oeden
Blad.
I
i
J
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR GOUDA EN OMSTREKEN
85*Jaargang
Dit blad verschijnt dagelijks behalve op Zon- en Feestdagen
EERSTE BLAD.
I
dal 37-39
FEUILLETON.
ihandel
Telef. 716
3—7 Maart ax
'i
1>E MAANSTEEN
Zaterdag 27 Februari I82B
fiOIIISLH E COURANT.
BERGAMBACHT, BERKENWOUDE, BODEGRAVEN, BOSKOOP, GOUDERAK, HAASTRECHT, MOORDRECHT, MOERCAPCT.T.E,
NIEUWERKERK, OUDERKERK, OUDEWATER, REEUWUK, SCHOONHOVEN, STOLWIJK, WADDINXVEEN, ZEVENHUIZEN, enz.
brieven üit fis Hofstad.
Doaw.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
t
pandjeshuis te lossen en aan dé voor-
(Wordt vervolsd).
d» postkantoren.
- Administratie TeL lat. 82;
ADVEKTENTIEPRUMs Uit Gouda en
1—6 regale ƒ130, elke regel meer ƒ0.
wa-
een
ie
der
die
dal
Kan
TB!
4M«
Zuid-Afrikaansch.
Vrijheid, vrijheid, dierbaar ding,
Waar elke mensch na smag
Van jou sal ik gedurig sing
Jij ia ’n volk se krag.
Jan, wat fèrsii» maak.
In de „Vrijheid.”
Spannen I romantisch verhaal
van
WILKIE COLLINS.
Ou i»»«n m mm (Mr*MaH|kh«iO.
■Er is een tijd geweest en hij ligt n°£
niet zoo heel lang achter ons en zijn gevol
gen werken nog overal na dat we meen
den, dat feitenkennis het noodzakelijkst
was voor ieder mensch om in het leven te
slagen en men kinderen geen betere baga
ge op den levensweg kon meegeven dan de
grootst mogelijke exacte-kennis op aller
hande gebied. De spreuk „kennis is macht”
legden we zoo uit, als zou iemarid des te
meer bereiken, naarmate hjj meer feitelijks
wist. En we vergaten, dat het ten slotte df
persoonlijkheid is, di® beslist en dat, zoo
kennis macht is, dit alleen kan beteekenen,
dat het vermeerderen van onze kennis on
zen gezichtkring uitbreid^ en onze persoon
lijkheid tot beter en volkomener ontwikke
ling brengen kan, dat het dus niet de ken
nis zelf is, die onze macht, onzen invloed,
onze kansen om in het leven te slagen, uit
breiden, ‘maar de uitwerking die het ver
overen van deze kennis en niet het minst
ook de inspanning, die dat veroveren kost,
op onze persoonlijkheid heeft geoefend. Nu
we ons aan die dwaling hebben ontworsteld
en weer begrijpen, dat het ten slotte altijd
de persoonlijkheid blijft, die beslist, zien
we ook in, dat er heel wat waande voller din
gen nog zijn dan kennis en dat de exacte
kennis, die we zoo vaak - voor den onder
grond van onze beschaving hielden, van
veel geringer beteekenis is zoowel in het
praktische leven als voor ons geestelijk le
ven en daarmee voor ons geluk, dan het
begrip, van het inzicht in de dingen en dan
de natuurlijke aanleg dus ook, die begrip
en inzicht bepalen. Op onze onderwijsmetho
des heeft dit al een merkbaren invloed ge
oefend. Wanneer het bij geschiedenisonder
wijs niet meer te doen is om de kennis van
gebeurtenissen en jaartallen, maar om het
inzicht m de beteekenis der gebeurtenissen,
in het zien, en begrijpen van den ontwikke
lingsgang der mensehheid’, omdat alleen
dat begrijpen ons algemeen inzicht ver
ruimt en onze persoonlijkheid helpt vor
men, dan is het natuurlijk, dat de wijze,
waarop geschiedenis onderwezen wordt,
daardoor een aanmerkelijke verandering
moet ondergaan. We zullen nu allereerst
trachten onze kinderen te doen begrijpen,
hun inzicht te verruimen; hun oordeel te
scherpen; hun belangstelling in al het men-
scheljjke te vermeerderen. 'Daardoor zullen
we hun persoonlijkheid als ’t ware op bree
der basis plaatsenhun kennis in breederen
zin uitbreiden; maar ook eigenschappen
lerecige, t ien men reeds al te lang in
de familie geduid heeft. Ik ging op
een bank zitten en daar ik altijd epni-
go traktaatjes in mijn tasohje heb,
zocht ik er een uit, dat toepasselijk
was op de persoon, d'ie de deur bad
geoi^end. Het handelde over het op
zichtige in de feeding en was geti
teld „Een woorde met u over de
linten op uw hoed.'
