II
1
1
I
D’s:
I-
IADT
iting
3
I!
1
i
H
H
Zaterdag 20 Maart 1915.
(Mo. 1
eu
ekbank
Uitgevers A. BRINKMAN EK ZOON.
Telefoon Interc. 82.
deel
Eerste Blad.
1000.-.
I
FEUILLETON
IUDA.
ion voor het
soon.
^arxoeefa Ëeveru.
et Leven,
lAG.
XTïexfws- ©□□.•^k.d.’v-ertezxtïeloleud. voor G-o-vxcL©- ezx QïxxstxeHseaa-.
Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen.
n's InkT
de BE.STE
SCHADELIJK
OLLAND.
Telefoon Interc. 82.
53e Jaargang.
Bericht.
Wereldvrede en
Nationaal Leven.
Brieven uit de Hofstad.
40
drie
bewust-
roers.
50
«kering tegen
hen,
zwwr
klonk
OOUOA.
wlen koestert gij dan zulk
wat
steeg
in
niet met mij terugnemen,
u
ie
n Zn. Gouda
dat oogenblik gevoelde zij
742.800.—
1.532.850.—
2J24.700.—
een
den
■e«.), Dr. A. E.
JEN, Dr. P. H.
Dit nummer bestaat uit
bladen.
Een beald dar werkelijkheid
niet strijdig met
van alle leven.
ons
aan
Marcelk
maar l
i
i Genoegen”. 8%
Anll-Oorlog-Kwu).
:bord”, 81/, uur.
iging Burger-
volk
van
tot
-in
dier
zelfs
en
te
den natuurlijken groei
K.
OV0N, en
aa.
we-
GOIDSCIIE COURANT.
wijten
en
in
d. w.
af te
ij geregeld 1W
ontvangen van
vermakelijkhe-
in onxe agenda
j
PRIJS DER A D V E R T E N T I N:
Van 1—5 gewone regels met bewijsnummerf 0.55
Elke regel meer «0.10
B|j drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee lierekend.
Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 b(j vooruit
betaling elke regel meer 6 ets. Reclames f 0 25 per regel.
Groote letters en randen naar plaatsruimte.
PRIJS VAN HET ABONNEMENT:
Per kwartaal
Idem franco per post.
Met Geïllustreerd Zondagsblad
Idem franco per post
Abonnementen worden
Markt 31bij onze Agenten
Zij, die zich met Ingang van i April
op dit Blad abonnoeran ontvangen de
tot dien datum verschijnende nummers
Mpr
Exemplaren worden gaarne ter kendis-
■aklng toegezonden.
DE ADMINISTRATIE.
trachten iets te vinden dat haar
nige toekomst zou schenken.
Poch beefde zijne stem merkbaar, toen
hij zeide
,,Ik kan u niet mot mij terugnemen,
le; het zou al te zelfzuchtig zijn;
l>eloof mij, noen, zwoer mij, bij de
nagedachtenis van ons kind, dat gij
het hof niet zult laten maken door dien
man. Ik ken hem thana, hij h tot alles
in staat.”
rechtstreeks ia Itedoold als voor hen, die
wellicht de zelfde vraag wel een» had
den willen stellen, moge Itei voldoende
zijn.
t blik
f 0.50
0,5f
r 0,45
0.45
0,55
u blindelings aan; hij is zulk een be
proefd kunstenaar. Wil a slechts de
moeite getroosten, daarginds op mijn brie
venrek, onder letter J te zoeken of gij
den brief terugvindt, dan zullen wij nog
eens overlozen wat hij mij schrijft.”
Overgelukkig gehoorzaamde ik aan zijn
wensch en het duurde niet lang of ik
had hem gevonden. De heer Lamouring
verzocht mij toen hem het schrijven van
den bankier voor te lezen, en weet gij
wat die zoogenaamde aanbevelingsbrief
bevatte Den raad mij niet te gebrui
ken, omdat ik slechts zeer middelmatige
gaven bezat; hij scheen mij die regelen
eenvoudig mede gegeven te hebben om mij
niet geheel en al te ontmoedigen. Dat is
de loyaliteit van dien man. Begrijpt gij
dat ik hem voor een ellendigen huichelaar
had willen uitmakon
Een blos van verontwaardiging
Marcello naar de slapen.
