No. 14439
!<»b komt
I!
I1*
Zaterdag 9 October 1920. 59e Jaargang.
I
Eerste Blad.
3de en
Feuilleton.
handel
aliteit
JELLE.
STERKE MAC.
ITie“kX“wS“ exx vearteaa.’fcie'blsucL voor G-o*ulcLsl qtv Oxxxs'txoJcezx
larkt 54.
iek en Jicht
mezen.
Najaarsstemming.
o
BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN.
14 regels 2-D5, elke regel meer
fQM.
Redactie: Telef. Interc. 545.
Bureau: MARKT31, GOUDA.
AdministratieTelef. Interc. 8Ï.
ties
al»
MODEPKAATJE.
en
i
4730 150
Zij xiji
vertellei
len heeft
Pit nummer bestaat uit twee bladen
met inbegrip van de Kindercourant.
>nieuw
igen
i vroeger
>mt nooit
t een wereld reputatie
ias oin zün hoofd niet
een zonderling
jkomen. Veel Indi-
ten, tal van dweep-
1NGEZONDEN MEDEDEE1.INGEN
Op de voorpagina 50 hooger
voelt, zoodat de
lat het reed»
Misschi
om weer jon»
de rechte
omdat die
•I
i
luk
een
week.
Naar het Schotsch van S. R. CROCKETT.
Geauthoriseerde vertaling van
I. P. WESSELINK—w. ROSSUM.
(Nadruk vertxxlen.)
•en, wan-
lun lang-
kimmen
wanneer het
terven van het
en
Gewone advertentiên en
cserden prijs. Groot* letters en randen wc
reputatie van de residentie is het
dat de overheid krachtig op-
BRIEVEN UIT DE HOFSTAD.
DXXVI.
Uw dienstvaardige en tevens niet geheel
i al onnieuwsgierige briefschrijver is na
tuurlijk ook opgegaan naar het zaaltje der
Theosophische Vereeniging om Rabindra
nath Tagore te zien. Het was er zooals te
begrijpen valt propvol. Stel je voor dat in
Dit bruikleen
i gebruik
*t terrein
raag of feet mogeljjk
f te krijgen. Daaraan
3n dus won het plan
de oude stad, nadat een
zijn gesloopt, een nieuw
JiOHbCHE WRAVT~
VERSCHIJNT DA GEL IJ KS
7)
Met een Laatst beroep op de vrees van
de jongens, op de nieuwsgierigheid van de
Evadoohters en op de vaderlandsliefde van
beide, zond de tijdelüke monitor de school
naar huis. S
J EEN ROOKER?
ze groote NAPOLEON, e
rtier voor slechts 7 cent!
erk TIP-POP 4 cent.
2832 8
derijen der gemeente, paste het hem niet
zijn kracht be toonen in openbare wedstrij
den. Toch, daar er niet veel ontspanning
was in het landelijke district, was het nog
al hard voor den erfgenaam van Fairies
van den Holm,, verplicht te zijn van de ar
mst een lan,
Seen. En 1
Boete voordracht,
leid, van den mooien
imono en zwarte ka-
dere zyde van den dijk de pret aan te zien.
De Benty Hoogte was een akker, geko
zen om de afwisselende en toch billijke
toestanden die het den mededingers bood.
De oppervlakte was tamelijk waterpas,
maar verhief zich in het midden tot een
hoogte met eetn steile helling, die het ge
bruik van wegwijzers noodig maakte langs
den rug, wanneer de paarden heen gingen
en weer terugkeerden. De voor begon in
een lichte, zandige aarde nabij den kant,
van den dijk, waar de Holmbeek in het
Lowranwater uitstroomde. Het keeren was
moeilijker in een zachten, moerasachtagen,
graad, half klei, half swart veen aan
de zijde van een met riet bedekt moeras.
Het was niet te verwonderen, dat Jock
Fairies een langen, diepen zucht slaakte,
toen hij de aangespannen paarden sag -
wel twintig span; eenige namen de helling
van den rug, sommigen kozen op goed ge-
af de achterzijde, anderen maakten
nieuwe voor, de paarden door de teu
gels of scherpe kreten aanmoedigend.
