No. 14439 !<»b komt I! I1* Zaterdag 9 October 1920. 59e Jaargang. I Eerste Blad. 3de en Feuilleton. handel aliteit JELLE. STERKE MAC. ITie“kX“wS“ exx vearteaa.’fcie'blsucL voor G-o*ulcLsl qtv Oxxxs'txoJcezx larkt 54. iek en Jicht mezen. Najaarsstemming. o BEHALVE ZON- EN FEESTDAGEN. 14 regels 2-D5, elke regel meer fQM. Redactie: Telef. Interc. 545. Bureau: MARKT31, GOUDA. AdministratieTelef. Interc. 8Ï. ties al» MODEPKAATJE. en i 4730 150 Zij xiji vertellei len heeft Pit nummer bestaat uit twee bladen met inbegrip van de Kindercourant. >nieuw igen i vroeger >mt nooit t een wereld reputatie ias oin zün hoofd niet een zonderling jkomen. Veel Indi- ten, tal van dweep- 1NGEZONDEN MEDEDEE1.INGEN Op de voorpagina 50 hooger voelt, zoodat de lat het reed» Misschi om weer jon» de rechte omdat die •I i luk een week. Naar het Schotsch van S. R. CROCKETT. Geauthoriseerde vertaling van I. P. WESSELINK—w. ROSSUM. (Nadruk vertxxlen.) •en, wan- lun lang- kimmen wanneer het terven van het en Gewone advertentiên en cserden prijs. Groot* letters en randen wc reputatie van de residentie is het dat de overheid krachtig op- BRIEVEN UIT DE HOFSTAD. DXXVI. Uw dienstvaardige en tevens niet geheel i al onnieuwsgierige briefschrijver is na tuurlijk ook opgegaan naar het zaaltje der Theosophische Vereeniging om Rabindra nath Tagore te zien. Het was er zooals te begrijpen valt propvol. Stel je voor dat in Dit bruikleen i gebruik *t terrein raag of feet mogeljjk f te krijgen. Daaraan 3n dus won het plan de oude stad, nadat een zijn gesloopt, een nieuw JiOHbCHE WRAVT~ VERSCHIJNT DA GEL IJ KS 7) Met een Laatst beroep op de vrees van de jongens, op de nieuwsgierigheid van de Evadoohters en op de vaderlandsliefde van beide, zond de tijdelüke monitor de school naar huis. S J EEN ROOKER? ze groote NAPOLEON, e rtier voor slechts 7 cent! erk TIP-POP 4 cent. 2832 8 derijen der gemeente, paste het hem niet zijn kracht be toonen in openbare wedstrij den. Toch, daar er niet veel ontspanning was in het landelijke district, was het nog al hard voor den erfgenaam van Fairies van den Holm,, verplicht te zijn van de ar mst een lan, Seen. En 1 Boete voordracht, leid, van den mooien imono en zwarte ka- dere zyde van den dijk de pret aan te zien. De Benty Hoogte was een akker, geko zen om de afwisselende en toch billijke toestanden die het den mededingers bood. De oppervlakte was tamelijk waterpas, maar verhief zich in het midden tot een hoogte met eetn steile helling, die het ge bruik van wegwijzers noodig maakte langs den rug, wanneer de paarden heen gingen en weer terugkeerden. De voor begon in een lichte, zandige aarde nabij den kant, van den dijk, waar de Holmbeek in het Lowranwater uitstroomde. Het keeren was moeilijker in een zachten, moerasachtagen, graad, half klei, half swart veen aan de zijde van een met riet bedekt moeras. Het was niet te verwonderen, dat Jock Fairies een langen, diepen zucht slaakte, toen hij de aangespannen paarden sag - wel twintig span; eenige namen de helling van den rug, sommigen kozen op goed ge- af de achterzijde, anderen maakten nieuwe voor, de paarden door de teu gels of scherpe kreten aanmoedigend. De spannen, die den heuvelrug namen, waren als in een wolk gehuld. Wolken re zen op van den kam van den heuvel, de plaats aangevend van hen, die voor een poos onzichtbaar waren. Maar de scherpzinnigheid van de man nen en de paarden was even groot. Geen haast, hoe