aven. JMS MITS, adel. E. Alter (dingen 1 VOOR EN. i Zaterdag 22 Mei 1915. 54e Jaargang. Eerste Blad. ourant r so. 18787, XTp.e’UL-ws- ©zx ^.cL“V“©rt©aa.ti©Tol©ucL voox G-oixcLeu ezx OMa.str©3s=©aa- ■Jll f Imstreken t is Uitgevers L. BRINKMAN BK ZOON. Telefoon latere. 82. Telefoon Interc. 82. i- I i FEUILLETON Lj J29V9nsstr ijó. dit Blad. eskleedipg. Is chap pen 1-HEIJDEN, CHT. 22 MEI ,E. ALTER. Gouda. BERICHT. racht 269 AG, E WAAR- an Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen. 'f 1 Onze landsverdediging. Brieven uit de Hofstad. t het geachte naar bestaat uit twee ICHT. t- zaal en I le stad aan huis wel de ons 1 i' i ver- n het Bureau. (Wordt vervolgd.) mo- zag, ft Zn., Gouda. 1 VAN eukeng-erei, derdeelen. >f gedeelten igen. 14 Dit nummer bladen. behoud ons stolt. Nieuwe Schouw- i Artistique. nog wel door het park ge- op den weg naar Heuvel- Van onder zoo trok na- ons cul- Eehangen in figuurlijken ken zin beide man une wel beter wel er zeggen keld hehlien schrijver ie ..Wil frouw waar, reed's, maar lend, It- en Banket- „Oom”, en kwpen, 'oed. f en ADRES 379.) ■Uaml.g m., ten Pinksterdag dit klad aiat «raoMiaaa. te». i kosten sleckts ding oor elke regel 1Ü3T] orzien van het eetelucht-oven, )rood, beschuit „kwaliteit kan geregeld tijdig itv&ngen van vermakelijkhe- n onze agenda ouw- en Wo- idscommissie Ar- (lOUkSIHE COURANT. PRIJS VAN HET~ABONNEMENt7 Per kwartaal Idem franco per post? Met Geïllustreerd Zondagsblad Idem franco per post. Abonnementen worden w Markt 31bij onze Agenten PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 1—5 gewone regels met bewijsnummerf 0.55 Elke regel meff0.10 By drie achtereenvolgende plaatsingen worden deze tegen twee berekend. Dienstaanbiedingen per plaatsing van 15 regels f0.35 bij vooruit betaling, elke regel meer 6 ets. Reclames f0.25 per regel. Groote letters en randen naar plaatsruimte. 9.30 u. AM. lappers bond. .J :il ons na- uitloopen is absoluut die grenzen een- moeten we ook tol tot allo offers be leerd heeft en die we ongetwijfeld' ter* harte zullen nemen. Het besteden van meer zorg voor onze landsverdediging en het brengen van grootere offers stelt ons de liuidigf' wereldoorlog als een onaf wijs- j bare eisch. K. een couranUrvpbr bevestigen. Mffet telkens op voor zenuwlijders onduldbare vervangen vroolijke, jeugdige versiering van broos omhulsel. Zoo snel is deze vermo- derniseering doorgegaan datde conser- 1 óm te 24) De aangesprokene antwoordde weder om zoo zacht, dat Lena den inhoud zij- öer woorden, niet begrijpen kon. De heer, die niet zeer jong meer leek, maakte een zeer verlegen indruk. Daar ging de deur open en een beeld>- schoone knaap vloog naar binnen, recht op den, baron aan. iujuichte de kleine. „Daar is u Ik ben w-OOI U —f. n B v. beim reesfe te zien. En terwijl ik naar u --keek, bent u door het bosch geko- ■•—i In een vroeger artikel over onze natio nale onafhankelijkheid en landsverdediging, heb ik de waarde van nationale onafhan kelijkheid trachten aan te toogd, dat de huidige toestand der I I re 1 een gewelddadige aanranding F-' van zeggen de volle entwikkét d< nationale wezen, waarbij- rö. Lena werd geroerd door dit kinderlijk vertrouwen. „Breng mo een» bij mama", zeide ze, toen ze hoed en mantel had afgedaan. De knaap nam bereidwillig een lampje geleidde Lena door verscheidene uitkeek, bent u door het bosch geko men." Hij omarmde den ouden heer stormach- iig en kust® hem op wangen on mond. Hij leek ongeveer tien jaar jonger dan Lena. De blonde lokken gaven aan zijn gelaat tets meisjesachtige en ook zijn tee rheid deed vreemd aan voor een jon gen. Hij was echter krachtig en sterk op gegroeid en de levendig stralende blau we oogen verrieden een gezonde natuur. „Domme jongen”, trachtte de baron hem te berispen, „is dat nu verstandig des nachts in het park te loopen Wil je in dpn vijver vallen of in