Zaterdag O Juni 1914.
53e Jaargang.
.©■u."Ws- 03a. ^-cL*v©rt©aa.tioTolstcL -rrbox <3r©"u_cLsL oxl Oasa-stxolljcrean-.
Eerste Blad.
De zonde der vaderen,
TAMINIAU'S
JAM
VerschijUt dagelijks
Telefoon Interc. 82.
Verdachtmaking.
Uitgfrt
behalve Zon- en Feestdagen.
vers A. BRINKMAN EN ZOON.
Telefoon Interc. 82.
FEUILLETON
cLo
ELST BIJ MUVjlEM.
Principiis obsta.
Brieven uit de Hofstad.
COURANT.
PRIJS VAN HIT ABONNEMENT:
Per kwartaal f I 25
Idem franco per post.1.50
Met Geïllustreerd Zondagsblad 1.50
Idem franco per post. 1.90
Abonnementen worden dagelifcs aangenomen aan ons Bureau:
Markt SIfaq) onte Agentendin Boekhandel en de Postkantoren.
Dit nummer bestaat uit twee;
Maden.
Toen de heer Van Bijlandt op 20
I Mei jl. een redevoering bij de benan-
I deling der Inkomstenbelasting hield,
iviel op zeker moment de heer Mar-
chant hem in de rede: „Ik heb de
Standaard geciteerd" waarop de heer
IVan BHlandt opmerkte:
„Nu ja, de Standaard", maar ik ben
„de Standaard" niet.
Wij kunnen oiib begrypen, dat een;
[hoogstaand man als de oud-voorzitten
|der Tweede Kamer het Knyperorgaan
|eenig8zins minachtend van zidh schoof.
I Dit blad toch doet alle mogelijke
Imoeite het zoover te brengen, dat ieder
fatsoenlijk mensch er zich van afkeert.
Een der meest krasse staaltjes van
■minderwaardige politiek heeft de heep
Kuyper geleverd omtrent de vrijzin-
Inige Landdagen op Hemelvaartsdag,
■Hij durft zijn ongelukkige lezers wys-
maken dat de vrijzinnige betooging
Jjwext protest is geweest tegen Oranje
|'en den Bijbel! Nu is er op de vrij'
zinnige landdagen door geen der spre»
jkers iets gezegd, dat den heer Kuyper
|ook maar een schjjn van recht voos
verdachtmaking geeft. Men
geneigd zijn, zooiets lezen
voor den schrijver seniele aftakeling
als verontschuldiging te pleiten, doch
de gerafineerde sluwheid, waarmede
zoo'n driestar is geschreven, bewijst
dat opzettelijk de voorstelling wordt
gewekt, dat de Vrijzinnige Landdagen
een protestbetooging waren tegen
Oranje en den Bij oei.
Dat de heer Kuyper tot zulke arti
keltjes zgn toevlucht moet nemen, be
wijst reeds dat onze Landdagen een
uitnemende propaganda z^n geweest,
Waar de heer Kuyper het zoo pünlyk
vond dat men „den dag van Jezus
opvaren ten hemel gebruikt" om zich
„te verlieven in de politiek", moeten
wij met gepaste bescheidenheid er den
heer Kuyper op wijzen, dat zijn Hoorn-
ache bondgenooten even slecht zijn als wij.
Wij wijzen den heer Kuyper op het
volgende lijstje:
Bondsdag van den Gildenbond Til
burg op Hemelvaartsdag.
RoomBche propagandadag te Val-
;ena waard op Hemelvaartsdag.
Verg. der Werkliedenvereeniging
^SPERA
f'iUJSDE R A dVe R T K N I F, N
Van 1—5 gewone regels met bew(jsnummerf 0.55
Elke ivgel meer„0.10
By drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 1—5 regels f0.35 b(j vooruil-
Itelaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f O /ft per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
48)
Er Werd haar een meisje geboren,
dat Dora genoemd werd. Een ziekte
verslond haar laatste bezitting. Toen
zij niet meer betalen kon, zetten de
onbarmhartige inenschen haar buitep
de deur, zoodat zij met haar kina
de bitterste ellende ten prooi
werd.