ook daarvoor waren de za- lichten, neenhangenden mist, het gewicht hunner waarddgheid gevoelende. Want op den grooten pdoegwedistryd, die beurtelings gehouden werd op de hoeve van Holm, dien het dichtst bij het dorp lag, of op de Kirkandershoeve van Bouland, gepacht door den vader van Miuckle Sandy, werd van den pachter, wiens veld beploegd werd, verwacht, dat hij voorzien zou in allerhan de ververschingen. Gedeeltelijk om zijn zoon hier buiten te houden, had Fairies Senior er op aangedrongen, dat Jock als naar gewoonte naar school zou gaan. En het was zeker met den meest zelfverloo- chenenden eerbied voor het vijfde gdbod, dat Jocker na een langen strijd met zieh- zelven, er toe kwam om voor deze gelegen heid zijn vader te gehoorzamen. Om de verzoeking in den morgen te weerstaan, ging nog, maar om na twaalf uur weer naar school terug te keeren, was moeilij ker. Zijn weg naar huis leidde over den akker. Hij was er nog een kwart mijl van af, teen de wind den geur van whisky naar hem toejoeg. Jock bleef staan en snoof dien op. „Hm!” zei hü nadenkend. „Ik zou dur ven wedden, dat er vandaag vroolyik en vreemd geploegd wordt op de Benty Hoog te. Dat is het brouwsel van Lucky Green tree, zoo waarachtig als ik een zondig mensch ben. Zelfs in den hemel zou ik den reuk er van nog herkennen.” Toen Jock Fairies dichter bij den akker kwam, begon zijn hart hoorbaar te klop pen. Hü wist dat hü aelf geen onbekwaam ploeger was maar als zün vaders zoon en erfgenaam van een der grootste boer- van onuitsprekelyk lyden enezen. Sindsdien heb ik staak beschouwd, te track--* I en te wat moe- r ik Jgde Sl icht. ene- dui- Tal i ik van vele ingezonden mededelingen bü contract tot zeer geredu- k berekend near plaatsruimte. Advertentiên kunnen worden ingezonden door tAechenkomst van soliede Boekhan delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten. ABONNEMENTSPRIJS: per kwartaal ƒ2.25, per week 17 cent, met Zondagsblad per kwartaal 2.90, per week 22 cent, overal waar de bezorging per looper geschiedt Franco per poet per kwartaal 2.T5, met Zondagsblad 8.40. Abonnementen worden dagelijks aangenomen aan ons Bureau: Markt 81, GOUDA, bjj onze agenten, den boekhandel en de postkantoren. ADVERTENTIEPRIJS: Uit Gouda on omstreken (beboerende tot den bezorgkring 1—4 regels 1.30, elke regel meer ƒ0.25. Van buiten Gouda en den beaoïgkrini 1-5 regels 1.55, elke regel meer 0.30. Advertentiên ran publieke rarmakeltlkhedi 15 cent per regel. Advertentiên in het Za‘erdagnummer 20 l ijslag op den prijs afgezet voor de peraoonlüke mededinging, die in den achtermiddag beslist zou w*or- den. De volgorde van den alge meenen wed strijd was aldus: een man uit 1-owran en een uit Kirkanders werden op denaelfden tijd gepiaatet om te beginne® aan dan rechterkant van den akker. Iedere man had zün deel, dat hü binnen zekeren tyd af moest hebben. En de heer van Rusco, mat het horloge in de hand, nam den tijd op. Jock Fairies stond het gade te slaan met grooten luwt om er aan deel te nemen. De peraoonlüke wedstrijden zouden Juist be ginnen, toen het eene span na het andere van de twintig mededingers hun stuk klaar hadden, en met een krachtigen ruk aan het pioeghandvatsel en een roep togen de paar den schoof de ploeger de ploegschaar over het gevechtsterrein. Het zou echter nog eenigen tüd duren voor de juryleden hun werk geëindigd hadden. Zü moesten het aantal punten optellen en bet totaal, vol