zenuwachüg geschrei ungO/Myne grootmoeder, mijn vader, mijn klein, wild paard Rebekka I Ken je het nog wel, dat sneeuwwitte paard met zyn gele Gedurende eenige maanden achtereenvolgens zijn ontvreemd van de mailboot Prins Hendrik op het tentoonstellingsterrein te Amsterdatd, ten nadeole van den pachter der buffetten O. H. Reinst 180 groote lepels, 227 dito vorken, 163 dito messen, 71 kleine dessertlepels, 78 dito vorken, 45 dito messen, 720 theelepeltjes, alle op den steel gemerkt >20« en van vernikkeld wit metaal; 100 bierbakjes, 4 peper en zoutstelle- tjos, 3 menuhouders, 3 presenteerblaadjes en eenige kurken met vernikkeld w^„metalen knoppen. De commissaris van politie in de 3e sectie te Amsterdam verzoekt opsporing, inbeslag neming en bericht. van het handelsregister te weten kan komen, met wien hij feitelijk te doen heeft, en wan neer bovendien niet-inschryving strafbaar wordt gesteld, zal het terrein voor hen zijn versperd. De bezwaren van ’den minister hiertegen deelt de »Amst.< niet, maar zij wil ze deels voorkomen door verplicht te stellen, dat zy die niet alleen den eigen naam als firma bezi gen zich laten inschrijven. De kleine nering doenden vallen dan tevens er buiten. En waar de minister den gewenschten maatregel bestrydt met de opmerking, dat hier niet de daarvan onafscheidelijke handelsrecbtbanken in de pro cesorde voor disciplinaire straffen bestaan, ant woordt bet blad, dat de staatscommissie, aan wie was opgedragen het voorbereiden der her ziening van bet wetboek van koophandel, fn haar ontwerpvoorstel schreef, dat wie zyn firma niet laat inschrijven, langs den gewonen weg gestraft wordt met geldboete, die, zoo na veroordeeling de inschrijving toch niet plaats heeft, oploopt met een zeker bedrag voor elke ingegane week verzuim. En *t komt ons voor zegt de >Amst.< dat daarmede de poenale sanctie behoorlyk zon zyn geregeld, al zou zij misschien bij gebleken onwil, nog wel wat mogen verzwaard worden. De werkstaking der sigarenmakers te Am sterdam heeft reeds ten gevolge dat een aan tal fabrikanten hun sigaren buiten Amsterdam laten maken, terwyl het, naar wij vernemen, te voorzien is dat velen bah n er, zoo de sta king niet spoedig eindigt, hun fabrieken naar elders zullen verplaatsen. (Hbl.) Onlangs sprong te Amsterdam eene vrouw met haar kind te water. Toen de drenkelin gen door voorbijgangers uit het water werden gehaald, bleek de moeder nog in leven doch het kind dood te zyn. De rechtbank aldaar heeft thans rechtsingang met bevel tot instruc tie tegen de vroaw verleend wegens moord. Men deelt aan de »L. C.« méd® dat prof, dr. D. Doyer om redenen van ge^öf^jWeid tegen 1 Januari a. s. zijn ambt als ‘tó$gfeeraar in de oog- en oorheelkunde aan de'ryks-univer- siteit te Leiden zal neerleggen. manen?” vroeg zy, terwijl hare trekken te midden van hot vloeien barer tranen opklaarden, evenals wanneer een zonnestraal door de wolken heenboort. Ik herinnerde mij alles nog zeer goed en ik her innerde mij ook de woorden der oude vrouw, die in het bureau zat«Zij kunnen het geen van allen moer laten, die eenmaal aan dezen woesten hartstocht toegegeven hebben.” Nu stond Thérèse op en zeide: «Hoe vreemd, dat ik ween, en toch ben ik zoo gelukkig! Zij noe men het aller, «geluk”, die niet weten, hoe het daar binnen kookt en brandt.” Daarbij wees zij naar hare borst en gaf door her nieuwde snikken aan hare aandoeningen lucht. Vervolgens zag zij mijne gepakte koffers staan, en sprak ik haar over mij, over mijne levenserva ringen en over mijne levensontmoetingenik ver telde haar, dat ik den volgenden dag dacht te ver trekken, en waarheen en waarom ik op reis ging. Zij hoorde mij verstrooid en onverschillig aan, als iemand, die altijd slechts met één en dezeifde ge dachte bezig is en voor wien al het andere niet schijnt te bestaan of althans geen recht tot bestaan te hebben. Maar eensklaps kwam het mij voor, alsof zij aan dachtiger naar myne woorden luisterde, on uu maakte de koele onverschilligheid pp haar gelaat plaats voor eene vroolijke uitdrukking, die als door het plotseling invallen van een denkbeeld veroorzaakt werd. Daarop ging zij heen en stapte in het rijtuig, dat voor de deur op haar stond te wachten. Den volgenden morgen stapte ik, nadat ik bij het bordes van de mijnen afscheid genomen had, in do toupé, die mij door den conducteur aangewezen was De Amsterdammer» noemt de voorgestelde wetsbepalingen betreffende bet voeren van een firma een halven maatregel, omdat de Minister het inschrijven van firma’s in het bandelsre- gister niet verplicht stellen wil, en alleen verlangt, dat de wet geen firma