de duisternis over *en wortel struikelen en de beenen bre ken wijze, doch al 'haar pogingen waren nut teloos. Het licht viel nog steeds op het j gelaat van de zieke en Lena zag oen 1 vrouw, wier jeugdigheid en schoonheid) haar verrasten. Zij had gedacht een door lijden verwoest gelaat te zullen zien, en hierbij gedachtig aan mevrouw Anker- mans had zij zich de zieke dame al» een afstootelijk wezen voorgesteld. Dus die teero, jeugdige vrouw, door de ziekte nipt ontsierd, eerder scherper ge- teekend, was de moeder van den knaap, I was Freda van Ameyde. Adolf drong zich dicht tegen de wittel gestalte aan. „Mamaatje, do nfeuwe juffrouw is ge-l komen, kijk maar.” Hij wees lachend op I^ena. Haar hoofd l>oog zich moeizaam ter zijde en een paar prachtige blauwe oogen, dezelfde als xLena ook bij Adolf had opgemerkt, keken Lena aan. „Welkom, juffrouw. Het spijt me, dat» u me zoo ziek moet vinden. Dat is geen; mooi liegjn voor u, de verpleging van een half Verlamd wezen op u te nemen.; Verlies den moed echter niet, juffrouw, zoo erg als nu, is mijn toestand ge-< woonlijk niet.” Lena trad naderbij en drukte hartelijki de blanke hand, die haar werd toegesto- ken, daarbij verzekerend, zoo goed gelijk voor haar /te zullen zorgen. Het was do jonge vrouw aan te zien, dat zo zeer veel leed, maar geen klacht kwam over haar lippen, alleen maar woor- den van spijt, dat zij anderen zooveel' Kerk, 8% uur. in. Geref. Ge- voor de arbeidersklasse, had toegegeven j en diie klasse in ieder land toonde zich van die waarde instinctief bewust te zijn moest men wel zien, dat tegen het militair geweld, dat nog ieder oogenblik eh iedereen dreigde, alleen met eenige kans op succes kan worden opgetreden wanneer iihh zich op dien weerstand vol doende .voorbereidde. De socialisten maak ten, dit toegevende, het uitdrukkelijk voor behoud, dat die gevormde weermacht al leen ter handhaving van eigen onafhan kelijkheid mocht dienep. Maar dat is een voorbehoud, dat ten onzent iedereen, of vrijwel iedereen, gaarne aanvaardt. Bij de vorming van die weermacht maakt du. trouwens,wat ons land' betreft, eigenlijk geen versêbil. Onze ligging tusschen de grootste en militair sterkste sfaten van Europa maakt, dat wij, willen we oenige kans op een j goed resultaat hebben, al onze krachten moeten inspannen ter voorbereiding van ons verzet tegen mogelijken aanval. De legers en vloten, waarvan wij een aan- i val te diicjU*HK^hd)l>enzijn, hoe sterk we de onze ooltVnaken, toch altijd de *bai». Dit kan ons\k>8 tot tweeërlei hou ding brengen: Wij Kunnen alle gedach ten laan verzet bij Joorbaat opgeven, ol wij Nkunnen ons bij/dle voorbereiding van ons vhrweer zoo /terk maken, als ons dat maar eenigs^ns mogelijk is, ten ein de eenige kans op slagen te hebben. De eerste houding voert zonder pardon tol verlies van onze onafhankelijkheid. Zij zou het gevolg zijn van de overweging, dat herzet toch nutteloos moet wezen. Maar deze overweging heeft juist in de laatste jaren, en ook weer in dezen oor- log, haar onjuistheid' I>ewe2»n. Een klein, maar vastberaden en ook toegcrust volk, boezemt zelfs den maohtigsten tegenstan der ontzag *in en is altijd in plaat het gewicht van zijn wapenrusting bij Euro- peesche verwikkelingen ten éigen behoeve in de weegschaal te leggen, terwijl een weifelend, en niet voorbereid volk als oen quantité négligeable wordt beschouwd en dienovereenkomstig behandeld. Verzet en toerusting tot verzet heeft dus onvermij delijk resultaat. !.n wanneer we onze na tionale onafhankelijkheid als iets waarde vols willen bewaren, moeten wó derhal ve tot de tweede houding besluiten en ons zoo sterk mogelijk maken. Wanneer we dus een leger vormen en een vloot Het was hem geen ernst met zijn toorn, hoewel zijn stem hard en ruw klonk, dal zag men wol aan zijn schitterende oogen, toen hij den knaap zacln over hpt blon de haar