bracht door Lowran en Kirkanders beslist* het lot van den dag dat ia de „alge- meene” dag. De .bijzondere” dag, of zoo als het gewichtige genoemd werd de „Be ker voor alle mededingers”, wa* het blau we lint van het graafschap en de bekwaam ste ploegers van wijd en züd kwamen hun geluk beproeven. Eenigen van hen leenden het span van een buurman, anderen ver voegden zich bü hun vroege ren meester, van wien zü in vrede waren gescheiden en verkregen voor deze gelegenheid het ge bruik van een welbekend en beproefd span. Want het kennen van zün paarden is in vele opzichten het geluk van den ploegmr. (Wordt vervolgd.) punt is in onze de orde gebracht, over de plaats die krygen. Men her- gevoerd is voor Algemeen is het verlangen, dat het bekende Alexanderveld daarvoor zal worden bestemd. Dit prachtige terrein is in 1861 door het Gemeentebestuur in bruikleen afgestaan aan de militaire autoriteiten om als oefen terrein dienst te doen voor de manschappen uit de Alexanderkazerne. Dit b— duurt even lang als de kazerne in zal zün, m.a.w. de gemeente is het kwüt. Nu is het de vn zou zyn het weer terug heeft men getwyfeld ei het om midden in d menigte huizen HOOFDSTUK. IV. De ploegwedstrijd. De ploegwedstryd tusschen de gemeente Lowran en die van Kirkandere was een be- iangrijke jaarfüksChe instelling. Er werd met het grootste, vurigste veriaingen naar uitgeoien door beide mededingers. De jury leden wenden gekozen uit de omliggende gemeenten, meestal uit Dmllarg, Mimnibole «n Stonybyres. Bü deze gelegenheid waren twee van hen dikke pachters. Aan hen werd een edelman, die aan sport deed, toegevoegd door zijn promotie tot onder-luitenamt, waarschünlü'k zou hü de opvolger zün voor den zetel in het Parlement voor het graaf schap, wanneer de tegenwoordige (bejaar de) afgevaardigde zich terugtrok. De drie juryleden wandelden rond in den ken te ernstig. De oogen van hun geheel? •wereld waren op de mededingers gevee- tigd. Zü moesten zün omzichtig, vlug, op alles bedacht, krachtig, voorzichtig, alles tegelük deze stuurlieden aan den wal. deze onbevreesde zeevaarders van de rood dooraderde voor! Daar gingen zü! Mn werkelijk, gü zoudt medegevodd hebben met onzen flinken Perl aan de poort van het P&radtys, hadt gÜ het tooneel kunnen zien zooals Jock Fairies het zag van af de andere züde van den dijk, achter een rü tafel», waarop ha- verkoeken in reepen gesneden stonden en de zwarte flesschen met het pittige bier van Ijucky Greentree. Die man in de grü«c k'eeding en lederen slobkousen was de op zichter, de opvolger van een zekeren, slecht bekend staanden tolbeambte, Robert Bums genaamd en hü behoefde geen dienston- derzoek in te stellen om te weten, dat de gelukkige Greentree voldaan had aan de ryksbelastring voor den drank, die nu ge schonken werd. Geen smokkelaar, die eenig gevoel van eigenwaarde h:ul, of geen on wettige distilleerder zou zich verwaardigd hebben zoo iets aan te reiken. De juryleden liepen, gewichtig doende, heen en weer, de edelman was hooggedast, schraal en zwierig in het nauwsluitend vest volgens de Ixmdenfiche mode van eea jaar geleden, de twee pachters getóeed in blauw en zeegroen, verweerd, met zilveren knoopen, zoo groot als guldens op hun vest ev schitterend op de groote zakopslagen van hun jaasen. Niet het gcheele veld was ingenomen door de spannen. Een groot gedeelte was Ieder jaar, het eene vroeger, het andère wat later, maar alty'd komt na de