LIGHT
|h
loruit”.
(No. 12403.
Zaterdag 14 Februari 1914.
52e Jaargang.
behalve
Zon
en
Eerstè Blad.
00 000.-.
Art. 188 der Gemeentewet.
FELILLETOy
Valentine.
I in dit Bl>*l
JHE
het Leven,
TAMIMAU’S
JAM
EESTE.
EEST BIJ ARMHEM.
XTieni-ws- ezx ^h.d.“vextezxtieTolsLQL vooJ G-oulcLsl ezx Ozxxstrelcezx.
Verschijnt dagelijks
Telefoon latere. 82.Uitgevers A. BRINKMAN EN ZOON.
Feestdagen.
Telefoon Interc. 82.
Het ontwerp-Ouderdomswet.
iant
fi 1
AMMA.
e inhoud.
verzekering tegen
en
2)
zei
de
zi)
ge-
ik
Di.
en
takman 4 Zn., Ö°u
t-drama
aph Cy.
door dieren.
oote film van
HAAG.
«akoecN, en
'eada.
(Pree.), Dr. A. E.
UBDEN, Dr. P. H.
■t Uw W>
rweilcnrikkMb
ifiR SLAVERNIJ
srk wordt t» «W
Sonllebt —t hl—
tegole,
keTX
mi vumMiheWi
Qit nummer bestaat uit twee
laden.
fiOHDSCHE COURANT
[NIEUW
inema.
deze conclusie
„Waar aan het te niet doen der
aanspraken, die aan artikel *369
gorden ontleend, niet valt en niet
viel te denken, bleef niet anders
over dan de scheidsmuren, welke
dat artikel tusschen bevoorrechten
nie, 8 u., Dr. M. M.
van ’s Gravenhage.
Schouwburg, N. V.
palen.
raw- en Woningtoez.
OnderstandscoffiD1’
ns maatschappelijke
elijke, billijke en dis-
fr.n°. 2736 bur. blad.
10
f 1 25
150
.1.50 -
1.90
Bureau
8 uur, Lezing
Boskoop.
it „On. Genoeg»»"-
„Het is toch waar,” vervolgde de
keukenmeid. „Je moet maar eens hoo-
ren, wat de oude menschen buiten er
van weten te vertellen. Waar nu dat
mooie park is, da&r konden een paar
schapen vroeger nauwelijks genoeg te
eten vinden; en waar nu die mooie
villa staat, stonden vroeger een paar
kleine boerenwoningen.”
„Hoe is dat alles dan zoo veran
derd vroeg Mina met blijkbare
verwondering.
„Ja, juist, boe?” lachte nu de keu
kenmeid, blij dat ze eenir kon ver
tellen, wat zij alzoo wist. „Een arme
schoolmeester ontdekte, dat onder het
schrale land, waarop weinig groeien
wilde, een dikke laag kleiaarde ver
borgen was. Die kleiaarde bleek ge
schikt om er dakpannen en zoo van te
maken. In Berlijn had men die juist
w veel noodig, omdat er in die dagen
■l nieuwe straten aangebouwd werden.”
„En zijn alle menschen in Zeckta
daarvan rijk geworden?”
Louise lachte weer. Nu kon ze al
les vertellen, wat zij van de familie
allemaal wist.
ren wij geregeld Mi*
oogen ontvangen*®
incerten, vennakfity
deae dan i®
den.
gezichtseinde op dit gebied niet verder
reikt dan die van de eerste neepjes
muts.
Maar wat ons wel de moeite waard
dunkt is te constateeren dat door
dezen burgemeester aan art. 188 van
onze Gemeentewet al zeer eigenaardige
uitleg gegeven wordt.
Als er toch staat„Hij waakt tegen
het doen van met de openbare orde
of zedelijkheid strijdige vertooningen,
dan slaat dat woord openbare toch
zeker niet alleen op orde, maar even
zoo goed öp zodolykheid, en dus heeft
hij zich alleen af te vragen wat met
het zedelijkheidsgevoel in doorsneo
van de Nederlandsche burgerij in strijd
is, niet trat eigen benepen opvatting
uit den booze acht. Maar burge
meester werpt zich op als tooneelcon-
sor, leest de stukken, vóór bij permis
sie tot opvoering geeft, en stelt zelfs
veranderingen daarin voor!