De spannen, die den heuvelrug namen,
waren als in een wolk gehuld. Wolken re
zen op van den kam van den heuvel, de
plaats aangevend van hen, die voor een
poos onzichtbaar waren.
Maar de scherpzinnigheid van de man
nen en de paarden was even groot. Geen
haast, hoe ook daarvoor waren de za-
lichten, neenhangenden mist, het gewicht
hunner waarddgheid gevoelende. Want op
den grooten pdoegwedistryd, die beurtelings
gehouden werd op de hoeve van Holm,
dien het dichtst bij het dorp lag, of op de
Kirkandershoeve van Bouland, gepacht
door den vader van Miuckle Sandy, werd
van den pachter, wiens veld beploegd werd,
verwacht, dat hij voorzien zou in allerhan
de ververschingen. Gedeeltelijk om zijn
zoon hier buiten te houden, had Fairies
Senior er op aangedrongen, dat Jock als
naar gewoonte naar school zou gaan. En
het was zeker met den meest zelfverloo-
chenenden eerbied voor het vijfde gdbod,
dat Jocker na een langen strijd met zieh-
zelven, er toe kwam om voor deze gelegen
heid zijn vader te gehoorzamen. Om de
verzoeking in den morgen te weerstaan,
ging nog, maar om na twaalf uur weer
naar school terug te keeren, was moeilij
ker. Zijn weg naar huis leidde over den
akker. Hij was er nog een kwart mijl van
af, teen de wind den geur van whisky naar
hem toejoeg. Jock bleef staan en snoof
dien op.
„Hm!” zei hü nadenkend. „Ik zou dur
ven wedden, dat er vandaag vroolyik en
vreemd geploegd wordt op de Benty Hoog
te. Dat is het brouwsel van Lucky Green
tree, zoo waarachtig als ik een zondig
mensch ben. Zelfs in den hemel zou ik den
reuk er van nog herkennen.”
Toen Jock Fairies dichter bij den akker
kwam, begon zijn hart hoorbaar te klop
pen. Hü wist dat hü aelf geen onbekwaam
ploeger was maar als zün vaders zoon
en erfgenaam van een der grootste boer-
van onuitsprekelyk lyden
enezen. Sindsdien heb ik
staak beschouwd, te track--* I
en te
wat
moe-
r ik
Jgde
Sl
icht.
ene-
dui-
Tal
i ik
van
vele
ingezonden mededelingen bü contract tot zeer geredu-
k berekend near plaatsruimte.
Advertentiên kunnen worden ingezonden door tAechenkomst van soliede Boekhan
delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten.
ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad
per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt
Franco per poet per kwartaal 2.T5, met Zondagsblad 8.40.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 81, GOUDA,
bjj onze agenten, den boekhandel en de postkantoren.
ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda on omstreken (beboerende tot den bezorgkring
1—4 regels 1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den beaoïgkrini
1-5 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiên ran publieke rarmakeltlkhedi
15 cent per regel. Advertentiên in het Za‘erdagnummer 20 l ijslag op den prijs
afgezet voor de peraoonlüke mededinging,
die in den achtermiddag beslist zou w*or-
den. De volgorde van den alge meenen wed
strijd was aldus: een man uit 1-owran en
een uit Kirkanders werden op denaelfden
tijd gepiaatet om te beginne® aan dan
rechterkant van den akker. Iedere man had
zün deel, dat hü binnen zekeren tyd af
moest hebben. En de heer van Rusco, mat
het horloge in de hand, nam den tijd op.
