ter
rijn 6 M,
Ppjjitejm
arsavond.
1ZIËNDE
Donderdag 31 December 1914.
.12668
53e Jaargang.
en
BERICHT.
Ffc’l 1LLÜ1UN
ramidaal
per Kraal
irme
Hen 7 Cent
BESZELZEN,
‘Hfarooesfe Ëevons.
Brieven uit de Hofstad.
Telefoon Interc. 82.
Tijdelijke afwijking van de
Kieswet.
Telefoon Interc. 82.
Feestdagen.
Uitgevers A, BRINKMAN EN ZOON?
3^Tïe-ijL-ws- ezx voor G-oiolcLsi. en Oxxxstrelsexx-
Verschijnt dagelijks
behalve Zon-
Tiendeweg 60.
do
tot 9 uur
ie
do
zou
en
[DOORN
gij
ons
(Wordt vervolgd.)
en
‘inlrman A Zn., Goud*
f
Er
te-
gèheel
die
een
tlj-
ge-
EN
GOUWE 170
gereed
prijst
moet daarom zeer voorzichtig met ona
onzer
ook en-
die het
Een beeld der werkelijkheid
een
oor-
En we weten, dat het komende
Ter-
wetan
verwoes-
l van
Zoo
Oude-
wezen.
de
deze
Of
dill-
nningszaal voor Mili-
u.
idsoommisiie Annen-
[ALE,
ORA<
- - g"-
Irouwd. Maar de vrouw die in staat is
tot eene groote liefde, is goed en teeder
jegens al. het geschapene, gaat moederlijk
om met al wie lijden.”
ngen houdt zitting
Btr. 42b, 2-m. bellen,
doorspelt de ware
lost alle geheimen
ren van 1010. Is
reken voor iedere
s verzekerd. Adres
ikstraat 42b, 2-m.
dam. 15
f 1.25
>4 1.50
w 150
1.90
s aangenomen aan ons Bureau:
Fen Boekhandel en de Postkantoren.
MMIlli
een
nu
het
ons het leven zoo
zwaar. En de eeuwigdurende
on doet ons
dagelijks
Markt 31bij onze Agentenden
Aan de behandeling van het door
de Regeering ingediende Wetsontwerp
„Tijdelijke afwijking van de Kieswet”
wijdt het Vaderland een artikel
waaraan wij het volgende ontleenen
die maatregel (der
Regeering) bestond hierin, dat met
afwijking van art. 34 van de Kios-
iten in Nederland ver
eent per doos met
ng. 1?
P R IJ S V A N HET ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem franco per post.
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post.
Abonnementen worden
f 0.55
0.10
worden deze teeen twee berekend,
•egels f0.35 bij vooruit-
.25 per regel.
onder, dat bij de krui
end de vraag naar een
llaolle in de laatste da-
sterk toeneemt. Wij ra-
e nog geen proef heb-
alsnog te doen en bij
lame der Oliefabrieken
receptenboekje -aan te
3 en franco wordt toe-
boekje vindt men on-
deelgerechten meteen re-
bereiden van appelbeig-
m, tulband1, krentenbrood
57
onte in eere hersteld,
uit Delft
dat langzamerhand de
bestaande gewoonte om
van het oude in het
igenooten, vrienden en
«sten op in eigen keu-
akte oliebollen, appel
gebak, bij velen in
ikt. Sedert evenwel een
i de fabriek der Delft-
product voor dit doel
>r een kok in verschil-
t laten aantoonen hoe
gebak is wanneer het
goudgele olie wordt be-
langer hoe meer in ver-
a van ons land het
eere hersteld.
eer oliebollen I” Dit is
deel van de dames, die
es het bakken van olie-
le Slaolie hebben bijge-
ens het recept van den
de oliebollen
overheerlijk en
l der olie.