streek. Adolf wist ook wel, hoe het bedoeld was, want hij lachte vroolijk alsof oom he«n iets prettig» had gezegd'. De baron vatte dien kleine bij de hand. „Kom, je hebt de nieuwe juffrouw nog niet eens begroet. Hier, juffrouw Dommelen, neemt u mijn jongen uw bescherming Hij wilde nog iets zeggen, maar de vast gesloten lippen konden het niet uiten. „U moet hem liefkrijgen,” mompelde hij ten»l(4te verlegen in zijn baard Adolf zag de hem onbekende juffrouw zonder eenige schuwheid aan, gaf haar do hand en zeidc met innemende vriende lijkheid „Goeden dag, juffrouw, u hebt een gezicht, dat ik u nu al liefheb, zoo licht de zachtheid daarop gedrukt. Mag ik u „tante” noemen Lona was, door de ervaring met Al bert opgedaan, eenlgermate verrast i vriendelijk begroet te worden. Zij den knaap tot* zich. „Zeker, mijn jongen, mag je dat. Wij willen goede vrienden zijn. Hoe gaat het met je moeder Adolf trok een bedroefd gezicht on ver telde, dat, Jlzijn lieve mama zeer veel had geleden en zoo zwak was. „Maar nu” en daarbij zag hij Lena vriendelijk aan „maar nu zal het wal beter worden nu de nieuwe tante haar zal verplegen.” toonen en be- we- l een gewelddadige aanranding door militair geweld uibgelijk maakt en in uit- zicht stelt. Daaruit trok in de conclusie, dat de bescherming en verdediging dier nationale onafhankelijkheid een goed ding was on we, ten einde het militair ge weld, dat ons ten alle tijde bedreigen kan, te kunnen weerstaan, ons daarop, wil den we onze onafhankelijkheid niet ver liezen, moesten voorbereiden. Die voorbe reiding is nood'zakelijk, omdat we ter kee- ring van dat mogelijk militair geweld zelf een militaire weermacht noodig heb ben en die weermacht niet meer te vor men is, wanneer het geweld ons wordt aangedaan of ons van vlakbij bedreigt. We moeten dus, hoe weinig oorlogszuch tig en militaristisch we ook zijn en hoe weinig in principe daartoe ook geneigd^, wei een leger mi een vloot vormen ter bewaring onzer nationale onafhankelijk heid. En de sociaal-dlemocraten, die van alle 'partijen waarschijnlijk wel het meest antl-mllitaristisch zijn, hebben dit zoo goed begrepen, dat op het jongst gehou den oqngres de meerderheid, zij het on- v der eenige réserve, voor het vormen of in stand houden van een weermacht zich - heeft uitgesproken. Hiermee hebben ze dus de waarde van nationale onafhankelijk heid erkend, to'egegeven, dat do handha ving daarvan offers waard is, en ge loond te begrijpen, dat een militaire weer macht niet alleen nood'zakelijk is, maar ook bij voorbaat moet gevormd' worden. In het licht derhuidige gebeurtenissen ging het trouwens ook uiterst moeilijk dat alles te ontkennen. Zood'ra men de waar de der nationaje^ onafhankelijkheid, ook f 1.25 1.50 1.50 1.90 dagelijks aangenomen aan ons Bureau: ten, den Boekhandel en de Postkantoren. en trekken. „Do oude juffrouw Fransen is bij haar”, vertelde hij trouwhartig, „maar tante, ik geloof niet, dat zij mama goed' oppassen kan. Mama houdt haar, omdat ze vroe ger mijn kineferjuffrouw is gewSest. Vroe ger heeft mama dikwijls een verpleegster gehad, maar die bleven maar kort. Nu dieeft oom gezegd', dat het zoo niet lan ger kon, en oom heeft altijd gelijk.” Zoo bai)hdend> trad de knaap een ka mer binnen, door welker geopende deur een helle lichtstrital drong. Luisterend’ bleef hij staan. „Misschien slaapt ze”, zei hij fluiste rend. „Mama l^an zoo weinig slapen; als ze slaapt, mogen we haat niet storen.” Beiden luisterden aandachtig naar hot minste gedruisch, dnt uit die kamer kwam. u de lamp wat omdraaien, juf- Fransen”, klonk een zachte, wel luidende stem, „zoo valt het licht juist in mijn oogen.” „Ze is wakker”, fluisterde Adolf blij en op de teenen gingen ze de kamer binnen. Hei eerste, wat Lena zag, was een groote, onhandige vrouw, die bezig was een brandende lamp te papier kraakte daarbij XJCLXV1H. De bekendo heer