Hier hield de oude vrouw een
poosje stil. Men kon zien hoeveel in-
rkning haar het spreken kostte «n
herinnering aan haar vreeeeiijk
Wtt overmeesterde haar. Niet bij
hte een woord te spreken en diep
gen, luisterden de beide heeren
In stilte noemde VoIImar dep
graaf gelukkig dat hij niet
kon, wélke rampen- en hoeveèj
nde die ééne misstap tengevolge
gehad.
Zoo dwaalde ik met myn kind
ader doel rond, levende van het
•delijden der menschen, ging Lizé
Mi? maar liever had ik een eind*
fgljtaakt aan wijn leven en aan dat
mijn kind, dan iets te berichten
hem, die ons in die ellende had
gedompeld. In Hamburg, waar wij
St. Jozef te Tiel op Zondag 10 Mei.
16ste Limburgsche katholiekendag
op Hemelvaartsdag.
Betooging der Roomsche propagffcf-
daclub te TJlft op Zondag 17 Met.
Wij kunnen aan dit lijstje nog wel
een tiental Roomsche bijeenkomsten
op heiligendagen toevoegen. Ook de
Room8chen hebben dus volgens dr.
Kuyper den Hemelvaartsdagmigbraikt.
Doch dat vernemen zijn lezers niet.
Die moeten alleen hooien dat de vrij
zinnige Landdagen een protest waien
tegen Oranje en den Bybel.
Zoo'n ergerlijke verdachtmaking
wordt in zalvende driestartaai neer
geschreven en met een vroom sopje
overgoten.
Duymaer zal ze waarschijnlijk te
Wanneperveen met trillende stem
voorlezen in een besloten kiezersver
gadering en de vrijzinnigen zullen
in de oogen der getrouwen als paga-
nisten meer dan ooit zijn gebrand
merkt.
Wü zullen het ons moeten getroos
ten.
Wij willen verklappen, dat tal van
Roomschen geschaterd hebben van
lachen om het vunzige driestarretje.
Wij hebben eigenlijk al te veel eer
aan het pamfletje bewezen 1
Onlangs heeft een bekend schrijver
in ons land, de heer Frans Netscher,
een vergissing begaan, die bewees dat
hij met de kennis der Bijbelsche ge
schiedenis op eenigszins gespannen
voet staat. Hij meende toch, dat de
profeet Daniël in een Romeinache
arena voor de leeuwen werd geworpen.
De hoofdredacteur van „Het Vader
land", het Kamerlid Roodhuyzen, wijdt
dit gebrek aan kennis aan de ratio
nalistische levensbeschouwing, die 50
i'aar geleden en nog lang daarna de
teerschende was. Wij laten nu daar
o! deze conclusie juist is. Wy kunnen
het met den hoofdredacteur van het
„Vaderland" eenB zijn, dat Bijbelken
nis voor ieder noodig is, om tal van
bij onze omzwerving kwamen, woedde
een vreeselijke epidemie. Dagelijks
stierven er wel honderd menschen en
nog meer werden er ziek. Ook ik
werd aangetast; in de straat zonk
ik neer en de menschen vluchtten
van mij weg, om zich niet aan de
besmetting bloot te stellen. Ik hoopte
dalt mijn laatste uur gekomen zou zijn
en de verlossing nabij. Ik bad God,
dat mijn kind In handen van goede
menschen zon vallen. Ik hing haar
een dunnen ketting oni den hals en
waaraan zich bevond een gouden
ring met een grooten diamant; in
den ring was een haarlok van haar
vader geborgen. Dat aandenken had
ik altijd op mijn hart gedragen en
de grootste nood had mij niet kun
nen bewegen het te verkoopen. Toen
voelde ik, dat ik het bewustzijn ver
loor; mijn hoofd zonk op de straa't-
steenen; alleen voelde ik de kussen,
waarmee de kleine Dora mijn gelaat
bedekte. Bij mijn ontwaken bevond
ik mij in een ziekenhuis. In een groo
te zaal stond een rij bedden. En op
ieder daarvan lag een zieke met den
dood te worstelen en slechts weini
gen kwamen er boven op. Ik moest
wel tot de gelukkigen behooren, die
er het leven afbrachten, want de
doktoren, die mij omringden fluister
den met elkaar over mijn spoedig
herstel. Toch had Ik viermaal een
aanval van dè ziekte te doorstaan
gehad. Het werd mij niet vergund te
werken te kunnen verstaan, om van
alle andere redenen nog niet eens te
reppen. Wie bijv. voor onderwijzer
wordt opgeleid, zal oi. zeer verstan
dig doen te zorgen een goede oateehe-
satie te bezoeken. Doch dit blijft een
zaak, waarover hijzelf, en in de eet
plaats de ouders en voogden, die o
hem zijn gesteld, hebben te oordeelen.j
De overheid kan hem alleen het maat
schappelijk onderwas verschaffen en
daarvoor de verantwoordelijkheid op
zich nemen. Het godsdienstonderwijs,
dat hij eventueel zal volgen, moet ge
heel blijven voor de verantwoordelijk
heid van het kerkgenootschap, dat het
gtfeft. Dit stellen wij met opzet op den
voorgrond, om de stellingen van den
heer Roodhuyzen te bestrijden.