Lelijk,” staat er in he*
allen op pagina 32 van
i der Delftsche Slaolie,
bollen in de olie zwem-
:ken worden, toch de
men dringt. De oliebol-
volstrekt niet vet; wel
een mooie lichtbruine
getuigenissen in het
bovendien melding van,
Slaolie zeer zuinig in
reel minder walm geeft
niet spat en geen on-
in de keuken ver-
16)
De jongeling schudde het hoofd
hernam met diepen ernst
„Ik koester de grootste bewondering
Voor de beroemde meesters, die zich door
hun arbeid en talent onsterfelijk wisten
te maken, maar grooter eerbied nog draag
ik toe aan de nederige kunstenaars, die
onbekend voortworstelen en zich niette
min blijven wijden aan datgeen wat nooit
hunne pogingen beloonen zal. Er behoort
oen zeldzamen moed en een groote ver
hevenheid van karakter toe, om zonder
opstand arm en vergeten te blijven, ter
wijl andere tijdgenooten die u niet over
treffen, maar slechte onder een gelukki
ger gesternte zijn geboren, zich naar het
licht weten te dringen en in weelde ba
den. Dit is het geval met mijn ouden
Vriend, die niet eens rijk genoeg was
Om eene laatste maal zijn kind te gaan
Omhelzen. Nooit ontsnapte hem eene
klacht-, onderworpen aan God’s wil zet
hij zijne ondankbare taak voort en zal
hij nog werken, den dag waarop ziekte
en ouderdom hem ter neder er pen.”
„Dat is werkelijk heel verdienstelijk
maar gij zult moeten toegeven dat zijn
zoon niet zoo gelaten was als hij, of hij
wel zijn lot zoo tot het eind toe
hebben gedragen.”
„Gij weet zeer goed dat Eduard niet
gestorven is om zijne kunst.”
„Neen, maar toch om* iets dat hem
eveneens ontzegd was. Een waarlijk krach
tig gemoed zet gich over dergelijke te
leurstellingen heen.”
„O I Ik ben er verre van zijne daad
te billijken. Hij had het recht niet aan
zijne wanhoop toe te gevenmaar ik be
grijp dat er omstandigheden zijn, in wel
ke wij tot vertwijfeling geraken, indien
hij gestorven ware louter als een ondeu
gend kind, dat zich driftig maakt omdat
het niet aan de maan kan raken, dan
zou ik hem niet eens kunnen beklagen,
maar hij heeft den moed1 gemist voor zijne
oogen het ideaal te zien sterven, dat hij
zich van vrouwelijke deugd gevormd had;
hij heeft u vergeven met hem gespeeld
te hebben, hij kon het niet dragen dat
gij daartoe in staat waart.”
„Meent gij daarmede dat het mijn
plicht ware geweest zijne vrouw te wor
den vroeg zij, met toornige flikkering
in de oogen.
„Waartoe wilt gij mij dwingen een
oordeel over uwe daden uit te spreken?”
antwoordde hij droevig.
„Omdat gij gelijk hebt, en dat volko
men oprechtheid hel eenige is wat ons
voegt.”
„Zoo gij het dan volstrekt verkiest, zie
hier mijne meening: neen, indien gij
Helmveld niet liefhadt, zou het onzin zijn
geweest hem te huwen. Maar waarom
PRIJS DER AD VERTENTÏÊN?
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummer.
Elke regel meer
Bij drie achtereenvolgende plaatsingen
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 ri
betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
haar vorvuld zijn van den ernst harer
levenstaak; hare ziel moet den man hager
keuze zoo innig liefhebben dat de bitter
heid alleen verzoet kan worden. Zoolang
ik geen vaste en goede betrekking in het
vaderland kan bekleeden, zal ik moeten
reizen en trekken, maanden achtereen
door vreemde streken. Mijne moeder, die
eenvoudige vrouw; wier bestaan één uit
maakt met het mijne, heeft reeds moeite
zich daaraan te onderwerpen; wat zou
het zijn voor de jong© bruid, die om mij
nentwil alles verlaten had, en mij niet
zou kunnen vergezellen
„Met andere woorden, gij wilt zeggen,
d^t gij hebt leeren inzien dat ik den
noodigen ernst daartoe zou missen
luidde het, zonder dat zij het hoofd naar
hem omwendde.
„Ik spreek niet van ernst, maar ik ge
loof dat het u aan de noodige liefde zou
ontbreken...” sprak hij op smartelijken
toon.