„Ja, dat is Jaag, zeer laag”, prevelde
zij.
„Gij ziet In dat hij aldus opzettelijk
mijn gansche toekomst te Parijs vernie
tigde, want terwijl hijzelf mij den groot-
sten lof toezwaaide over mijn talent, ver
ijdelde hij vooraf al mijne pogingen on»
mij ooit door die hoeren te laten hooren.
En toch heb Ik dien man nooit eenig
leed gedaan; wat kan zijn doel daarme
de geweest zijn
De jonge vrouw stak haar arm door
de zijne; op G— -'2.
en hopen
wen op een verkeerde basis, dat zij de
mogelijkheid van wwekÜburgerschap en
wereldvrede aannamen op grond van ont
kenning, die zich aan hun streven nood
zakelijkerwijze wreken moest.
Nationaal leven en nationaal
zijn zijn geen fictie», bestaanbaar alleen,
omdat zij gevoed worden met redeneerin-
gen over vaderlandsliefde en minachting
voor anderen. Zij hebben integendeel een
zeer reëelen grond en het is dwaanheid,
dien te willen ontkennen, omdat zij tot
zoo grove uitspattingen kunnen voeren
als waarvan wij thanb getuige zijn. On-'
ze afstamming geeft ons andere eigen
schappen en onze eigene taal maakt ons
tot een afzonderlijke eenheid temidden van
de ons omringenden. Wij zijn niet enkel
als individuen, maar ook als volk, an
deren, hebben een eigen nationaal karak
ter, een eigen nationale beschaving, eigen
nationale- en raseigenschappen. En wie
de menschen tot een eenheid wil maken,
-.amenbrengen tot een samenleving van
broeders, met ontkenning van deze feiten,
verricht Bisyphus-arbeid en doet boven
dien der menschheid meer schade dan hij
vermoeden kan.
We kunnen öês' een nauwere samenle
ving, een vriendschappelijke en broeder
lijke zelfs denken, on we zullen er als
ernstig willende en ideëel-voelende
Hchen van zelf naar streven. Maar
brengt volstrekt niet met zich, dat
het nationale leven en de natiën
nu hebben wij ons hart ge-
zoowel voor wie het antwoordi
Met een enkel woord willen wij even
memoreeren, dat voor den kantonrechter
zijn behandeld de zevenhonderd bekeurin
gen in zake het hoedepennen-verbod. De
angstwekkende waarschuwing dat op over
treding van het verbod om met onbe-
Ixwchermde hoedepennen in de tram
plaats te nemen, een straf van ten hoog
ste vijf en twintig gulden is ten slotte
uitgeioopen met een werkelijke boete van
vijftig oents. Die uitspraak hoeft groote
hilariteit verwekt onder de geverbaliseer
de dames. Men had verwacht dat de kan
tonrechter er op ia zou hakken en wel
inisschten drie gulden zou eischen. Hij
schijnt of dezen aanslag op de Haagsche
dames niet aangedurfd te hebben, of hij
is hét niet eens met den gomeente-wet-
gever dat het gevaar hier rtx> groot spu
zijn..
Hoe het zij, de verordening is met deze
uitspraak om hals gebracht en de Haag-
sche dames zullen niet meer schrikken
als de Haagsohe polltte-agent onverwacht
voor haar staat in de tram om haar
naam te noteeren voor oen proces-ver-
baal. Niet ontkend' mag worden, dat de
uitspraak de heeren «enigermate teleur-
slelt, omdat zij nu weer met angst de
herleving van het gevaar tegemoet kun
nen zien.
Van je eigen sexe moet je het maar
hebben, zullen velen den Kantonrechter
toeroepen 1
83)
Marcello liet zich gewillig in het
warme kleedingstuk wikkelen. Zij voelde
zich werkelijk huiverig.
„Hoe i» deze week geweest?” vroeg zij
niet goed' wetende wat te zeggen, want
zij had haar echtgenoot nog niet alleen
gesproken.