Wat toch schrijft deze? Hij vangt
aan te vragen, als de pacificatie tot
stand is gekomen, nof het dan geen tijd
wordt de openbare school ook dienst
baar te maken aan het onderwijs in
de Bijbelsche geschiedenis tHij wil
dit aldus bereiken
„Ons dankt de vraag wel de
moeite waard om ze ernstig onder
de oogen te zien. Op tweeërlei
wijze zon men deze zaak kunnen
aanpakken. Men zon of aan artikel
22 van de wet op het Lager Onder
was die uitbreiding kunnen geven,
dat op de Overheid de verplichting
werd gelogd a^n tkftjterkbesturen te
verzoeken de godsdienstleeraren be
schikbaar te stellen voor het gods
dienstonderwijs, en dat onderwijs
zelf al moot ieder vryblyven er
aan deel te nemen of niet meer
tot een integreerend deel kunnen
maken van het gefmle onderwijs dan
nu het geval is.
Of men zon moeten hebben een
leesboek met verhalen uit den Bij
bel, geschreven door een uitnemend
Bijbelkenner en paedagoog, die in
alle opzichten by de samenstelling
rekening houdt met art. 35, alin.S
van de wet op het L. O.
En nog beter ware het misschien,
indien men het eene deed en het
andere niet liet".
Wij hebben tegen deze plannen van
den heer Roodhuyzen zeer ernstig be
zwaar. Hij wil het zyn zijn eigen
woorden het godsdienstonderwijs
tot een integreerend deel van het geheele
onderwijs maken. Dat doende ontkomt
men er ten eenenmale niet aan, dat
de overheid voor dat onderwys zekere
verantwoordelijkheid op zich neemt.
sterven, want iets anders als de dood
wachtte mij. In den nacht, die op
mijn ontwaken volgde, werden mijn
gedachten verward, het lijden van de
laatste jaren bracht mij tot waanzin.
Toen bracht men mij iri een krank
zinnigengesticht. Hoe lang ik daar ge
weest bon, weet ik niet. Het zullen
wel vele jaren geweest zijn, want
mijn lotgenooten kwamen en werden
weer ontslagen of zij stierven daar
en werden in alle stilte begraven. Ik
alleen, de beklagenswaardigste van
allen, ik leefde, ik bleef, en de nevcfe
die mijn verstand omhulde, werd hoe
langer hoe dichter.
Op zekeren dag herinnerde ik
mij mijn kind, nooit te voren had ik
aan haar gedacht, en met deze her
innering verbond zich een groot ver
langen naar mijn Dora; ik besloot
baar op te zoeken. En omdat men
mij voor onschadelijk hield, mocht
ik vrij in den tuin rondwandelen, en
zoo was het voor mij gemakkelijk,
om over den tuinmuur te ontvluchten.
Ik rende zoo vlug ik kon de velden
over, al verder en verder, totdat ik
uitgeput aan den rand van een «loot
neerzonk, waar Wagner mij vond.