„En het is Helmveld's dood die u dat
zegt
„Welnu ja, als gij dan alles wilt we
ten. Ik begrijp dat gij hem niet bemin-
det, dat gij hem daarom niet hebt
making streeft. De eeuwigdurende veran
dering is do worsteling, naar een ideaal,
dat misschien nooit bereikt zal worden,
maar waarnaar hot niettemin schoon is
te streven. Hoe het ook gaan moge, wij
streven naar het betere, het schoonere.
En we moeten gelooven, dat we dichter
bij zijn gekomen, we moeten vertrouwen,
vooral zeker wanneer We uit het oudte jaar
een nieuw jaar in gaan.
Dat is misschien moeilijk, nu het juist
aan de grenspaal van 1914—1915 is en
het ’t jaar 1915’ is, dat we binnen moe
ten gaan. Want de toekomst is niet aan
lokkelijk. Het jaar, dat achter ons ligt,
is een jaar van bloed en tranen en el
lende, van verstoorde illusies, die j de
mensohheid bekoorden, van weggetrapto
droomen en verlangens, waarvan we de
vervulling meenden te kunnen hopen, het
is een jaar van verschrikking als geen
ander, van verwoesting en vernietiging
die niets menscholijks meer heeft,
jaar, dat de menschheïd schijnt te
deelen.
jaar als zijn voorganger zal zijn,
wijl we bij de grenspaal staan,
we, dat we van een land van
ting en jammer in een ander land
verwoesting on jammer overgaan,
we ooit ervaren hebben dat de
jaarsavond, die telkens terugkomt, toch
ieder jaar anders is, dan is het wel aan
het einde van 1914. Wat we thans ach
ter ons zien, is zoo geheel buiten de
maat van onze gewon», levensverhoudin
gen, niet alleen door zijn schrikwekkend
heid1, maar ook door zijn afmetingen, dat
we er de beteekenis nog niet van vatten
kunnen en dat wc als verbijsterd den
blik richten naar de toekomst, die de be
teekenis dulden moet. Do toekomst is
ook het jaar, dat voor ons ligt. De
oudejaarsavond van 1914 is zoo
anders dan die van 1913. Hoe zal
van 1915 zijn We weten, dut we
nieuw bloedjaar ingaan. Maar die laat
ste avond’ kon toch heel anders
1915 kan ook de oplossing brengen,
oplossing van dezen strijd niet alleen
maar de opheffing van den vreeselijken
ban ook, waarin de menschheid zich thans
gevangen voelt, het einde van de mis
dadige uitzinnigheid, waarvan de menseh-
heid zichzelf het slachtoffer maakt. Dat
moeten we hopen, maar daarnaar moe
ten we ook streven. En dat streven, wil
het succes hebben, moet in de kracht
gaan van het vertrouwen. K.
Het Nieuwjaarsnummer verschijnt
Vrijdagmorgen.
Morgenavond zal de Goudsohe
Courant niet verschijnen.
mers en in het inwendige, en in de we
reld om ons, in de dingen en de toestan
den. En wanneer we dan trachten voor
uit te zien in de toekomst, dan weten
we al bij voorbaat, dat, hoe het ook we
zen moge en wat er gebeure, het leve®
en wij zelven veranderen zullen en dat
dit een onontkoombare zekerheid is.
Daar is iets weemoedigs in. De mensch
scheidt noode van wat hen lief is, lief
in menschen en dingen en toestanden
lief ook in eigen wezen. En het weten,
dat we scheiden moeten, maakt juist het
meeste ons nog liever. Wat hij verla
ten moet of verlaten heeft en wat achter
hem ligt in het verleden, krijgt voor de®
mensch veelal een bijzonderen glans. Hij
ziet het anders, mooier dan hij het vroe
ger zag en hij steekt zoo vaak hunke
rend de handen weer ernaar uit. Het is
''immers waar, dat we bij ons onver-
moetd. jagen naar het geluk, dikwijls,
omkijkendX achter ons meenen te zien
wat we thans verlangen.