„Evenals de vorige”, antwoordde hij
ontwijkend, „ik breng je veertig francs
Mtkgfdd mede.
..Hebt gij nog niets gevonden?”
„Niete”.
„Ik verwachtte eigenlijk niet anders.
Maar gij hadt anders zulk ieea oagewo-
ne uitdrukking op het gelaat.”
Onno streek met de hand zijn lokken
terug en antwoordde somber:
„Ik heb mij geweld aan moeten doen
Wn hierheen te komen. Ware het niet ge
weest, Marcelle, dat ik er behoefte aan
gevoelde je weer te zien, ik zou ditmaal
Parijs niet verlaten hebben, en ik moest
“ij zoodanig opwinden om te verbergen
wat er in mij onging, dat dit u opgeval
len sou zijn.”
„Wat was er den voorgevallen
De tijd van heden moet aan ben, die
van internationalisme en eeuwigen
reldvrede droomden, wel een bittere
goochel ing brengen. In plaats van
wereldvrede zien ze den wereldoorlog
al zijn schrikwekkendftedd en een,
als een reusachtige brand, nog voortdu
rend verder om zich heen te grijpen dreigt.
En liet internationalisme, de eenheid van
alle menschen, die komende scheen, die
niet enkel meer uit ideöele motieven, maar
om practlsobe en zeer zakelijke redenen
gezocht Werd en juist tengevolge van die
practisohe oorzaken al naderbij leek te
komen, dit internationalisme schijnt eens
klaps als verdronken in den geweldigen
stroom van nationalen hartstocht, die zich
over geheel Europa en zelfs tot In Aziö
schijnt baan te breken.
Het komt mij voor, dat de schuld van
deze ontgoocheling voor een deel ook komt
ten laste van die droomers zelven, niet
In dien zin, dat hun streven en droomen
„Hebt gij dan niets bemerkt
„Wat zou ik gezien hebben
het verbaasd.
„Dat hij jaloersch op u is.”
„Jaloersch op mij Hij, de millionair?
Hij kan, hoev^tel hij ook van muziek
lioudt, toch niet vergen dat hij even
goed zou spelen als ik, die mij van mijne
jeugd af in niets anders oefende als mijn
viool I”
„Dat is het ook niet. Ik dacht dat gij
reeds opgemerkt zoudt heblien hoe hij mij
een bijzonder zwak toedraagt."
Onno werd' doodsbleek.
„En gij vertoeft hier met dien ellen
deling riep hij uit.
„O «tel u gerust.”
„Hoe waagt hij het aan u te denken?
Hij, die bijna uw grootvader wezen konl”
sprak Holdius vol minachting.
„Gij weet dat de laatste gehechtheid1
die bij den man oprijst meestal de sterk
ste Is. In elk geval verzeker ik u dat
hij zich steeds vol ontzag betoont, en
gelieel verschillend van andere lieden die
zich veroorloofden mij van hunne gevoe
len» te spreken, mij alleen zijne wan
hoop te kennen heeft gegeven dat hij mij
niet tot jfijne vrouw kon maken."
„Zijne vrouw”, herhaalde de jonge kun
stenaar spottend„Dat lot n/oet verre
4 an benijdbaar wezen, ondanks al zijne
schattenen gij, Marcelle, wat hebt
gij daarop geantwoord?”
„Dat h«t dwaasheid was daaraan
De sensatie over de wltte-krui»-»paar-
zegels zal wel reed» tot d>en lezer zijn
dóórgedrongen. De krachtige wijze waar
op de winkeliers zich verzetten tegen do
zen indringer kan het publiek niet dan
verheugen. Men kent <te bedoeling waar
schijnlijk reed»; de winkeliers zullen vijf
procent korting geven voor contante l>e-
lalhig en deze korting uitbetalen met »■-
gels van een hal ven cent. Wie 2560 van
die zegel» in een boekje heelt geplakt
krijgt een witto-krui» aandeel van f 12.50.