Dat alles dunkt ons absoluut ver
keerd. Art. 188 van de Gemeentewet
bestaat nie^m eigen bekrompen op
vattingen van den menach voldoening
te geven, maar om den burgemeester
.in staat te stollen in te grijpen, als
het zedelijkheidsgevoel der bevolking
door openbare vertooningen wordt
geschokt.
Ondortueschen is een van onze ver
dienstelijkste tooneelgezelschappen, dat
toch al geen miilionairsbestaan leidt,
do dupe van dezo historie, on de arme
Delvenaars worden, als zij don lever
willen laten schudden, op de extra-
kosten gejaagd van eene reis naar
Den Haag.
Wij vragen of dorgehjko Abderiti-
sche toestanden nog langer duldbaar
zyn. Wy zouden er misschien het zwy-
gen toe doen als de vrijheid in dezo
werd aangerand door kleine dorpspo-
tentaatjes, minder dryvers dan gedre
venen, maar nu de burgemeester van
Delft, ex-professor en lid van de Eerste
Kamer in zyn fanatieken ijver de kluts
zoq kwijt raakt, dat hij elk eerzaam
kruideniertje den loef afsteekt, wordt
het toch arte1 erg.
En nu lijkt het ons, dat er paal en
perk gesteld moet worden en kan
worden. Onze regeering heeft ’t met
haar zeer gewichtig program uit den
aard der zaak te volhandig om hare
taak nog meer uit te breiden. Maar
er is toch nog zoo iots als het
particulier initiatief. En als wy de
redevoeringen nalezen in de Tweede
Kamer gehouden over de bevoegdheid
aan den burgemeester in Art. 188
ter komt op blz. 14 van zijn Memorie
van Toelichting tot de conclusie, dat
de uitsluiting der bedeelden tengevolge
zal hebben, dat 42000 ouden niet voor
ouderdomsrente in aanmerking komen.
De minister schat, dat 45000 oudjes
wel voor een rente in aanmerking
zullen komen. Sloot de heerTreubde
bedeelden dus niet uit, dan zouden de
kosten van uitbreiding van art. 369,
welke nu ongeveer 5 millioen zullen
bedragen, dus ongeveer het dubbele
beloopen. Bij den berooiden toestand
der schatkist is het begrijpelijk, dat het
finantieele bezwaar bij den minister
sterk heeft gewogen. Begrijpelijk, doch
meer ook niet.
Zoolang voor Oorlog en Marine
zonder eenig gewetensbezwaar bij do
meerderheid der Volksvertegenwoordi
ging elk jaar eenige millioenen meer
worden gevoteerd, mag o.i, hetfinan-
tieele bezwaar bij een urgente zaak
als die der ouderdomsvoorziening niet
te zwaar’wegen, waar het een meer
dere uitgave van 4*/j millioen betreft.
De argumenten, die de minister in
zijn Memorie verder aanvoert, zullen
wy in een afzonderlijk artikel onder
de oogen zien.
van art. 369 of art. 370 voldoen
kosteloos een ouderdomsrente ont
vangen. De later komende 70-jari-
gen zouden die rente slechts deel
achtig worden na gedurende korto
ren of langoren tijd premie te heb
bed betaald.
In het ontwerp der Invaliditeits
wet gelijk het door de vorige Re
geering werd ingediend, was de
regeling op het stuk der inwerking
treding van art. 369 rationeel. Deze
zou plaats hebben tegelijk met het
van kracht worden van den verze-
kerings^licht. Irrationeel werd de
regeling eerst, toen toegegeven werd
aan den aandrang tot vervroegde
invoering van art. 369, d.i. voor het
in werking stellen van den verze-
keringsplicht. Die aandrang was van
de zijde der voorstanders van de
zoogenaamde Staatspensioneering
verklaarbaar genoeg. Toen er aan
werd toegegeven, waren dezen in
beginsel meer dan halfweegs tot hun
doel genaderd.
Het zou, terecht, als een onrecht
vaardigheid zijn gevoeld, als later
van de nieuwe 70-jarigeh betaling
zou zyn gevorderd voor het beko
men eener rente, die aan hunne
oudere en gelukkige lotgenooten als
een vrije gift was toegevallen.
Tegen zulk meten met twee maten
zou, zoodra het in toepassing zou zijn
gebracht, het in het volk levende ge
voél voor recht en billijkheid krachtig
in opstand zijn gekomen.