Dat ma/kt ook het leven vermoeid
soms., ’t Is, alsof we rondjagen in
kring, en of wat we grijpen willen
vóór dan achter ons ligt. Als we
zoo zien, dan lijkt ons het leven
doelloos en
verandering .verbijstert ons
onwillekeurig de oogen sluiten.
Maar dit is niet de stemming, waar
mee we moeten overstappen in een nieuw
jaar en in een nieuw werk. Die veran
dering, die vervorming van het leven
die nooit stilstaat, moge weemoedig zijn
en vermoeiend soms, ze is soms ook
verf rissch end, ze maakt het leven ook
vol schoonheid en opbruisende kracht, en
ze houdt ons zelf bewegelijk en krach
tig daardoor. We kunnen, wanneer we
niet naast maar in het leven willen staan,
midden in het gedrang op den vollen le
vensweg niet indulten met wat we ver
kregen. Als we niet meedoen, niet wer
ken, niet vooruitdringen ook, worden we
geduwd en gdfctompt en onder den voet
geloopen misschien. Dat is een duchti
ge prikkel om zich in te spannen.
Maar ook het leven, dat telkens ver-|
andert, schenkt, aan wie het met
oogen beziet, het liefhebben en begrijpen
Wil, telkens verrassingen. Het prikkelt,
als een schoone vrouw, ook onze liefde
door zijn veranderlijkheid, omdat het van
ons zelven telkens innerlijke frontveran
dering eischt, omdat het van ons inspan
ning eischt, willen we het steeds weer
liefdevol kunnen begrijpen. Omdat het
zelf geen rust kent, gunt het aan wie
het liefhebben ook geen rust. Want zijn
wezen is veranderlijkheid die naar vol-1
niet een weinig niedelijden betoond, toen
gij hem den genadeslag moest toebren
gen
Wij mannen leeren nooit geheel en al
in het vrouwenhart lezen .verblind door
die liefde welke alle dingen hoopt, leg
gen wij dikwijls een los daarheen ge-
worpen woorcl, een glimlach^ eene hoogst
alledaagsche handelwijze ten onzen voor-
deele uit, en gelooven wij ons bemind
daar waar men alleen welwillend voor
ons gestemd is. Maar de vrouw weef dit
en
hart te werk gaan. De meesten
troosten zich, maar er zijn er
kelen, zooals deze ongelukkige,,
niet weder te boven komen.”
„Hebt gij mij alles gezegd wat
denkt over de zaak
„Alles.”
„En het is daarom dat gij van
wenscht te trekken
Onno boog toestemmend met het hoofd.
Het jonge meisje stiet een vreugdeloos
lachje uit.
„Gij zijt waarlijk een „ridder zonder
vrees of zonder blaam”, zeide zij, „maar
ik voorspel u dat zoo gij geen andere
vrienden wilt hebben dan lieden tegen
wie men nooit de minste beschuldging
beeft ingebracht, gij spoedig geheel al
leen zult staan.”
„Ik eisch dat niet van al mijne vrien
den,” zeide hij nauw hoorbaar.
„En mag ik weten waarom gij juist
mij met die uitzondering vereert
Hij hief den blik naar haai: op
den. Niets laat men ongemoeid om den
honger en de koude te weren uit de hui
zen van hen, die door den oorlogstoe
stand de bron van hun inkomsten zagen
ophouden.
Verleden week hebben zelfs eenige da
mes het métier van straatzangeres opge
vat, om op deze wijze nog weer eens
een aanslag te doen op onze beurzen.