Damas, dien wij al eens meer ten toonede hebben gevoerd wiens brieven in het oude Dagblad toon aangevend ware voor de residentie, heeft in 1887 nog de illusie gekoesterd van de leuze van den Aumrikaanschen Mouroe toe lo kunnen passen op zijn veelgeliefde hofdalad ’s-Gravenhage te behouden voor de Hagenaars, en de Hofstad voor de hoflelijken/ Hij was zelfs geneigd te samenzworen om dit plan, deze illusie, verwezenlijkt te krijgen. De volgende passage geeft uiting aan zijn benauwd hart „Terwijl de voortdurende ambtenaar» en parvenus-immigratie uit de provincie de aloude bevolking -van de residentie dreigt te overvleugelen, en dat vreemde elenumt )den *w el r lekenden bloesem der iM’sffa- vingi de zoete bloem van wellevendheid j^^Al die schoone overblijfselen van een ^Opderschoon verleden, tracht te halen onder dien plompen voet, liullen wij ons in het pak van den samenzweerder, on trachten we, als een kostbaar pand ons door onze voorvaderen nagelaten, onge schonden te bewaren wat eenmaal de glaxis en de glorie was van het vorstelijk ’s-Gravenhagp.” Men ziet het, de stijl van den eenmaal verafgoodden heer Damas, is niet vrij van gezwollenheid. Wat te meer zal uit komen wanneer wij vertellen waarin dan wel dat pak van den samenzweerder l>e- staat. Het zou zijn de rok en de witte i das, dien de heer Damas in eens wilde herstellen. In één zijner artikelen had hij een kleedinguWase voor (ten Haag uitgevaar digd. Heil had zijn deftig hart gekweld, het had zijn fijn, chique manier aileron-1 aangenaamst aangedaan dat zoovele^ in zijn residentie de kleeding waarmede aijl in opera en schouwburg verschenen, ver onachtzaamden. Hij pleitte daarom met: alle kracht voor het in eere herstellen van den rok en de witte das. De schuld voor deze schromelijke vorwaarloozing g&t hij aan de voortdurend*! ambtenaar en parvonu-immigratie, die toenmaals reeds zeer groot blijkt geweest te zijn. Wij hebben er eens op nageslagen om< te zien welk aantal zielen do residentie telde ten tijde van deze verzuchting. Nog niet ten volle van 125000. Thans in 1915 is dit I getal tot 310 duizend gestegen. Wal zou de heer 1 >am<u» indien hij nog leefde vatieven geen tijd hebben gehad protcsteéren. 't I» waar, aldus erkende de heer Da mas reed's, hot kleed maakt dei»*' niet, maar toch voegde hij er bij, bonne tenue, dlrukt zoowel het kleed als/ de man. Zich in allo» op de gunstige wijze voor te doen, i» oen neiging awi alle fijn l>eRchaafden gemeen, en die ntet anders dan een gelukkigen invloed ban uitoefenen, op de maatschappij, welke aan de nieuwe lagen overgelaten, wel zou moeten verwilderen. Ziezoo, wij weten hot dus, sedert rok en do witte das aan den kapstok zijn en letterlij- sinds dien is de ver en forten bouwen, zet alleen onze natio nale kracht aan de uitgebreidheid dier voorbereiding grenzen. Maar dit wil allerminst zeggen, dat we alles wat we hebben aan financierde oeconomisehe en vitale kracht, aan die voorl>ereiding moeten ten offer brengen. We heblien altijd t» bedenken, dat deze voorbereiding tot weerstand legen mili- i lair geweld geen doel van ons nationale i leven mag zijn. Onze nationale onafhan kelijkheid wordt iimners niet alleen door hot koeren van militair geweld verdedigd. Maar Imvendien i» ook die nationale on afhankelijkheid niet het doel van ons na tionaal bestaan, ma*r een middel alleen een noodzakelijke voorwaarde voor den vollen uitgroei van ons nationale leven, voor do ontwikkeling van onze nationale krachten en onze nationale cultuur. Hel doel van allo leven is zelfbehoud en zelfgroei. Ons nationale doel is dus ook ons nationaal behoud, wal nog iels anders is als het behoud van onze staat- i- kundige vrijheid, van onzen nationalcn groei, dal wil ling van ons ---- nen onzo individueele ontwikkeling als ’l/ ware besloten ligt. Dat doel moeten wé altijd v oor oogmi hotfden en daarnaar