Hij nam mij toen in zijn huis op,
niet pit medelijden, maar omdat hij
hoopte op een rijke belooning ais hij
mijn bloedverwanten zou hebben ge
vonden. Toen bij zich later in zijn
verwachting bedrogen zag, werd hij
hard en wreed tegen mij en nu wil
Dat de heer R. daarvoor niet terug
deinst, blykt mede uit het leesboek,
dat hij door een uitnemend Bijbel
kenner wil laten schreven.
Zon hn nu waarlyk meenen, dat
zoodanig leesboek, dat paar de heer R.
bedoelt, de gelijkenissen van Jezus, de
lotgevallen van Jozef, de historie van
David en Saul, enz. zal behandelen,
ooit bruikbaar te maken is voor de
Openbare School, die aUe kinderen op
haar banken ontvangt? Of moet dit
leesboek soms weer onder Roomsche
censuur komen te staan, zooals voor
een halve eeuw met de leerboeken het
geval was? En als het de Roomsche
goedkeuring heeft verkregen, zal dan
de Calvinist er zijn sanotie aan willen
geven Dient de rabbijn ook niet een
woordje mee te Bpreken?
Dit leesboek, op eon openbare school
gebracht, komt dan toen ook voor de
verantwoordelijkheid der Overheid,
waar de heer K. het godsdienstonder
wijs „een integreerend deel van het
onderwijs" wil maken.
Die verantwoordelijkheid kan en
mag de overheid niet aanvaarden. Voor
haar moet stelregel blijven, dat het
maatschappelük onderwijs, van baar
uitgaande, geheel geaoheiden bljjffc van
het godsdienstonderricht.
De weg-Roodhuyzen aal M onbe
gaanbaar blijken óf degene, die hem
bewandelt, in een doolhof voeren. En
iuist, omdat de heer Roodhuyzen is
hoofdredacteur van het „Vaderland",
Kamerlid en lid der Onderwijscom
missie, willen wij van den aanvang
af ér op wyzen, dat de paoifioatie, hoe-
zeér, ook wy die wenschen, voor tal-
loozen onzer niet beteekent de door
voering der denkbeelden, die de hoer
Roodhuyzen in het „Vaderland" fil
treert.
Wij staan ten opzichte van hot gods
dienstonderwijs geheel op het stand-
Sunt, dat dr. Bos in 1905 in een amen-
ement op de wet-Knyper ontwikkelde.
Verschaf aan de godsdienstige gezind
ten de grootst mogelijke faoiliteiten
om godsdienstonderwijs te doen geven,
leg de verplichting vast verwarmde
en verplichte schoollokalen ter be
schikking voor dit onderwijs te stellen,
schrijf voor» dat de uren voor gods
dienstonderricht in overleg met de
leeraren der godsdienstige gezindten
moeten worden vastgesteld, doch maak
dat onderwijs niet tot een integreerend
deel, hond streng vast aan de gods
dienstige neutraliteit, zooals die thans
voor het openbaar onderwijs geldt.
hij zich van mij ontdoen, omdat hij
mij lang genoeg te eten gegeven had,
zei hij. Hij «prak er in den laatatoii
tijd dikwijle van, mij in oen gaslicht
te brengen om daar mijn verongelukt
loven jC eindigen.
Elisa Leonora van Thalau had
aldus in korten tijd haar leveneloop
verteld. Vollmar boog rich on kuste
haar de hand.
- Het mogo u in deze oogenblik-
k-en een troost zijn, dat graal Har-
denberg steeds met vurig verlangen
aan u gedacht en oprecht berouw
gevoeld heeft over dezen eenigen mis
stap van zijn loven.- Tot een uiterlijk
toeken van zijn gevoelens hooft hij
mij opgedragen naar uw dochter on
derzoek to doen en haar een erfdeel
van ongeveer vijf tnillloen mark te
overhandigen als ik haar gevonden
heb. Maar waar ik haar zal vinden,
en aan wie deze erfenis ten deel zal
vallen, ik weet het niet? Zal er dan
geen licht komen in deze geschiede
nis
Het gelaat van de oude Lizo ver
toonde een droevigen trek.
- Ik zal mijn bind weerzien! mom
pelde ze. Een inwendige stem zegt
bet mij.