dagen van zomerweelde het langzame versterven, het haast onmerkbaar wegzinken in den oodschen slaap van den winter. Het is de onverbiddelyke wet van het leven, die wy vroeger of later ook aan ons zelven ge waar worden. Van de eerste bloesems af gaat de vreugdige, stralende opgang naar de volle kracht en de schoonheid en het ge luk. Maar na dien blyden, verrukkenden groei komt even zeker de verkwyning, het langzame verval, de nedergang. Die kan ook schoon zün, wonder van schoonheid zelfs in de goud-blauwe herfstdagen, wanneer het zilver vervluchtigt aan de kim en een wondere, vreemde droom nog schünt te hui veren om de ontbladerende boomen. Maar deze schoonheid mist het stralende, het jui chende van den lentebloei en de volrypheid, het krachtige van de zomerweelde. Zy is broos en teer als de welkende loovers, die prachtig gekleurd, afbrokkelen bü de aanra king. Zü is als een stervende, als de vreem de ontroerende schoonheid van het dood gaan. Maar die schoonheid en dat sterven zün altüd anders. Dat is ook een onverbiddelüke levenswet, dat niets terugkeert. Het ly’kt soms wel zoo. De herfst is als de herfst en de zomer als de zomer. Maar toch zün ze anders, ieder jaar is de weelde anders en het doodgaan anders. Het leven bevat noch terugkeer, noch onveranderlükheid; het is de rustelooze vstMderinK, Dat is.zijn, rijkdom, zyn schoonheid, maar het betee- kent ook zyn eeuwige onrust, die vermoeit en verwart enteleurstelt. En het is, of we ieder nieuw najaar ons dat te duidelü- ker bewust worden. Niet in de lente nog, wanneer de hoop leeft en het verlangen, wanneer we reikhal zen naar de vervulling der rüke beloften en naar het geluk van den zomer. Niet in den zomer ook, wanneer iedere dag nieuwe weelde en nieuw verblyden aandraagt, wan neer de volheid van het leven al onze krach ten, al onze energie, en ons vertrouwen vraagt. Maar in de stille herfstdagei neer de boomen roerloos staan in hu zame ontbladering en aan de verre de zilverige nevels blauwen, langzame, maar zekere wegstf zomerschoon ons stil maakt en ernstig en zonder verlangen, wanneer we als begeer- loos nog alleen maar achter ons zien naar de zomerdagen, die voorbü zün en de reke ning opmaken van wat ze ons van onze verwachtingen gebracht hebben. Want, niet waar? ieder voorjaar op] brengt dezelfde hoop en hetzelfde verlant en ieder najaar dezelfdeteleurstelling. Niet altüd misschien. Maar toch Wat zette deze zomer niet mooi in. Het scheen wel, of nu werkelyk een zomer zou komen, zooals die, hier in ons land, tenmin ste, alleen in onze verbeelding leeft. Maar het is zoo anders geworden. Lang, tot het laatst toe, tot voor enkele dagen nog hebben we gewacht, of niet eindelijk weer de zo- merschheid van September, ons iets zou brengen van de glans en de warmte en de gouden zonnepracht, waarnaar we lederen winter zitten te hunkeren. Nu weten we het en verlangen al weer naar een volgend voor jaar en een volgenden zomer. Maar in dat verlangen sluipt, wanneer we ouder z(jn of ouder worden, de twüfel. We hebben het nu al zoo vaak gezien, zoo vaak beleefd en we weten feitelyk wel, dat ieder lenteverlangen onbevredigd blijft. Zoo we desniettemin ver langen blüven, is het omdat we niet anders kunnen en niet anders willen. Niet anders willen ook! Maar juist daar om verliest dit verlangen het verrukkende, het juichende van ons jeugdvcrlangen. Het is niet heelemaal tot in zün diepsten grond echt, er is