„Mevrouiw dankt u zeer en vraagt,
of gij morgen om twee uur wilt so
me:! lunchen.
Ik Lette niet op de onbeschaamde
manier waarop zij deze boodschap
overbracht. Ik dankte haar en vroeg
op mijn vriendelijkst mogelijken toon:
.Wilt gij mij het genoegen doen, dit
boekje aan. te nemen Zij keek naar,
tiet opschrift.
,,Is het geschreven door een vrouw
of door een man, jufirouw In het
eerste geval wil ik het liever niet le
zenin het tweede zal ik zoo vrij
zijn hem te doen opmerken, dat hij
niets van mijn onderwerp afweet.
Zij gaf mij het traktaatje terug en
opende de deur. Ik wachtte, tot deze
weer dicht ging en stopte het boekje
in dte brievenbus Dien avond was er
vergadering van het Moeders-Klein-
Kiiijdierr-jRle'ere'ix-Gienootedhap. ‘Dpze ver-
‘lieing heeft gelijk alle ernstige
menschen weten ten doel, de klee-
ren van gewetenlooze vaders uit het
mange bezitters ie beleden, ze weder
om tot hetzeliue snoode gebruia aan
te Wenden, door ze ©ogenblikkelijk .e
verknippen loi een maat, welke voor
hun onschuldige zoontjes past. Ik was
toen ter tijde lid van ’t hoofdbestuur
en maak er hier melding van, omdat
mijn beste vriend, mijnheer Ablewhi-
te, ons met raai en daad bijstond in
onzen arbeid. Ik had' gedacht hem
dien avond te ontmoeten en hem me
de te deel en, dat tante Verinder te
Londen was aangekomen. Tot mijne
teleurstelling verscheen hij niet. Toen
ik iets van mijn verwondering tiet
blijken aan mijn zusterleden van het
hoofdbestuur, keken allen te gelijk op
van het kleedingstuk waarmede zij
bezig waren, en vroegen' met verba
zing, of ik het nieuws niet gehoord
had. Ik wist van niets en daarom ver
telde men mij de gebeurtenis, welke,
om zoo te zeggen, he< uitgangspunt is
van dit verhaal. Den vorigen Vrijdag
waren twee heeren, van zeer uiteen-
loopende positie in de maatschappe
lijk o kringen, het slachtoffer geweest
van een aanslag, waarvan geheel Lon
den gewaagde. De een was mijnheer
Septimius Luker van Lambeth, de an
dere mijnheer Godfrey Ablewhite. Up
den morgen van genoemden dag had
de heer Ablewhite een chèque ter be
taling aangeboden in een bankiershuis
in Lombard' streef. Naar de deur te
ruggaande, ontmoette hij een heer,
Wij leeren spreken in het begin van ons
leven, maar eerst in den loop van ons
leven leeren we zwijgen.
AÜONNElttNTSPBUBi ptr kwartaal ƒ126. par waak 17 aan, mat Zondagsblad
par kwartaal fZM, par waak 22 cant, ovaral waar da bazorgmg par loopar gaaehiadt
kraneo per poet per kwartaal 8.11, mat Zoadagaklad f 8.80.
Abaaaameiitaa worden dagolU^a aangenomen aan one Bureau: MAHKT 11. GOUDA
by onze agenten en loopers, den boekhandel ea d-
Ouo bureaux >t)n degelijke gaopawd ,u P-d uur.
Redactie, Tel. 88.
(babooraado tet den buorgkriagj:
Van buiten Gouda en den bezorgkriag:
1—6 regels 1 56, elke regel meer 0.80. Advertentita la het Zatewtagmunmer 20
Inslag op den prijs. LJefditoigheids-advertentiCn do helft van den pry*.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN: 1—4 regels ƒ2.06, elke regel moer ƒ0.60. O»
de voorpagina 50 hooger.
Gewone advertentita en ingeconden mededoeliagen by contract tot Mor gereduceor
den prijs. Groots lottere on randen worded berekend naar plaatsruimte.
Advertentita kunnen worden ingezonden door tuaschenkomst van eoliodo Boekhan
delaren, Advertentiebureau! en onze Agenten en moeten daags vóór do plaatsing
aan het Bureau zijn ingekoman, teneinde Van opname verzekerd te zijn.
r levensomstandigheden en levens-
nissen, waarop onze persoonlijk-
ch direct, noch indirect invloed
Men kan ieders individueele leven
den uiterlyken vorm noemen, waarin zyn
persoonlijkheid staat uitgedrukt. Maar er
zijn omstandigheden, die eiken natuurlijken
uitgroei der persoonlijkheid belemmeren en
gebeurtenissen, die ons streven en werken
overmachtig in den weg treden. De inwer
king dier omstandigheden en gebeurtenis
sen kan dus de uitkomst van iemand1’s wer
ken .en streven, de uitdrukking van zijn
persoonlijkheid, die het leven is, ernstig
misvormen. En willen we ui^ iemand’s le
ven, zooals dat geworden is, tot iemands
persoonlijkheid besluiten, dan dienen we
allereerst de omstandigheden te kennen,
waaronder hij geleefd heeft en het levens-
uie neiu volkomen vreemni was en toe
vallig tegelijk met hem het huis ve»
det.