Jock Fairies stond het gade te slaan met
grooten luwt om er aan deel te nemen. De
peraoonlüke wedstrijden zouden Juist be
ginnen, toen het eene span na het andere
van de twintig mededingers hun stuk klaar
hadden, en met een krachtigen ruk aan het
pioeghandvatsel en een roep togen de paar
den schoof de ploeger de ploegschaar over
het gevechtsterrein. Het zou echter nog
eenigen tüd duren voor de juryleden hun
werk geëindigd hadden. Zü moesten het
aantal punten optellen en bet totaal, vol
bracht door Lowran en Kirkanders beslist*
het lot van den dag dat ia de „alge-
meene” dag. De .bijzondere” dag, of zoo
als het gewichtige genoemd werd de „Be
ker voor alle mededingers”, wa* het blau
we lint van het graafschap en de bekwaam
ste ploegers van wijd en züd kwamen hun
geluk beproeven. Eenigen van hen leenden
het span van een buurman, anderen ver
voegden zich bü hun vroege ren meester,
van wien zü in vrede waren gescheiden en
verkregen voor deze gelegenheid het ge
bruik van een welbekend en beproefd span.
Want het kennen van zün paarden is in
vele opzichten het geluk van den ploegmr.
(Wordt vervolgd.)
punt is in onze
de orde gebracht,
over de plaats die
krygen. Men her-
gevoerd is voor
Algemeen is het verlangen,
dat het bekende Alexanderveld daarvoor
zal worden bestemd.
Dit prachtige terrein is in 1861 door het
Gemeentebestuur in bruikleen afgestaan
aan de militaire autoriteiten om als oefen
terrein dienst te doen voor de manschappen
uit de Alexanderkazerne. Dit b—
duurt even lang als de kazerne in
zal zün, m.a.w. de gemeente is het
kwüt. Nu is het de vn
zou zyn het weer terug
heeft men getwyfeld ei
het om midden in d
menigte huizen
HOOFDSTUK. IV.
De ploegwedstrijd.
De ploegwedstryd tusschen de gemeente
Lowran en die van Kirkandere was een be-
iangrijke jaarfüksChe instelling. Er werd
met het grootste, vurigste veriaingen naar
uitgeoien door beide mededingers. De jury
leden wenden gekozen uit de omliggende
gemeenten, meestal uit Dmllarg, Mimnibole
«n Stonybyres.
Bü deze gelegenheid waren twee van
hen dikke pachters. Aan hen werd een
edelman, die aan sport deed, toegevoegd
door zijn promotie tot onder-luitenamt,
waarschünlü'k zou hü de opvolger zün voor
den zetel in het Parlement voor het graaf
schap, wanneer de tegenwoordige (bejaar
de) afgevaardigde zich terugtrok.
De drie juryleden wandelden rond in den
ken te ernstig. De oogen van hun geheel?
•wereld waren op de mededingers gevee-
tigd. Zü moesten zün omzichtig, vlug, op
alles bedacht, krachtig, voorzichtig, alles
tegelük deze stuurlieden aan den wal.
deze onbevreesde zeevaarders van de rood
dooraderde voor!
Daar gingen zü! Mn werkelijk, gü zoudt
medegevodd hebben met onzen flinken
Perl aan de poort van het P&radtys, hadt
gÜ het tooneel kunnen zien zooals Jock
Fairies het zag van af de andere züde van
den dijk, achter een rü tafel», waarop ha-
verkoeken in reepen gesneden stonden en
de zwarte flesschen met het pittige bier
van Ijucky Greentree. Die man in de grü«c
k'eeding en lederen slobkousen was de op
zichter, de opvolger van een zekeren, slecht
bekend staanden tolbeambte, Robert Bums
genaamd en hü behoefde geen dienston-
derzoek in te stellen om te weten, dat de
gelukkige Greentree voldaan had aan de
ryksbelastring voor den drank, die nu ge
schonken werd. Geen smokkelaar, die eenig
gevoel van eigenwaarde h:ul, of geen on
wettige distilleerder zou zich verwaardigd
hebben zoo iets aan te reiken.
De juryleden liepen, gewichtig doende,
heen en weer, de edelman was hooggedast,
schraal en zwierig in het nauwsluitend
vest volgens de Ixmdenfiche mode van eea
jaar geleden, de twee pachters getóeed in
blauw en zeegroen, verweerd, met zilveren
knoopen, zoo groot als guldens op hun vest
ev schitterend op de groote zakopslagen
van hun jaasen.