iets gewilds in. Zoo de teleur stellingen het nog niet gedood hebben en dat doen ze niet makkelyk ze hebben het toch verminkt. En al willen we het niet altüd weten, we zün het ons toch bewust. Dat verandert onze verhouding tegenover het leven. Want het is niet alleen het lente verlangen, waarvan we weten, dat het ‘on bevredigd blijft. In het najaar is het, dat we terugzien op het lenteverlangen en de zo merweelde en vergelükende de rekening op maken. En in het najaar van ons leven is het, dat we ons zjjn lente en zyn zomer her inneren en in stille resignatie de rekening van dat leven opmaken, maar ook, dat we het leven zelf leeren doorschouwen en be- grüpen en, de onverbiddely'kheid van zijn wetten verstaande, er ons bü neer leggen. Dat najaar komt ook voor den een en voor den ander later en het koi by twee op dezelfde wüze, maar het komt eenmaal. En wanneer we in den zomer nog, soms huiveren op kille regendagen, zooals k we dezen zomer zoo vaak gedaan hebben, dan voorvoelen we al zün nadering. Dat hoeft ons niet wanhopig of zelf» droevig te stemmen. Ook de herfst en de herfst vooral heeft haar zeer bizondere schoonheid. Maar het zal ons wel nadenkend maken. De overmoed verdween, soms zelfs de moed, maar het vertrouwen bleef. En wanneer een stralende zonneschün de kleurige boomen verguldt en de hooge luchten blauwt tot waar de zilverige kimmen wegwazen in het onbekende, dan kan het zy’n, dat ,een nieuwe, schoon veranderde droom nieuwe gouden draden door ons denken en ons leven spint en we met een anderen glimlach dan die der lentejaren, maar met een glimlach toch, na den blik over het voorbügegane, opnieuw uitzien over de velden onzer toekomst. Mr. K. ben lot- lic zyn genezen, sn sterk en zy ■i* Tonic voor ht itudie is het my gelukt amen te stellen voor de eumatiek, Jicht, Spit en Uwe ziekte behoort M :e gevallen, zal één doos voldoende zyn, om U al- brengen, maar toch zal e doos blyken, dat myue d bevatten. is verkrügbaar in doo- GOUDA by’ ANTON 29, en verder by de sten. Jens de GLORIA A 0.75 per doos. gbaar volgt toezending i postwissel plus ƒ0.20 a. A. Smith, N.Z. Voor- i. 9071 46 Vreemde geruchten bereiken onze ooien uit ParÜ». Het schünt, dat men er naar stre ven wil, de vrouwen weer waardigheid te geven en hoogdeftige chic, in plaats van de meer gezellige sportkleeding, die nu de bo ventoon viert. De oude tantes, die ik al meer aanhaalde, xie tantes, die vinden, dat de te genwoordige vrouwen zich veel te brutaal en te kinderachtig kleeden, zullen wel ver rukt glimlachen en denken, dat de vrouwen zich toch eindelük weer een» verstandig en fatsoenlük zullen gaan kleeden, zullen zich wel zeer verheugen in deze „waarschynlü- ke” ommekeer. Ik zeg waarschünlyk, omdat ik er niet veel van geloof, dat het werkelijk doorge voerd zal worden. De reden hiervan is, «lat slechts zeer weinig vrouwen deze statige mode met vreugde zullen begroeten, omdat maar zeer weinig vrouwen een statige hou ding hebben. De meesten zyn gewoon mid delmatig; misschien wel aardig, wel elegant of vlug, maar statig of waardig? Gü «(jt het stellig allen met mü een», dat dit een groote uitzondering is. Ik heb al meer toegegeven, dat er in de tegenwoordige kleeding veel is, wat over dreven is, maar is er ook niet veel in-gesel- ligs en artistieks in de tegenwoordige klee- ding? De rokken zü” dikwijls overdreven kort en teekenen het figuur veel te precir- af «Ie halzen zün veel