Het is duidelijk dat slechte enkelen de
taai volharding zulten l>e zitten on»
2500 zegels bijeen te garen. Wat niet
wordt irtgeleverd komt allemaal ten bate
van de wllte-kruis-maatschappij. En wel
ke reden of de winkeliers zouden hebben
om vijf percent van hun prijzen,
z. vijf e» twintig van hun winst
staan, is al mede onbegrijpelijk. Waarom
de winkeliers hun publiek verplichten zul
ten voor het hun toegestam* rabat aan-
deelen te koop in witte-kruis-papieren, is
het al evenzeer. Het nadeel dat het pu
bliek zich zelf, de winkelier niet minder
zich zelf zullen bezorgen, wordt foor
geen enkel voordeel opgewogen.
Met recht is hier gesproken van
nieuwen parasiet. Hopen wij, dat
CCLIX.
Het is ons al vaak overkomen, dat wij
van kennissen In verschillende uithoeken
des lands vragen toegezonden kregen van
zeer bijzondere® aard. Vragep n.l. dioin
verbzud stonden met de groote vraag hoe
de kansen voor ons land staan om bui
ten den Europeeschen oorlog te blijven.
In versohillende plaatsen schijnen zoonu
dan de meest onrustbarende geruchten
ioopen, waarbij natuurlijk gedacht
moet worden aan de groote fantasie der
familie Angstmeier Co., die nu een
maal onmiddellijk de werkelijke bedoeling
van oen maatregel teigrijpt en doorziet.
Als er een eenvoudig liericht komt van
amistaande verplaatsing van een troepen-
gedeeiter, dan wordt onmiddellijk de ver
onderstelling geopperd dat elders concen
tratie noodzakelijk is en dus een liepaald
punt bedreigd wordt. Al spoedig gaat
liet gerucht weer den doofpot in, omdat
de nadere berichten ter bevestiging uit
blijven, om echter weer plaats te bieden-
voor een nieuw, zoo mogelijk angstwek
kender.
Maar wat moet arme Hagenaar daarte
gen nu beweren Denkt men waarlijk
dat hij met zijn journalisten-brutallteit hei
zoover heeft gebracht dat hij in mini»-
Jcr-radm wdrdt toogeiaten L-.n dit durft
hij wel te zeggen, dat al hetgeen b u i-
t e n dezen gepraat, geboomd, wordt, van
nul en geenerlei waarde is. Zijn de
ergaderingi-n der Tweed? Kamer, waar
in gesproken wordt over den algeheelen
toestand van ons land, niet het beste
liewijs ervoor, dat zelfs In die kringen
niet veel meer kijk bestaat op de positie
en de kansen dan daarbuiten.
Wij hebben in de afgeloopen maanden
zeer vete gebreken ontdekt in de kennis
van het groote publiekgemis aan aard
rijkskundige kennis, gfxnis aan militaire
kennis, gemis aan hlstorio-kenni», maar
bovenal gemis aan zelfkennis. Moeten
wij dat alles vergoelijken met te wijzen
op den voortdurenden toestand van on
gerustheid waarin zeer velen verkeeren
Wij willen het doen en hopen er het
beste van.
Inmiddels zij het aan ons vergund te
zvggen aan hen, die van ons dachten
„dat wij er toch wel Iets meer van wis
ten”, dat wij er net even voel en net
oven weinig van weten als ieder ander.
I n over onze persoonlijke opvatting te
spreken, daarvoor zulten wij ons wel
wachten, want terecht zou dan aan ons
verweten worden dat wij vervallen in de
zelfde fout, die wij bij anderen
laken.
Zie zoo,
lucht en i
u. Openb. Verg.
men-
dit
we
al»
afzonderlijke eenheden, zij bet misschien
niet in afzonderlijke staatsverbanden, moe
ten wegdenken. Het lijkt mij integendeel
(«evorderlijk voor liet verkrijgen van een
lioog.-re cultuur, de nationale verschel-
derfhoid le doen voortbeefaa», ev«m goed
als het wenaehelijk lijkt, de individueele
4ersêhei(tehhoid te doen blijven.