Vandaar dat er, na de afzonder
lijke invoering van art. 369, naar
het oordeel van ondergeteekenden
geen keuze meer is. Die afzonder
lijke invoering heeft het pleit ten
gunste der kostélooze ouderdomsrente
beslist".
De minister eindigt dit betoog met
„Wel neen, meid, niet allemaal -;
verscheidenen die de eerste jaren niet
konden doorkomen, zijn te gronde ge
gaan. Verschillende pannebakkerijen
zijn nu reeds in de tweede of derde
hand. Maar ook menig boertje is rijk
geworden, en de rijkste was de oude
Rechlin.
„Was het maar een klein boertje?”
„Ja en zijn vrouw was een doch
ter van een schrijnwerker; dat kun
je nog weLaan haar’ merken.”
„Ssstt, Louise, je zult je dienst ge
hoed kwijtraken, hoor! Je neemt het
nooit zoo heel nauw, maar zooals nu
heb ik je nog nooit gehoord!”
„Zoo kwaadaardig ajs vandaag
ben ik ook nog nooit geweest, stem
de de keukenmeid toe. „En jij en
Hendrik bent ook niet op je gemak
Juffrouw Valentine het huis uit te
jagen, is ook al te erg.”
„Nu, wees maar stil, Louise,
geloof, dat zij er op uit is haar te
rug te halen,” klonk eensklaps een
mannesten) achter de meisjes en in
de openstaande keukendeur verscheen
Hendrik, de keukenmeid, die onopge
merkt naderbij gekomen was.
„Waar is ze heen?” vroegen beide
meisjes tegelijk.
„Zooals ik je zei: naar Wilmers
dorf.”
„Naar luitenant Zier!”
„Juist, naar luitenant Zier. Ik heb
mevrouw duidelijk het adres hooren
opgeven. Hoeveel haast ze had, kon
0
PRIJS VAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaalr.
Idem franco per post
Met Geïllustreerd» Zondagsblad
Idem franco per post
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons w. ircr- .-j.
Markt 31, by onze Agenten, den Boekhandel en de Postkantoren.
fabrikant en reserve-! uitenant Koen-
raad Rechling? En nu was ze een
geimwno dievegge geworden! Z ehnd
hel gold Hef, maar voor geen geld
van de wereld had zij het genoegen
willen missen, die deze ontdekking
haar deed. Met haar beperkt verstand
dacht ze er niet aan, dat dc zaak an
ders zou kunnen zijn; het kwam niet
bij haar op te bedenken, hoe dom
Valentine zou gehandeld hebben, aan
gezien uie verdenking in de eerste
plaats op haar moest vallen en
haar geheele toekomst zou vernietigd
hebben. Mevro/iW Rechling had nu
eenmaal nie< geleerd Zoo te reden Ge
ren. Het paarlsnoer was verdwenen,
Valentine alleen had de sleutel ge
had, dus die moest het- weggenomen
hebben.
Misschien rekende mevrouw Hech
ting echter het stelen van oen snoer
voor minder misdadig dan. hot ste
len van haar zoon’s hart. Hoe onbe
schaamd haar oogen op te durven
slaan als dochter van een ouden en
zieken gepensioneerden officier, naar
haar Koenraad. Neen, daarvoor had
zij met haar man zaliger te hard ge
ploeterd om nu haar gezelschapsjuf
fer zoo met haar - neus in de gebra
den peren te laten vallen. Neen, dat
nooit.
ze toch maar weer niet nalaten, met
denj koetsier te onderhandelen en af
te spreken, dat hij op haar zou moe
ten wachten om haar weer naar huis
te rijden, maar, hij mocht de tijd van
wachten niet in rekening brengen.”
„Zij kan het immers zonder juf
frouw Valentine niet uitbouden,”
Mina, „denk jij dat ze mee zou wil
len gaan.”
„Ik geloof het niet,” meende
keukenmeid.
„Nu, als mevrouNjr haar toestemming
geeft,” dacht Hendrik.
„Aha,” lachte Louise, „aan zoo
iets behoef je niet te denken,' daar
ken ik mevrouw te goed voor, zoo
gemakkelijk geeft zij het niet op.”