moeten wo ons leven richten. Voor do Ijereiking van dat doei i» nationale on- afhankelijkheid een onmisbare voorwaar-1 de, omdat alleen die onafhankelijkheid de vrije en volkomen normale uitgroei van ons nationale weze^ mogelijk maakt. Dat is dan ook de reden, waarvoor we ons moeten inspannen en offers brengen, do bewaring van die onafhankelijkheid Maar het toont tevens aan, hoever die inspanning gaan mag. Immers, wanneer de Vrije en sterke uitbloei van ons tionale leven, de ontwikkeling van nationale wezen en onze nationale tuur het doel is, mogen we nimmer dat doel zelf in de waagschaal stellen door bij onze inspanning boven die grenzen uit te gaan, die het vollo en ongerepte van onze nationale levenskracht Een inspanning, die door over spanning op, de vernietiging van tionale wezen zou iiitl te veroordeelen. Md^r, maal getrokken zijnde, elke inspanning en reid zijn.<» Dat is de les, die deze tijd sht 2691 AG. thans (Mep gezucht hebben, want van die 185 dluizMid nieuwelingen zullen het aan tal „gekweekte” Hagenaars niet bijster groot zijn. De immigratie is met ver snelden pas voortgegaan en heeft onder baar plompen voet veel platgedrukt wat de bevallige courantier uit den jare 87 met zooveel zorgvuldigheid wilde bewa ren als sieraad van zijn residentie. Ook ten opzichte van de vrpuwelijke kleeding waarvoor hij bijzondere attentie toonde. Op gevaar af mij te wagen in het ge lid van hen, wie die vlammende veront waardiging des heeren Damas trof, zou ik toch in alle te-scheidenheid willen op merken, dat de tijdten zich niet ontwjk- in de riqjiting die de ge achte schrijver in ’87 Jtvel wenschte. Juist niet ten opzichti^iraiK do kleeding. De rok en de vvittJTOasWzijn van het dage- lijksch tooneel verdwnen. Zij welen zich slechts met moeite té handhaven in» de departetnentie »feer, wanneer het daar al lergewichtigst toegaat. Zelfs zijn zij de eerste salons uitgê^rongen en in den schouwburg en de Opera verschijnen zij meer al» atavisme dan als blijvënde beel den van den huldigen tijd1- In die wisseling van kleeding spiegelt zich af de wijziging in denkbeelden. Wij zouden dat breed kunnen uitspinnen, maar wij zullen niet’te veel in rennen -op de goed'-bed'oeld'o ukaser van wijlen onaen collega. De heeren bedanken er tegen woordig feestelijk voor om hun feestelij ke stemming te hullen in het naargeestig, aartsvaderlijke hegrafenis-pak. De kellner en dé minister-bode worden met een rok „aangerakkerd”, de kraal alias doodbid'- der neemt dé stalen pen in stijl met zijn triest snoetwerk; de feestganger geeft den brui van. En wij mogen gelukkig, want niets is leelijker dan een met veelkleurige damestoiletten daar tusschen in die zwarte vlekken van de heerencosturaes. In dit opzicht zijn de heeren zeer voor uitstrevend geweest. Zij hebben den sta len pen afgeschaft en vervangen door hun moeite veroorzaakte. Zacht sclioof Lena de lamp achteruit, schudde het kussen wat op, bracht de dekens in orde en zette de medicijnen die ongemakkelijk ver af stonden, onder het bereik van de zieke. Dankbaar zag deze tot haar op. Lena voelde, hoe goed haar deze attentie deed. Onnw’rkbaar had sympathie nu reeds een hand om beide vrouwen geslagen; bei- den voelden, dat zij geen langen tijd van kennismaking behoefdén om te leeren in zien, hoe de tegenwoordigheid van de (■ene, de ander weldoend' aandeed. „Dan kan ik nu zeker wel weggaan", zei een n.'<i)rrende Stern boos. De oude vrouw, die tot nu toe me vrouw van Ameyde had opgepast, stond ontevreden op en keek Lena misnoegd aan. „De nieuwe juffrouw zal u kunnen verzorgen on ik kan dan heengaan.” De zieke wenkte haar tot zich. „Toch niet, juffrouw Fransen, de juf frouw moet eerst nog eens uitslapen na haar vermoeiende rei». Fn nu wil je mij toch zeker niet alleen laten, trouwe ziel, wel

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1915 | | pagina 1