Wij kunnen ons ook tusschen menschen
een nauwere on vrieudechappelijker sa
menwerking oen meer broederlijk samen
leven denken, maar daartoe moeten we
nooit Zien te geraken met opoffering van
onze persoonlijkheid. We moeten integen
deel het individueele leven zooveel mo-
golijk versterken, de individueele vrijheid
naar alle kanten nog uitbreiden. We moe
ten als individuen zeer zekef nog onder
scheiden blijven v&n de ons omringenden.
n dat onderscheid zal juist des tegroo-
ter worden, naarmate onze persoonlijk
heid stekker en gaver en oorspronkelij
ker te.
Als sterkere individuen dus nog, zul
len we toch samenteven als broeders.
Maar onze individualiteit zal geen vjjan-
digen kant naar buiten moeten hebben.
De versterking van het individueele le
ven behoeft toch allerminst een zich af-
keereh van onze medemenschen te bette
kenen. Niet tegenover, niet onder, maar
naast anderen moeten we staan, maar
staan als zelfstandige persoonlijkheden
met eigen innerlijk leven. Zoo juist zul
len we in samenwerking door de ver-
dat ik niet ander» had moeten verwach
ten, maar wat wilt gij, wij Hollanders
blijven zoolang goedgeloovig; toen ik tot
die ontdekking kwam, had ik den man
kunnen vermoorden, en toch is mijn ver
langen naar u zoo sterk geweest, dat ik
er in slaagde mij goed te houden, zelfs
tegenover hem. Ik ben overtuigd dat gij
alleen bemerkt zult hebben dat er Sets
ongewoons in mij omging.”
„Maar tegen
een wrok
„Tegen baron de Josach.”
„Heeft hij dan niet alles gedaan
hij kon om u voort te helpen
„Dat «Uit gij zoo aanstonds zien. Gij
herinnert u dat hij mij aanbevelingsbrie
ven schreef voor verscheidene ooncertdi-
recteur». In mijne wanhoop nog maar
altijd niet te vinden, besloot ik nog eens
tot hem terug te keeren. De naam van
den bankier scheen mij zoo veel waarde
te moeten bevatten. Ik meldde mij bij een
hunner aan.
De man was overstelpt van bezigheden,
en dat is niet te verwonderen, want die
hoeren zetten zich eerst om één uur
's middags aan het werk en verlaten om
vier uur weder hun kantoor, waar zij
nog bovendien de bezoeken hunner vrien
dinnen ontvangen. Welnu, deze musicus
was zoo geheel en al bet hoofd kwijt dat
hij antwoordde
„Baron de Josach Ja, ik herinner
mij tets dergelijks, maar het staat inij
de nationale hartstochten, welker ontkete
ning thans der wereld) aanpien verandert,
zouden hebben aangewakkerd, maar
dien anderen, dat zij, de kracht
hartstochten miskennende en soms
hun bestaan loochenende, de ondervonden
teleurstelling zich zelf te wijten heb
ben. Want het is niet waar en de
gebeurtenissen van het heden in hun
schrikwekkendheid bewijzen het dat de
menschheid zich één voelt als een
van broeders, waarin het spreken
verschillende talen en het behooten
verschillende natiën of rassen geen meer
der onderscheid zou maken dan dat wat
er bestaat tusschen menschen met een
lichte en een donkere pantalon, tu»-
seben hen, die een strooien en hen, die
een vilten hoed dragen. En het is de
fout van veel internationalisten en droo-
Bters van wereldvrede en wereldburger
schap gewesot, dat zij dit, en daarmee
den grond van alle nationaal leven, heb
ben ontkend en dat zij dus de verwerke
lijking van hun droomen wilden opbou-
scheidenheid van gaven, ieder met de
zijne, de wereld en het leven mooi kun
nen maken.