Misschien heeft het aardig wat opge
bracht, doch tot een herhaling zal het
wel niet komen. Opmerkelijk toch dat het
zelfde volk en zijn kinderen, ten wier
bate deze dames zich uitsloofdenhel
haar, ónmogelijk maakten deze concerten
voort te zetten. Het gedrang en het ge
joel van het straatjongensplebs maakte
dit nieuwe middel onmogelijk. De demon-
sjratie, die onlangs heeft plaats gehad
na de uitbetaling van de steungelden
heeft ook al een verlummenden invloed
gehad op veler krachtsinspanning. Deze
botooging was in haar opzet hatelijk, in
haar doel onbillijk. Bovendien was zij
in alle stilte voorbereid om daardoor ook
de politie te overvallen. Wat trouwens
gelukte on daardoor nog te meer het pu
bliek onaangenaam stemde. Waarlijk het
Haagsche publiek had beter verdiend. Dat
het kan meeleven mot het volk, is
dens de tramstaking ton duidelijkste
bleken. Ook aan dvzcn strijd dienen wij
bij het overzien van het afgeloopen jaar
met een enkel woord te herinneren. Hoo
eigenlijk het verdere verloop van
kwestie is geweest, is niet bekend,
do beroemde commissie nog steeds
gent is, is zelfs oen onbekende zaak voor
ons. Een feit is het, dat de ontevreden
heid onder het personeel «jet weg is
integendeel deze is even groot als verle
den jaar. Ook die van het publiek, want
dat wordt nog steeds door den slechten
i loop der trams op ergerlijke wijze uit
gebuit. In het komende jaar is daarvan
geen verbetering te wachten; die zullen
wij elkander pas in 1917 kunnen toe-
wenschen.
Groolsohe gebeurtenissen uit de hlsto-
tie van onze stad zijn er wijders niet te
reloveeren. Hot jaar had een gewoon
jaar kunnen zijn. Helaas is daaraan alles
te kort gekomen.
Vestigen wij ai onze hoop op ,1915.
Veel heil en zegen I
HAGENAAR.
Ieder jaar komt het terug dit zekere
einde, de Oudejaarsavond, wanneer we
staan als aan de grenspaal, waar twee
jam gescheiden liggen en waar we al
tijd opnieuw achter ons zien naar het
verleden en voor ons uit in het nevelig
verschiet der toekomst. Maar dat achter
en voor ons zien reeds kan ongda^ren,
dat, zoo het altijd terugkomt, dat
dere, het toch ook altijd anders\is.
komt immers in het leven nooit iete^
rug, zooals het was. Want mochten
da omstandigheden ten naastenbij dezelf
de kunnen zijn en hoo moeilijk zal
ook dit kunnen gebeuren ze zijn
anders toch, doordat ze in ander verband
verschijnen, doordat ze een andere plaats
innemen in het gebeuren van het leven,
van ons leven. Maar bovendien, en voor
alles, we zijn zelf anders geworden. Zoo
we nog leven, innerlijk leven, vervormt
ieder jaar ons, stelt het ons anders weey
tegenover de wereld der verschijnselen.
Wat er gebeurt, ook in één jaar ge
beurt, kan niet zonder invloed blijven
op ons wezen. We zien de dingen an.-
ders, beter of slechter, maar anders toch.
En we zien ook andere dingen, andere
menschen. Van die ons het liefste wa
ren zijn misschien heengegaan, ver weg,
onbereikbaar ver in de duisternis van
den dood of verzonken even ver in den
konden nevel der vervreemding. En an
deren zijn gekomen, dichtbij ons of ver
af, menschen tegenover wie we weer an
ders staan, en wier leven en nabijheid
en zijn op andere wijze op ons in werkt.
Dat alles weten we altijd, maar het is,
of we het duidelijker beseffen, of we er
meer aan denken, wanneer we, voor we
overstappen in een nieuw jaar, aan de
grenspaal van het andere nog eens staan
blijven, om achter,, ons te zien naar wat
voorbijging. Want over dit oude jaar
heen, zien we naar een nog ander en
naar een nog ander, zien we over ons
leven. En dat doende en vergelijkende
het verleden met het heden zien we niets
zoo duidelijk als de verandering, valt
ons niets zoo op als de altijd durende
vervorming van het leven. In ons eigen
Wezen speuren we, in het uitwendige im-
hunne oogen ontmoeten elkander,
hare half spottend, half verdrietig.
„Gij zijt voor mij niet als «nderen,”
gaf hij langzaam ten antwoord. „Ik zou
niet kunnen leeren u een alledaagsch ge
voel van onverschillige bewondering of
afkoering toe te dragen. Toen ik u leerde
kennen, was ik nog niet veel meer dan
een knaap, maar reeds naamt gij mijn
gansche ziel in, en deed alleen de hoop
u eenmaal te kunnen vragen mijne vrouw
te worden, mij wonderen volbrengen om
des te eerder naam en geld te maken.