te laag. Maar u» men de tegenwoordige mode bescheiden en op zün best volgt: de rokken wat wüder, dan voorgeschreven is, de halzen wat hoo ger, zien wy er dan niet gezellig jeugdig uit, in de rechtdoorloopende japonnen, dl* los de figuren omsluiten «n dlkwül» een illusie van slankheid, mooie lünen en ele gance geven, die in werkelükheid ont breekt? De jonge meisjes zien er in deze sportmodellen ongedwongen en gezellig uit, vlug, lenig en elegant, terwül de volwassen vrouwen er, als ze wat slank heel jongmeisje in ly'ken. En aangezien elk altüd verlangt, wat z(j niet heeft: de jongemeisjes om volwassen te zijn, de volwassen vrouwen ig meisje te zün, hebben zü in sportmodellen beiden haar zin, oinuai uie elkeen, behalve de te dikke en te oude dames Jeugdig en aardig staan en de twee leeftüden tot elkaar brengen. Immers de jonge meisjes kunnen zich nu verbeelden volwassen gekleed te zün, en er als dames uit te zien terwül de volwassen vrouwen zich kunnen verbeelden er als jong meisje uit te zien, aangezien de rechte, jeugdige sportkleeding beide tot op zekere hoogte hetzelfde, beide jong en aardig maakt. Nu wil men blükbaar weer scherp de lün gaan trekken tusschen vrouwen en jonge meisjes en Ik ben overtuigd, dat dit geen succes zal hebben, «laar jonge meisje* graag vrouwen en vrouwen graag Jonge meisjes willen zün. En dit wordt met de statig* kleeding onmogelük. Want de geruchten uit Parü» vertehlen van lange rokken en slee- pen. Ik moet erkennen, dat deze twee bena mingen voor mü niet de minste aantrek kingskracht hebben eigeniük een soort nachtmerrie voor m(j oproepen. Ik wil u wel vertellen, dat er heel wat zal moeten gebeu ren voor ik mü is een lang gewaad met sleep tooi. Ten eerste staat een korte rok mü. zooals vele anderen veel vlugger en eleganter, ik zou mü een „Baby in de lange kleeren” voelen en misschien struikelen over myn langen rok. Hoe zouden wü met lange rokken hard moeten loopen, om een tram te halen, of zelfs er In volle vaart opsprin gen, zooals wü in deze tijden, nu wü op tüd onzen werkdag op kantoor of elders moeten beginnen, meer dan een» doen? De lange rokken en statiekleeden zün goed voor sta- tiekleeden of bals, maar niet voor het da- gelyksch leven. Stel u de tegenwoordige jonge meisjes voor in lange rokken, waar zou het pittige vlugge blijven? En de jonge vrouwen, die er als jonge meisjes uitzien, zouden die overeenkomst in lange rokken verliezen, doordat zy ouder en bezadigder leken. Neen, ik ben er sterk tegen het ge zellige, nonchalante vlugge, wat onze klee- stadhuis te bouwen. Voorloopig is het echter nog bü lange na niet zoo ver en nu komt af en toe het oude denkbeeld van den bouw op het Alexanderveld weer boven. Men zegt, dat de tegenwoordige burgemeester er Aeel voor gevoelt, zoodat de kans niet is uitge sloten, dat het reeds genomen besluit wordt ingetrokken. Misschien dat reeds spoedig het voorstel daartoe komt. Het zal dan ech ter de vraag zyn of er een middel is te vin den om het Rük het terrein te ontfutselen. Heel spoedig zal dat niet gelukken, maar de bouw van het stadhuis heeft ook geen haast, het is zelfs niet verkeerd als dat wat blijft «Iepen, want in deze jaren is volgCns het Koninklijk woord uit de troonrede immers spaarzaamheid vereischt? De toe stand is niet van dien aard, dat de bouw van een nieuw stadhuis meer kan heeten dan een luxe en gezien de hooge belastingen is het weinig gewenscht om daaraan