Niet het gcheele veld was ingenomen
door de spannen. Een groot gedeelte was
Ieder jaar, het eene vroeger, het andère
wat later, maar alty'd komt na de dagen
van zomerweelde het langzame versterven,
het haast onmerkbaar wegzinken in den
oodschen slaap van den winter. Het is
de onverbiddelyke wet van het leven, die wy
vroeger of later ook aan ons zelven ge
waar worden. Van de eerste bloesems af
gaat de vreugdige, stralende opgang naar
de volle kracht en de schoonheid en het ge
luk. Maar na dien blyden, verrukkenden
groei komt even zeker de verkwyning, het
langzame verval, de nedergang. Die kan
ook schoon zün, wonder van schoonheid zelfs
in de goud-blauwe herfstdagen, wanneer
het zilver vervluchtigt aan de kim en een
wondere, vreemde droom nog schünt te hui
veren om de ontbladerende boomen. Maar
deze schoonheid mist het stralende, het jui
chende van den lentebloei en de volrypheid,
het krachtige van de zomerweelde. Zy is
broos en teer als de welkende loovers, die
prachtig gekleurd, afbrokkelen bü de aanra
king. Zü is als een stervende, als de vreem
de ontroerende schoonheid van het dood
gaan.
Maar die schoonheid en dat sterven zün
altüd anders. Dat is ook een onverbiddelüke
levenswet, dat niets terugkeert. Het ly’kt
soms wel zoo. De herfst is als de herfst
en de zomer als de zomer. Maar toch zün
ze anders, ieder jaar is de weelde anders
en het doodgaan anders. Het leven bevat
noch terugkeer, noch onveranderlükheid;
het is de rustelooze vstMderinK, Dat is.zijn,
rijkdom, zyn schoonheid, maar het betee-
kent ook zyn eeuwige onrust, die vermoeit
en verwart enteleurstelt. En het is, of
we ieder nieuw najaar ons dat te duidelü-
ker bewust worden.
Niet in de lente nog, wanneer de hoop
leeft en het verlangen, wanneer we reikhal
zen naar de vervulling der rüke beloften en
naar het geluk van den zomer. Niet in den
zomer ook, wanneer iedere dag nieuwe
weelde en nieuw verblyden aandraagt, wan
neer de volheid van het leven al onze krach
ten, al onze energie, en ons vertrouwen
vraagt. Maar in de stille herfstdagei
neer de boomen roerloos staan in hu
zame ontbladering en aan de verre
de zilverige nevels blauwen,
langzame, maar zekere wegstf
zomerschoon ons stil maakt en ernstig en
zonder verlangen, wanneer we als begeer-
loos nog alleen maar achter ons zien naar
de zomerdagen, die voorbü zün en de reke
ning opmaken van wat ze ons van onze
verwachtingen gebracht hebben.
Want, niet waar? ieder voorjaar op]
brengt dezelfde hoop en hetzelfde verlant
en ieder najaar dezelfdeteleurstelling.
Niet altüd misschien. Maar toch
Wat zette deze zomer niet mooi in. Het
scheen wel, of nu werkelyk een zomer zou
komen, zooals die, hier in ons land, tenmin
ste, alleen in onze verbeelding leeft. Maar
het is zoo anders geworden. Lang, tot het
laatst toe, tot voor enkele dagen nog hebben
we gewacht, of niet eindelijk weer de zo-
merschheid van September, ons iets zou
brengen van de glans en de warmte en de
gouden zonnepracht, waarnaar we lederen
winter zitten te hunkeren. Nu weten we het
en verlangen al weer naar een volgend voor
jaar en een volgenden zomer. Maar in dat
verlangen sluipt, wanneer we ouder z(jn of
ouder worden, de twüfel. We hebben het nu
al zoo vaak gezien, zoo vaak beleefd en we
weten feitelyk wel, dat ieder lenteverlangen
onbevredigd blijft. Zoo we desniettemin ver
langen blüven, is het omdat we niet anders
kunnen en niet anders willen.
Niet anders willen ook! Maar juist daar
om verliest dit verlangen het verrukkende,
het juichende van ons jeugdvcrlangen. Het
is niet heelemaal tot in zün diepsten grond
echt, er is iets gewilds in. Zoo de teleur
stellingen het nog niet gedood hebben
en dat doen ze niet makkelyk ze hebben
het toch verminkt. En al willen we het niet
altüd weten, we zün het ons toch bewust.