Op het oogenblik zelf dat ik dat doel
bereiken ging, ontmoette ik Eduard’s va
der. Waartoe u te zeggen wat ik In die
dagen geleden heb Ik behield sedert
nog slechts één droom over mijne moe
der een weinig weelde en geluk te ver
schaffen mot mijne kunst, en ik besloot
u niet weer te zien. Het toeval heeft ons
weder na jaren bijeen- gebracht, en van
het eerste oogenblik af gevoelde ik dat,
wat ik ook beproefd had om u te ver
geten, alles vruchteloos was geweest en
dat gij nog altijd al mijne gedachten be-
heerschtet. Begrijpt gij nu, waarom het
beeld van Eduard ons moet scheiden
„Neen”, fluisterde zij, zich ditmaal van
hem afwendende, om in het donkere wa
ter te turen.
„Omdat ik u den oen of anderen dag
zou vragen, ondanks alles, mijne bruid
te worden,” ging hij gejaagd voort, „en
omdat dit niet zijn mag. De vroutf van
een kunstenaar is tot veel zelfverlooche
ning geroepen; Hoofd en hart moeten bij
CCLIV.
Het jaar is ten einde. Wel met zeer
gemengde gevoelens nemen wij afscheid.
In waren zin dos woords is het een
bloedjaar geweest en in de historiebladen
zal het nog menige donkere bladzijde
vullen.
Wij wenschen onze lezers voor het
nieuwe jaar gaarne heel veel geluk; niet
minder echter spreken wij met diepe
zielsovertuiging den Tyensch uit dal slechts
weinige dagen van het jaar 1915 zuilen
verloopen vóór dat de vrede geteokend
zal zijn. Indien dit zóó zal zijn dan zul
len wij een volgend jaar met meer vreug-
en dankbaarheid terugzien dan thans
het geval is.
Voor de residentie is het natuurlijk ook
een slecht jaar geweest. Wij herinneren
er aan hoo midden in het volle bad
seizoen de oorlog kwam en met één slag
alles vernietigde. Scheveningen was in
één dag tijds van een vroolijke drukke
badplaats tot oen leeg en verlaten dorp
aan zee geworden. De naweeën van de
zen voor duizenden noodlottigen slag doen
zich thans, nu het gure jaargetijde lang
zaam voortkruipt, op hun scherpst ge
voelen. ’t Ging alles zoo best de laatste
jaren; vele zaken bloeiden, de inkomsten
van de gemeentekas zegden genoeg hoe
veel er verdiend werd. Aan materleole
welvaart ontbrak hot niet en ook in ander
dan materieel opzicht viel er gestadige
vooruitgang te constateeren. Deze ver-
wenschte oorlog zet alles achteruit en het
laat zich aanzien dat er vele jaren zul
len noodig zijn om weer genaderd' te zijn
tot den stand die op 1 Augustus j.l. be
reikt was.
Enfin, men versage niet, doch trede
het nieuwe jaar in met het vast vertrou
wen op de toekontat. De vrede moet ko
ine® en daarna zal alle kracht weer wor
den besteed aan den vooruitgang op alle
gebied. Aan do werken des vredes zal
ten slotte toch de zege zijn. Wie dat,
vooral in de huidige tijdsomstandigheden,
niet vast gelooft, is een slecht vader
lander.
Langzaam als een nachtkaars is het
jaar 1914 uitgegaan. In deze laatste som
bere, gure dagen van vorst en sneeuw
en wind heeft het leven in een groote
stad als den Haag, slechts kunnen bloeien
in de stilte en warmte van het binnen
huis, waar met opgewektheid, wellicht
met groote opgewektheid het Kerstfeest is
(gevierd.
Niets is er dat overigens eenige alge-
meene emotie bracht. Veler gedachten
zullen zijn teruggegaan naar het Kerst
feest van 1913, waarop het droevige
spoorwegongeluk to Bellen een dichte
schaduw wierp.
Thans concentreeren zich ook veler ge
dachten op den huldigen nood der tij-
(iOIIISIHi: COURANT.