- Nu, dan zullen wij ons veree
nigen, zei Vollmar, de moeder en de
vriend zuilen niet vergeefs zoeken.
- Ik zal u niet lang kunnen hel
pen, antwoordde de oude; ik gevoel,
da* 't met mij spoedig zalzijn afge-
Wellicht ziet do redacteur van het
„Vaderland" zelf niet in, dat xyn voor
stellen iets gansch andera zijn dan hot
amendement-Bos. Wij zijn van moo
ning dat het principieel» verschil inder
daad zeer groot is.
Bij- de groote voorliefde, die het
Kamerlid voor Brielle steeds aan den
dag legt voor Latijnscho spreuken, zy
hem herinnerd aan hot „Principiis
obsta" l) en waar hy wyst op het „Dn-
vub Sum, non Oedipus, 5) nebben wij
tot onzen spyt den „Oedipus", die voor
Brielle zit, in dit artikel niet knnnen
onderkennen.
1) Waar velen onzer lezers niet ais
de hoofdredacteur van het Vaderlandu
zoo gelukkig zyn Latjjnaahe spreuken
te verstaan, volgo hier do vertaling:
„Weersta verzoekingen, verleidingen,
dwalingen, en*.u
2) In het Latynsche tooneolspel
is Davus het type van den toegowy-
den, maar wat onnoozelen slaaf,
Oedipus daarentegen ging voor schran
der door, daar hij het raadsel van de
sphinx had opgelost.
De spreuk beteekentIk ben Davus
en niet Oedipus.
0CXXXVI.
Niet zonder verbazing lazen wij
dezer dagen hot bericht, dat bij de
departementen van algemeen bestuur
de vrije Zaterdagmiddag zal worden
ingevoerd. By voorkour noemt men
dezo instelling de „Engelsche" hoewel
dit in hooge mate misleidend'is. Trou
wens diteelfdo soort bedrog wordt In
ons land veel en vaak toegepast. Men
ziet hier graag naar het buitenland
en stelt o zoo graag de fraaio instel
lingen, die over de grenzen bestaan,
als voorbeelden. Daarbij wordt dan
altijd vergaten dat men niet stukkon
en brokken van stelsels mag verge
lijken, doch Btelsel naast stelsel dient
te stollen, zoodat ook het minder aan
gename daarvan vergeleken kan wor
den. In Engeland beginnen do kantoren
byna allemaal om acht uren en duren
er tot vijf uur. Van twaalf uurtje woot
men niet; de boterham wordt onder
het werk genuttigd of hoogstens pau
zeert men ejp half uur. Voorts wonen
allen ver van hun kantoren, zoodat
de meesten een eind per trein of por
bus gaan. Een Engelsche kantoorman
is gewoonlijk van 's morgens half
loepen en daarom heeft uod mij nog
eenmaal mijn verstand weergegeven.
Eu dan... vervolgde zij weer, hue
kom ik vrij van Wagner? Hij zal
natuurlijk aanspraak maken op een
schadeloosstelling voor de vele Jaren
dat ik bij hem gewoond heb.
Oh, die zal hij hebben, sprak
Vollmar.
Maar ook de brave geestelijke wil
de gaarne iets bijdragen tot dit hu
mane werk. Hij bood zich nan om
Vollmar te vergezellen naar Wagners
hui» en door zijn welsprekendheid op
het verharde gemoed van den boor
te werken- Alleen verzocht hij dit tot
den volgenden dag uit te stellen, om
dat hij dezen namiddag door ambts
bezigheden verhlndord was. Vollmar
drukte mrt vreugde de hein toegwto-
kén hand on sprak alles af voor do
uitvoering yan bet plan. Zoodra E1J-
sa Leonora van Thalau uit ciê han
den van Wagper bevrijd zou zijn,
zou Vollinar met haar hot dorp v»r>
laten om gezamenlijk het spoor van
haar dochter te vinden. Toen vertrok
dé oude vrotiw om nog slechts <V-n
dag in haar gevangenschap terug te
koeren. Honend riep de dorpsjeugd
haar nog na;
- Hé, gekke gravin! Malle Lize!
(Wordt vervolgd.)