Dat verandert onze verhouding tegenover
het leven. Want het is niet alleen het lente
verlangen, waarvan we weten, dat het ‘on
bevredigd blijft. In het najaar is het, dat we
terugzien op het lenteverlangen en de zo
merweelde en vergelükende de rekening op
maken. En in het najaar van ons leven is
het, dat we ons zjjn lente en zyn zomer her
inneren en in stille resignatie de rekening
van dat leven opmaken, maar ook, dat we
het leven zelf leeren doorschouwen en be-
grüpen en, de onverbiddely'kheid van zijn
wetten verstaande, er ons bü neer leggen.
Dat najaar komt ook voor den een
en voor den ander later en het koi
by twee op dezelfde wüze, maar het komt
eenmaal. En wanneer we in den zomer nog,
soms huiveren op kille regendagen, zooals k
we dezen zomer zoo vaak gedaan hebben,
dan voorvoelen we al zün nadering. Dat
hoeft ons niet wanhopig of zelf» droevig
te stemmen. Ook de herfst en de herfst
vooral heeft haar zeer bizondere schoonheid.
Maar het zal ons wel nadenkend maken.
De overmoed verdween, soms zelfs de moed,
maar het vertrouwen bleef. En wanneer een
stralende zonneschün de kleurige boomen
verguldt en de hooge luchten blauwt tot
waar de zilverige kimmen wegwazen in het
onbekende, dan kan het zy’n, dat ,een nieuwe,
schoon veranderde droom nieuwe gouden
draden door ons denken en ons leven spint
en we met een anderen glimlach dan die
der lentejaren, maar met een glimlach toch,
na den blik over het voorbügegane, opnieuw
uitzien over de velden onzer toekomst.
Mr. K.
ben
lot-
lic zyn genezen,
sn sterk en zy
■i* Tonic voor ht
itudie is het my gelukt
amen te stellen voor de
eumatiek, Jicht, Spit en
Uwe ziekte behoort M
:e gevallen, zal één doos
voldoende zyn, om U al-
brengen, maar toch zal
e doos blyken, dat myue
d bevatten.
is verkrügbaar in doo-
GOUDA by’ ANTON
29, en verder by de
sten.
Jens de GLORIA
A 0.75 per doos.
gbaar volgt toezending
i postwissel plus ƒ0.20
a. A. Smith, N.Z. Voor-
i. 9071 46
Vreemde geruchten bereiken onze ooien
uit ParÜ». Het schünt, dat men er naar stre
ven wil, de vrouwen weer waardigheid te
geven en hoogdeftige chic, in plaats van de
meer gezellige sportkleeding, die nu de bo
ventoon viert. De oude tantes, die ik al meer
aanhaalde, xie tantes, die vinden, dat de te
genwoordige vrouwen zich veel te brutaal
en te kinderachtig kleeden, zullen wel ver
rukt glimlachen en denken, dat de vrouwen
zich toch eindelük weer een» verstandig en
fatsoenlük zullen gaan kleeden, zullen zich
wel zeer verheugen in deze „waarschynlü-
ke” ommekeer.
Ik zeg waarschünlyk, omdat ik er niet
veel van geloof, dat het werkelijk doorge
voerd zal worden. De reden hiervan is, «lat
slechts zeer weinig vrouwen deze statige
mode met vreugde zullen begroeten, omdat
maar zeer weinig vrouwen een statige hou
ding hebben. De meesten zyn gewoon mid
delmatig; misschien wel aardig, wel elegant
of vlug, maar statig of waardig? Gü «(jt
het stellig allen met mü een», dat dit een
groote uitzondering is.