Bij den uitgang ontstond een vriend-
schappelijke strijd, wie van hen voor
zioLi gaan. De vreemde hield aan, dat
nuijn^eier Gcd.|rey d4)e eer topKwani.
Deze sprak eenige beleefde woorden
tol hem, waarna zij bogen en afscheid
namen m de straat. Mijnheer Able-
w’jiiie vond bij zijn iinuasktymst een
artaelijk gekleedien, bleeken knaap op
hom wachten, die hem een brief over
handigde, alleen te kennen gevende,
da|t hem die door een oude dame was
toévertrouwd. Zoo iets kwam wel meer
voor, daar mijn hooggeschatte vriend
in zijn hoedanigheid van lid van ver
scheidene lieidJadiige genootschappen
telkens allerlei aanvragen ontving. Hij
liet den joaigen gaan en maakte den
brief open. Het schrift was hem ge
heel en al onbekend. Er stond in, dat
men hem binnen een uur verwachtte
in een huis in Northumberland Street,
strand, waar hij nooit te voren ge
weest was.
Gewone menschen zouden misschien
geaarzeld hebben, aan een dergelijke
oproeping gehoor te geven. De ware
held echter verzuimt geen enkele^ge-
legenheid om goed' te doen. Mijnheer
Godfrey ging dadelijk op weg naar
het huis in Northumberland Street.
kweeken, die ze in het leven noodig hebben
en die hen tegen den levensstrijd het best
bestand maken.
Om de vorming van hun persoonlijkheid
zal het dus gaan. Het wordt niet alleen nier
vermeerdering van exacte kennis, maar
ontwikkeling en verscherping van het inf
lect; maar meer nog ontwikkeling, vorming
van de geheele persoonlijkheid.
Maar het is duidelijk, dat die vorming
maar tot zekere hoogte mogelijk is. We
kunnen haar ontwikkelen in de richting
van haar oorspronkelijke wezen, het oor
spronkelijk aanwezige versterken, uitbrei
den, zelfs een enkele maal er iets in ont
wikkelen ,dat nauwelijks aanwezig leek,
maar toch wel in klem aanwezig wezen
moest, maar haar nooit omvormen tot iets
tegengestelds, zelfs niet tot iets van adde
ren aard of van beslist hooger plan. En
wanneer we dus hebben ingezien, dat het
persoonlijke het 'beslissende is, dat niet dè
kennis, zelfs niet de inbloed der verwelkte
kennis, maar de persoonlijkheid onze kan
sen voor geluk en welslagen in het leven,
ons leven bepaalt, dan begrijpen we ook,
dat het onderwijs en de vorming, die aan
de persoonlijkheid maar betrekkelijk wei
nig kunnen veranderen, heel wat geringer
beteekenis hebben, dan we vaak geneigd
zijn er aan toe te kennen en dat het te*
slotte de natuurlijke aanleg, de natuurlijke
eigenschappen zijn, die iemand’s leven be
palen. Natuurlijk dient hierbij stilzwijgend
de invloed der omstandigheden als erkend
voorondersteld te worden. Wanneer we zeg*
gen, dat de natuurlijke eigenschappen,' dé
persoonlijkheid, waarmee iemand geboren
wordt en die zich tijdens zijn eerste levens
jaren verder ontwikkelt, het beslissende
element in het leven is, dan moet daar bij
verstaan worden: voorzoover'dat leven van
eigen individueeie daden en eigen levens
houding afhangt, af gezien dus van den in
vloed <1
gebeurt
heid n
oefent.
hierin gelegen, dat de Minister lievér
wenscht dat zoo’n hoofd van een bedrijf
wegkruipt achter den Minister als hij dé
den moet verrichten die hy als directeur-
generaal afkeurt dan dat hy zich openlik
tegen den Minister stelt en diens wil uit
voert tegen zyn eigen zin. Dit nu is het ty
pische laffe dat zoo menigeen in de hou
ding van ambtenaren pleegt te hinderen,
dat zij niet voor hun daden staan maar zich
verschuilen achter één'der vele nood-scher-
men de hierarchische verhouding altyd kan
opstellen.