thans te be ginnen. Voorloopig moet men het nieuwe stadhuis maar blüven schwarmen. Als het eenmaal zoover is, dat de bruin het weer kan trekken, moet er eens over gedacht worden of men aan een luxe-uitgave toe ia. Misschien zal het gemeentebestuur er zóó niet over denken Eindelük gaat men nu eens krachtig op treden tegen de beroovingen, die dagelük« in zekere straten plaats hebben. De politie blokkeert de straten en tracht ieder die er zich in wil begeven, te bewegen van dat voornemen af te zien. Of dat zal helpen, moet de tüd leeren. Er zün nu eenmaal on- verbeterJüken, die allen goeden raad in den wind slaan en niet eer wüs worden vóór ze aan den lüve het nadeel hebben gevoeld. Echter blüft het de taak der overheid om tegen de oplichters en dieven te waken al was het alleen reeds om uitbreiding van hun „arbeidsveld” te voorkomen. Het is onmoge lük het „bedrijf” tegen te gaan, maar de liescherming er tegen liet den laatsten tyd, gezien de zeer talr(jke medodeelfngeti om trent beroovingen, wel iets te wenschen over. Voor de i gewenscht, treedt tegen deze parasieten. HAGENAAR. den Haag iemand niet en met een mystiekrwaï veel beküks had. Het wa» een zonderling publiek, dat was bÜeengeL,vv, sche en Japansche gezichten, tal van dweep zieke juffertjes en senümentecle oude da mes. Ér zat een meisje met een japon \ol geborduurd met lotósbloemen en we zagen een dame reeds een traan wegpinken, toen «Ie groote heer ging gitten. Het podium was nainaak-Oosterfech: er waren een paar Per zische tapijtjes neergelegd, er stond een palm en een vaas met bloemen; in plaats van een katheder of een fautéuil was er een divan, waarop de profeet plaats nam. Merkwaardiger dan deze held van het feest was het publiek, waarvan misschien driekwart niet» van het Engelsch begreep dat bleef staroogen en.trek-lippen en wate rig keek naarmate de Apr. meer galmde en aandoenlyker deed. Het voorlezen was vrij eentonig, zonder veel nuance van «tem, zon- *der eenig ander gebaar dan een licht hand beweeg, maar steeds met een langen uithaal, vooral op de ie-klanken. En het nubliek smulde van de weeke, zoete voordracht, van de Oostersche deftigh< man met zyn gryzê Kil lotje. Toch viel het op, dat er overigens uil den Haag geen animo bleek. Er stonden niet eens straatjongens voor Ijet gebouw om 'l'a- gore uit zün auto te zien stappen. Dat is toch wel het toppunt van gemis aan univer seel© belangstelling. Natuurlük ontbreekt het in den Haag met zü” mengelmoes-be- volking niet aan allerlei secten en groepjes, die een eigen filosofie cultiveeren en dus is er ook een coteri*, die dezen nieuwen pro feet adoreert, al was het heelemaal niets nieuws wat hü verkondigde. Het decor dat hy met zich meevoert, werkt al suggestief genoeg en de gedachte, dat dit nu een heu- pche echte nieuwlichter is, is aanleiding ge noeg om te“gaan kysénentë'dweepen. Vooral onder de jonge-dames-bevolking vindt dit heel spoedig aanhang en navol ging. Ze gaan naar Tagore, zooals ze naar Mengelberg gaan, in diepe vereering, al be- grüpen ze er niets van. De mode-factor is daarby niet gering en dus behoeven we ons niet ongerust te maken over de mogelyk- heid, dat deze overdreven vereering lang stand houdt. Een ander belangrüker residentie weer eens aan n.l. de oude strydvraag het nieuwe stadhuis zal innert zich den strüd, die dit onderwerp. het bekei

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1920 | | pagina 1