Ik heb al meer toegegeven, dat er in de
tegenwoordige kleeding veel is, wat over
dreven is, maar is er ook niet veel in-gesel-
ligs en artistieks in de tegenwoordige klee-
ding? De rokken zü” dikwijls overdreven
kort en teekenen het figuur veel te precir-
af «Ie halzen zün veel te laag. Maar u»
men de tegenwoordige mode bescheiden en
op zün best volgt: de rokken wat wüder,
dan voorgeschreven is, de halzen wat hoo
ger, zien wy er dan niet gezellig jeugdig
uit, in de rechtdoorloopende japonnen, dl*
los de figuren omsluiten «n dlkwül» een
illusie van slankheid, mooie lünen en ele
gance geven, die in werkelükheid ont
breekt? De jonge meisjes zien er in deze
sportmodellen ongedwongen en gezellig uit,
vlug, lenig en elegant, terwül de volwassen
vrouwen er, als ze wat slank heel
jongmeisje in ly'ken. En aangezien elk altüd
verlangt, wat z(j niet heeft: de jongemeisjes
om volwassen te zijn, de volwassen vrouwen
ig meisje te zün, hebben zü in
sportmodellen beiden haar zin,
oinuai uie elkeen, behalve de te dikke en te
oude dames Jeugdig en aardig staan en de
twee leeftüden tot elkaar brengen. Immers
de jonge meisjes kunnen zich nu verbeelden
volwassen gekleed te zün, en er als dames
uit te zien terwül de volwassen vrouwen
zich kunnen verbeelden er als jong meisje
uit te zien, aangezien de rechte, jeugdige
sportkleeding beide tot op zekere hoogte
hetzelfde, beide jong en aardig maakt.
Nu wil men blükbaar weer scherp de lün
gaan trekken tusschen vrouwen en jonge
meisjes en Ik ben overtuigd, dat dit geen
succes zal hebben, «laar jonge meisje* graag
vrouwen en vrouwen graag Jonge meisjes
willen zün. En dit wordt met de statig*
kleeding onmogelük. Want de geruchten uit
Parü» vertehlen van lange rokken en slee-
pen. Ik moet erkennen, dat deze twee bena
mingen voor mü niet de minste aantrek
kingskracht hebben eigeniük een soort
nachtmerrie voor m(j oproepen. Ik wil u wel
vertellen, dat er heel wat zal moeten gebeu
ren voor ik mü is een lang gewaad met
sleep tooi. Ten eerste staat een korte rok
mü. zooals vele anderen veel vlugger en
eleganter, ik zou mü een „Baby in de lange
kleeren” voelen en misschien struikelen over
myn langen rok. Hoe zouden wü met lange
rokken hard moeten loopen, om een tram
te halen, of zelfs er In volle vaart opsprin
gen, zooals wü in deze tijden, nu wü op tüd
onzen werkdag op kantoor of elders moeten
beginnen, meer dan een» doen? De lange
rokken en statiekleeden zün goed voor sta-
tiekleeden of bals, maar niet voor het da-
gelyksch leven. Stel u de tegenwoordige
jonge meisjes voor in lange rokken, waar
zou het pittige vlugge blijven? En de jonge
vrouwen, die er als jonge meisjes uitzien,
zouden die overeenkomst in lange rokken
verliezen, doordat zy ouder en bezadigder
leken. Neen, ik ben er sterk tegen het ge
zellige, nonchalante vlugge, wat onze klee-
stadhuis te bouwen. Voorloopig is het echter
nog bü lange na niet zoo ver en nu komt
af en toe het oude denkbeeld van den bouw
op het Alexanderveld weer boven. Men zegt,
dat de tegenwoordige burgemeester er Aeel
voor gevoelt, zoodat de kans niet is uitge
sloten, dat het reeds genomen besluit wordt
ingetrokken. Misschien dat reeds spoedig
het voorstel daartoe komt. Het zal dan ech
ter de vraag zyn of er een middel is te vin
den om het Rük het terrein te ontfutselen.
Heel spoedig zal dat niet gelukken, maar de
bouw van het stadhuis heeft ook geen haast,
het is zelfs niet verkeerd als dat wat blijft
«Iepen, want in deze jaren is volgCns
het Koninklijk woord uit de troonrede
immers spaarzaamheid vereischt? De toe
stand is niet van dien aard, dat de bouw van
een nieuw stadhuis meer kan heeten dan een
luxe en gezien de hooge belastingen is het
weinig gewenscht om daaraan thans te be
ginnen. Voorloopig moet men het nieuwe
stadhuis maar blüven schwarmen. Als het
eenmaal zoover is, dat de bruin het weer
kan trekken, moet er eens over gedacht
worden of men aan een luxe-uitgave toe ia.