„En ik ken onzen jongen heer te
goed, om te denken dat die toegeeft,”
zed Hendrik, „ik heb hem leeren ken
nen, toen ik zijn oppasser was bij de
kurassiers in Brandenburg.”
„Ja die zal ook niet loslaten, be
vestigde de keukenmeid; „maar bij
zijn moeder krijgt hij het er niet zoo
makkelijk door.”
„Oho, hij is in ieder geval zijn
eigen meester; hij heeft een flinke fa
briek en is luitenant der reserve. Hij
heeft van niemand bevel te ontvangen
dan van onzen keizer.”
„Nu, die zal het hem ook niet ver
bieden,” antwoordde Louise. „Jij hebt
zeker geen ouders meer, Hendrik.”
„Neen, ik was nog een kleine jon
gen, toen allebei gestorven zijn.”
PRIJS DEK AÜVERtFeNTI ÊN:
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummerf 0.55
Elke regel meerB 0.10
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 by vooruit
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
Met bewonderenswaardigen spoed
heeft minster Treub voldaan aan zijn
belofte, die hij aan de Kamer deed.
Het ontwerp-Ouderdomswet, onvermij
delijk geworden na de gebleken onbil
lijkheden van art. 369, is de vorige
week bij de Kamer ingekomen. In zijn
Memorie van toelichting zet de minister
allereerst uiteen, waarom hij, de besliste
tegenstander van Staatspensionnee-
ring, tot de indiening dezer wet is
gekomen. De minister zegt
„Nu artikel 369 is ingevoerd ge
heel onafhankelijk en los van de
verdere bepalingen der Invaliditeits
wet, heeft dit artikel van een over
gangsbepaling alleen den naam, het
etiket, en heeft bij zijn invoering
ook de zooeven bedoelde rem (n.I.
de eisch van het in loondienst arbeid
verrichten. Red.) ontbroken. Het
derde lid van art. 411 der Invalidi
teitswet, inhoudende, dat de overige
artikelen dier wet uiterlyk drie jaren
na de inwerktreding van art. 369
van kracht zullen worden, kan zelfs
den schijn, dat de art. 369 en 370
werkelijk overgangsbepalingen be
vatten, niet redden. Het verband,
dat daar tusschen het in werking
treden van art’ 369 en dat van de
overige artikelen der Invaliditeits
wet wordt gelegd is, louter uiterlyk.
Voor de voorbereiding van de in
voering der overige artikelen der
wet’, was en is het tydstip der in
werkingtreding van art. 369 geheel
onverschillig. Die overige artikelen
staan daarmede zoo weinig in ver
band, dat zij in werking gesteld zou
den kunnen worden, al ware art. 319
zelfs niet in de wet opgenomen. De
gesplitste inwerkingstelling van art.
369 en van de overige artikelen der
Invaliditeitswet, heeft alleen tot
gevolg, dat, indien die wet onge-
wijzigd bleef, een nieuwe willekeu
rige scheiding zou worden gemaakt
tusschen meer en minder bevoor
rechten, naast de onbillijke grenslijn,
waarop hierboven werd gewezen.
Zij toch, die vóór December 1916
zeventig jaar worden, zouden
indien zij overigens aan den eisch
en uitgeslotenen optrekt, omver te
halen”.
Wij hebben in het betoog van mi
nister Treub enkele uitspraken ge
cursiveerd, omdat zij geheel bevestigen,
wat door de voorstanders van Staats-
peneioneering meermalen is beweerd.
Volgens art. 1 van het ontwerp
krijgt ieder recht op een ouderdoms
rente, die den leertyd van 70 jaar
heeft bereikt en kan aantoonen le.
dat hij en eventueel ook zijn echtgo-
noote behoeftig is 2e. dat hij na zijn
65ste jaar geen bedoeling heeft gehad
van openbare of kerkelijke armbe
sturen.
Uitgesloten zijn volgens art. 2 de
genen, die na hun 60ste jaar tot ge
vangenisstraf of tot plaatsing in een
Rijowerkinrichting voor een jaar of
langer zijn veroordeeld als mede zij,
die misbruik van sterken drank plegen
t6 maken of op andere wijze een be
kend slecht levensgedrag leiden. In
art. 3 worden verder nog uitgesloten
Nederlanders of andere Nederlandsche
onderdanen, die niet gedurende de
laatste vijf jaren voor hun rento-aan-
vrage onafgebroken in Nederland hun
hoofdverblijf hebben gehad. Zij, die in
ons land wonen, doch geen Neder
lander zijh, moeten de laatste twintig
iaar voor hun rente-aanvrage onafge
broken in Nederland jiun hoofdverblijf
hebben gehad.