Is het met de 4'erscheidenheid der na
tionaliteiten niet evenzoo Wij zijn niet
meweheo met een biktonder étiquet van
hinees of Hottentot of Duitscher of
Spanjaard of Hollander. Maar wij zijn
Duitscher, Spanjaard, Chinees, Hottentot
en Hollander. En ai die nationaliteiten^
tezamen kunnen we de menschheid noe
men, even goed als er eikenboomen en
appelboomen en palmen zijn, die wij al
len boom noemen. Esn boom echter, die
noch appelboom, noch palm, noch eiken
boom is, noch tot een andere boomsoort
behoort, Ixsteaat niet. Zdo bestaat er ook'
niet een mensch, die noch Hottentot noch
Chinees i», noch tot eenig ander ras be
hoort. Er zijn allerlei rassen en natiën,
en wanneer we ons de v?r van elkander
staanden maar naast elkander denken
dan stemmen we van zelf toe, dat ze
zeer verscheiden en bijna verschillende
wezens zijn. Maar dan moeten we im
mers ook toegeven, dat het verschil tus-
schen Duitschw en Rus en Franschuian
meer beteekent dan eeri naam en een an
dere uitspraak der woorden, dat er wel
degelijk ras- en nationaal verschil bestaat.
Dat onderscheid zullen we wel nooit
kunnen wegwerken, en bet is ook niet
wensohelijk dat te doen, omdat het de
rijkdonj 4-an het leven zou verminderen.
Even goed ais we al» individuen met
eigen, sterk uitgesproken karakter, naast
elkaar en als broeder» met elkaar kun
nen leven, evengoed kunnen we dut als
natiën.
Maar dat moet de gedachte van vijand
schap tegenover andere natiën aan ons
nationaal leven vreemd zijn. En zij zal
dat waarschijnlijk des te meer worden
naarmate ons nationaal bewustzijn ster
ker wordt. Want juist dat bewustzijn'»
maakt ons kenbaar aan ons zelven, doet
ons den grond van ons nationale leven
zien en den samenhang van dat leven
met ons eigen persoonlijk leven begrijpen.
Niet dte wegcijfering van nationaal be
wustzijn en nationaal leven zal ons dus
de werkelijkheid van wereldvrede en we
reldburgerschap nader brengen, maar de-
veredeling van dat leven en dat bewust
zijn, en, omdat veredeling ook verster
king Is, dus de versterking.
Het is goed, zich dat in dezen tijd
nu het nationalisme, dat is het verkeerd
iiitgegroeid nationaliteitsgevoel, dat tot na
tionaal bewustzijn veelal nog niet ge
stegen te, zulke verwoestingen aanricht,
duidelijk voor oogen te stellen. Niet het
nationale leven en het nationale bewust
zijn zijn de vijanden, die bekampt moe
ten worden, willen we een andere sa
menleving van mepschen en volkeren krij
gen, maar het nationalisme, dat is de
haat, de misgroeiing van het nationale
teven. En dat is gelukkig. Want zoo
blijkt het streven niet hopeloos, immers
zwakken toon op, waarop deze woorden
waren gouit, en hij nam zich voor bel
den, gedurende die twee dagen van sa-
KMm-zijn, aandachtig gade te slaan.
Indien hij het sloohts gedurfd had, zou
hij haar gebeden hebben hem naar de
stad lo vergezellen, voor heel den duur
van Josach s verblijf op het landgoed.
Maar wat had hij haar aan te bieden in
hunne woning Enkel en alleen ontbe
ring on zorgen. De huishuur alleen reed»
verslond het grootste gedeelte zijner ver
dienste® Zij zouden zich zelfs niet lan
ger de weelde kunnen veroorloven er
eene dienstbode op na te houden. Elke
uitgaaf zou vooraf overwogen moeten
worden, en datgene wat hij zonder aar
zelen had kunnen vragen aan eene vrouw
die hem zou hebben liefgehad, kon hij
niet vergen van haar, in wier ziel zijn
beeld zoolang reeds was gestorven.
Noen, zij moest hier achterblijven,
deze lachende natuur, in deze gevaar
volle omgeving, terwijl hij opnieuw zou
trachten iets te vinden dat haar een zon-
f 1.25
1.50
1.50
1.90
dagelyks aangenomen aan ons Bureau
ten, den Boekhandel en de Postkantoren.
Maar Onno ving als oen dolksteek den
(Wordt vervolgd.)
diep medelijden met nero, en met een
raadselachtig glimlachje, vroeg zij
..ui btjaa niet» i antwoordde hij met
bitteren glimlach. „Het schijnt zelfs