erkennen zal dan die ingeschreven is. De flesscheutrekkers zullen zich er immers weinig aan storen of de wet hun firma al dan niet erkent zegt bet blad. Een van hun gewone kunstjes is telkens van firma te ver anderen, en zoo'ang zy nu maar niet den naam of de firma van een ander gebruiken, blijven zy vrij. Eerst wanneer een ieder door raadpleging Gisteren^ zyn te ’a-Gravenhage geslaagd voor bet akte-examan lager onderwijs de heeren N. Paul van Zevenhuizen en S. L. Veenstra van Waddiiïgsveen. Woensog morgen vervoegde zich aan het politiebureel te Leiden een landbouwer uit Woubrngge, die mededeelde dat bij aan zekeren Cornelia Perrein, wonende te Haterswoude,een partytje kaas a contant had verkocht ten be drage tan p. m. f 135. Die kaas moest gisteren te Leiden worden geleverd aan een opgegeven adres, terwyl de betaling aan Den Burcht aldaar zau geschieden. Toen de land bouwer de kaas aan het adres bezorgd had, werd deze aldaar in ontvangst genomen en gezegd dat de kooper aan De Burcht zou zijn. De landbouwer ging derwaarts, maar vond er den kooper niet. Denkende dat de zaak niet zuiver was, spoedde hij zich naar het bovenbedoelde adres, alwaar hem werd medegedeeld dat de kaas reeds ver voerd was. Door de politie is daarop de kooper opgo- spoord, die slechts f 15 in zyn bezit had en dan ook opgaf niet in staat te zijn betaling van bovengenoemde som te kunnen doen. Be grijpende dat de politie de zaak niet eerlijk vond, gaf hij last om de kaas aau den land bouwer terug te geven. 'Reuter seint uit Londen Dinsdag is er vergadering geweest van het bestuur der London Short Sea Traders Asso ciation. Zeven reeders, vertegenwoordigende de reeders uit de voornaamste Engelscho ha- waren tegenwoordig. Zij besloten aan '7 eene memorie te zenden, ten het herstel van den lichttoren aan Holland, die in het booze weer December 1894 vernield is. Het licht, nu op dat punt brandt zoo heet het in de memorie is zeer onvoldoende en rechtbank was veroordeeld tot eeue g* nisstraf van twaalf jaren, tegen welk B. had geappelleerd. Drie getuigen werden dezen morgen gehoord, die evenals voor de rechtbank de toedracht der zaak verklaarden. Het O. M. eischte bevestiging van bet vonnis. De verdediger, mr. J. Bake, bestreed het bewijs van opzet, zoodat appellant tot een lichte straf zal moeten veroordeeld worden. GOUDA, 11 October 1895. Ds uitslag der aanbesteding van kleeding voor de dd. Schutterij alhier op Donderdag den lOden October 1895, is als volgt. Ingeschreven werd door p. J. van Driel en Zoon, kleermakers te Dordrecht, een korte jas voor f 10.53, een pantalon voor f 5.49. D. W. Gillieron, kleermaker alhier, een korte jas voor f 9.25, een patalon voor f 4.75, schouderpassanten het paar voor f 0.37|. Gebroeders f ortuin, kleermakers te Alkmaar, korte jas en pantalon voor f 16.72|, schouder- passanten het paar voor f 0.32 j. J. G. van Dam, kleermaker alhier, een korte jas voor f 9.—, een pantalon voor f 5-20. Na de opening der biljetten van inschrijving nog ontvangen en alzoo ongeldig verklaard. Firma Jacobson en Zonen, kleermakers te ’s Gravenhage, f 574.—schouderpassanten het paar voor f 0.29. Op laat van de Commissaris van Politie alhier, ayn drie vreemdelingen, Duitschers zijnde, zonder geld of middelen van bestaan en niet voorzien van behoorlijke legitimatiepapieren, over de grenzen des ryks gebracht. Wat een dronken woestaard toch lastig kan zyn. De beruchte J. C. v. E. was gisteren weer dronken, hy maakte het de bewoners op de Bleekerskade erg lastig en sloeg daar zelfs een ruit in. Toen de politie Jtwam om hem te arresteeren begon hij zich onmiddelyk te verzetten, wierp den agent op den grond, waardoor diens pantalon scheurde en hy dreigde den agent te verdrinken. V. E. had zelf al in de Vlaamsch haven gelegen, maar daar schjjnt bij minder om te geven, want als hy dronken is en hij ziet politie komen, dan vraagt hy niet naar gebaande wegen, hij gaat dan over hekken en sloten, eens sprong hij zelfs in den IJsel. De politie moest hem daaruit redden, hij liep toen zelf gevaar te verdrinken, want dat redden, ging zelfs nog gepaard met verzet. Gelukkig kreeg de agent van politie de vereisebte hulp van den heer Directeur der Stearine Kaarsenfabriek en werd de woestaard met vereende krachten op een kar gelegd en naar het politiebureau overge bracht. Bij die overbrenging moest hij voort durend in bedwang worden gehouden en hy lag te brullen als een koe. Het is niet de eerste keer, dat hij zal gevonnisd worden, hy heeft reeds heel vrat op zyn kerfstok. van van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

GC | 1895 | | pagina 1