Tegen zoodanige uitsluitingen als
de laatstgenoemde zal wel niemand
bezwaar maken. Doch anders is het
met de uitsluiting der bedeelden. Nu
behoeft het wel geen betoog, dat wy
met de strekking van het ontwerp
van minister Treub van ganscher harte
instemmen. In vele opzichten mag
worden gezegd, dat de heer Treub,
van wien ieder weet, hoezeer hij de
stof beheerscht, op uitnemende wyze
de regeling der ouderdomsvoorziening
heeft weten te treffen. Te meer spijt
het ons, dat de minister vasthoudt
aan de uitsluiting der bedeelden. Wij
achten deze uitsluiting om tal van
redenen onbillyk. De minister heeft
deze uitsluiting in 5 van zijn Me
morie van Toelichting gemotiveerd,
doch hij heeft ons allerminst over
tuigd, dat deze uitsluiting logisch is.
Er is één argument, dat wij kunnen
begrypen. „Ondergeteekenden willen
niet verhelen, dat by hun antwoord
op die vraag (n.I. rente aan bedeel
den) financieele overwegingen zich
mede hebben doen gelden.” De minis-
De zeer bijzondere interpretatie die
door zedelijkheidsapostelen gegeven
wordt aan art. 188 der Gemeentewet,
wordt toch waarlijk al te gek.
Hebben wij hier ter stede kort ge
leden een proeve van wetsuitlegging
van dit artikel kunnen vernemen,
zooals die aan a. r. en aan r. k. zijde
wordt gehuldigd, de laatste dagdn is
het ridicule van dat standpunt weer
gebleken te Delft, waar de burge
meester dier Gemeente, de opvoering
van „De Spaansche Vlieg” door het
Rotterdamse!) Tooneelgezelscbap, di
rectie Van E^sden, verbood. Dit ver
makelijke stuk van Duitschen oor
sprong is daarom te Delft niet gegaan,
en de Delvenaren hebben zich naar
den Haag daarvoo^moeten begeven.
Naar aanleiding daarvan bevat thans
Het Vaderland een artikel waaraan
wij hier meerdere bekendheid geven
„De opvoering van dezo klucht,
zoo schryft het blad, is als onzedelijk
door den burgemeester van Delft ver
boden. We zullen met Zyn Edelacht
bare over zedelijk en onzedelijk geen
strijd aangaan, dat te meer niet waar
dit verbod voor ons bewys is, dat zyn
„Dat dacht ik wel, anders hadt je
wel geweien, dat vaders of moeder
wil altijd nog wat gewicht in de schaal
leggen, al is het soms nog zoo ver
keerd.”
„En daareven heb je nog gezegd,
dat de jongen heer niet loslaten zal,”
merkte Mina op, die de plotselinge
ommekeer van de keukenmeid niet be
grijpen kon.
„Dat zeg ik nog, daar blijf ik bij,
maar mijnheer Koenraad is een to net
en braaf meirnch, al heeft hij soms
oneenigheid met zijn moeder. Hij zal
wel alles beproeven, om haar tol toe
geven te bewegen, en alles in’ der
minpe te schikken, maar als het niet
anders kan,
Zij liet aan Mina en Hendrik over
de laatste woorden er bij te denken,
doch Hendrik vulde ze aan, door le
zeggen: „dan gebruikt, hij geweld.”
Terwijl haar dienstboden niet zon
der reden zoo onbarmhartig over
haar spraken, reed mevrouw Reeh-
ling naar Wilmersdorf, met geheel
andere bedoelingen, dan Louise
Mina vermoedden.
Bij mevrouw Rechling was echter
de toorn gedurende den rit geheel ver
dwenen; zij gevoelde nu oen duivel
achtige vreugde en was zeer voldaan.
Had Valentine haar niet menigmaal
beschaamd gemaakt en haar Were
inzichten laten gelden? Had zij hot
zelfs niet gewaagd haar oogen op
te slaan naar haar eenigen zoon, den
(Wordt vervolgd)