Misschien zal het gemeentebestuur er zóó
niet over denken
Eindelük gaat men nu eens krachtig op
treden tegen de beroovingen, die dagelük«
in zekere straten plaats hebben. De politie
blokkeert de straten en tracht ieder die er
zich in wil begeven, te bewegen van dat
voornemen af te zien. Of dat zal helpen,
moet de tüd leeren. Er zün nu eenmaal on-
verbeterJüken, die allen goeden raad in den
wind slaan en niet eer wüs worden vóór ze
aan den lüve het nadeel hebben gevoeld.
Echter blüft het de taak der overheid om
tegen de oplichters en dieven te waken al
was het alleen reeds om uitbreiding van hun
„arbeidsveld” te voorkomen. Het is onmoge
lük het „bedrijf” tegen te gaan, maar de
liescherming er tegen liet den laatsten tyd,
gezien de zeer talr(jke medodeelfngeti om
trent beroovingen, wel iets te wenschen
over.
Voor de i
gewenscht,
treedt tegen deze parasieten.
HAGENAAR.
den Haag iemand niet
en met een mystiekrwaï
veel beküks had. Het wa» een zonderling
publiek, dat was bÜeengeL,vv,
sche en Japansche gezichten, tal van dweep
zieke juffertjes en senümentecle oude da
mes. Ér zat een meisje met een japon \ol
geborduurd met lotósbloemen en we zagen
een dame reeds een traan wegpinken, toen
«Ie groote heer ging gitten. Het podium was
nainaak-Oosterfech: er waren een paar Per
zische tapijtjes neergelegd, er stond een
palm en een vaas met bloemen; in plaats
van een katheder of een fautéuil was er een
divan, waarop de profeet plaats nam.
Merkwaardiger dan deze held van het
feest was het publiek, waarvan misschien
driekwart niet» van het Engelsch begreep
dat bleef staroogen en.trek-lippen en wate
rig keek naarmate de Apr. meer galmde en
aandoenlyker deed. Het voorlezen was vrij
eentonig, zonder veel nuance van «tem, zon-
*der eenig ander gebaar dan een licht hand
beweeg, maar steeds met een langen uithaal,
vooral op de ie-klanken. En het nubliek
smulde van de weeke, zoete voordracht, van
de Oostersche deftigh<
man met zyn gryzê Kil
lotje.
Toch viel het op, dat er overigens uil den
Haag geen animo bleek. Er stonden niet
eens straatjongens voor Ijet gebouw om 'l'a-
gore uit zün auto te zien stappen. Dat is
toch wel het toppunt van gemis aan univer
seel© belangstelling. Natuurlük ontbreekt
het in den Haag met zü” mengelmoes-be-
volking niet aan allerlei secten en groepjes,
die een eigen filosofie cultiveeren en dus is
er ook een coteri*, die dezen nieuwen pro
feet adoreert, al was het heelemaal niets
nieuws wat hü verkondigde. Het decor dat
hy met zich meevoert, werkt al suggestief
genoeg en de gedachte, dat dit nu een heu-
pche echte nieuwlichter is, is aanleiding ge
noeg om te“gaan kysénentë'dweepen.
Vooral onder de jonge-dames-bevolking
vindt dit heel spoedig aanhang en navol
ging. Ze gaan naar Tagore, zooals ze naar
Mengelberg gaan, in diepe vereering, al be-
grüpen ze er niets van. De mode-factor is
daarby niet gering en dus behoeven we ons
niet ongerust te maken over de mogelyk-
heid, dat deze overdreven vereering lang
stand houdt.
Een ander belangrüker
residentie weer eens aan
n.l. de oude strydvraag
het nieuwe stadhuis zal
innert zich den strüd, die
dit onderwerp.
het bekei