Het antwbord van den Minister heeft on
getwijfeld een ongunstigen indruk gemaakt
en de opvatting versterkt dat voor het
©ogenblik andere heeren uit wandelen moe
ten worden gezonden dan de heer Dammer,
die dit blykt uit het ministerieel ant
woord veel meer rugigegraat dan macht
had. Thans kan het tournooi over dit gan-
sche geval geopend worden want één der
kampridders is in de arena verschenen. We
voorzien dat deze te veel op zyn papieren
harnas vertrouwt en dat hij het tegen een
gepantserden vuist van een goed-geschooF
den spreker yiet lang uithoudt. Misschien
ligt vóór het zóóver komt de heldhaftige
minister al in het zand.
Een typisch staaltje van bureaucratisch
doe-maar-raak hebben wij ondervonden. Ie
dere vereeniging komt wel eens in contact
met het gemeentebestuur. Tot nu toe werd
daarby de gewoonte gevolgd die ieder nor
maal mensch pleegt te volgen n.1. dat hij
voorzitter èn secretaris erkent als de ver
tegenwoordigers van een vereeniging. In de
statuten van vereenigingen pfeegt die er
kenning telfs niet opgenoinen te woirden,
Plotseling echter heeft het Provinciaal Be
stuur van Zuid-Holland iets nieuws bedacht
en het heeft aan de gemeentebesturen voor
geschreven dat zy de statuten van veree
nigingen waarmede het zaken doet moet
nazien.' Staat daarin geen bepaling wie de
vertegenwoordigers zyn der vereeniging en
tot teekenen bevoegd verklaard dan moeten
alle bestuursleden hun handteekening plaat
sen als dit noodig is.
Zoo geviel het dan dat wij, lid zijnde van
een bestuur dat een contractje had te 'slui
ten voor huur van een gemeentelijk zaaltje
opgeroepen werdén om op een bepaalden
dag tusschen 10 en 2 uur ten kantore van
den gemeente-ontvanger te verschijnen.
Natuurlijk kwam er van een dergelijke hul
digende stoete van zeven bestuursleden
niets terecht. Het gróótste deel was ver
hinderd. Wie eenige kennis heeft van ver-
eenigingsleven weet dat het tot de onmo
gelijkheden behoort een bestuursvergade
ring zelfs in de vrye avonduren te beleg
gen waarop alle leden aanwezig zyn. Hoe
veel minder kans dus dat zij alle midden op
den dag zullen komen.
Wie bij het Provinciaal Bestuur deze be
paling heeft uitgedacht mag stellig wel
eens een maandje uit wandelen worden ge-
neojeriigheki ae zegepraal behaalde op,
zandige hoogmoed en ik genoeg zeh-
verloochening kon verzamelen om ie
chèquo aan te nemen.
Zonder mijn dagboea twijfel ik er
aan, of ik (laat ik het in de platste
termen noemen) mijn geild wel eerlijk
■zou kunnen hebben verdienen. Met
haar dagboek is de arme dagloonster
haar huur waard. Niets is mij ont
gaan in den tijd, dien ik bij tante
Verinder heb doorgebiracht. Alles is
dag voor dag opgerteeikend en alles
zal tot in de kleinste bijzonderheden
worden verhaald. Ik begin dan met
te zeggen, dat ik op zekeren Maan
dag, 3 Juli, 1848, het huis van tante
Verinder in Montagu Spuare voorbij
kwam. Ziende', dat de gordijnen
ren opgetrokken, adhtte ik het
plicht van beleefdheid, even aan
kloppen en paar de gewondheid
familie te vragen. De persoon,
mij ae opende, zeide mij,
mijn tante en haar dochter (ik
haar ónmogelijk mijn nicht noemen)
een weeic geleden van buiten waren
gekomen en plan hadden om vooreerst
te Londen te blijven. Ik zond een
boodschap, dat Ik niet wenschte te
storen doch alleen maar verooohj ie
mogen weten, of ik ook van dienst
kon zijn. Het meisje beiwaarde een
onbeleefd stilzwijgen en liet mij in de
gang staan. Zij is de dochter van een
neidenschi oud man, een zekeren Bet-
Gelyk wij Jp.» qjtzen vorigen. brief voor-
spehien, is het JatriMÏiiuont v*n Water
staat, nadat de eerste-stormvlaag- over de
crisis aan het Hoofdbestuur der P. T. T. is
geluwd, van zy'n standpunt van „nikszeg-
gen” afgestapt om in een serie diplomatie
ke zinnen een overzicht te geven van het
geen er eigenlijk aan het handje is. Men
rekent by die diplomatiek ajtijd buiten den
waard, wjjl natuurlijk verschillende ter za
ke kundigen graag- bereid zijn de zwakke
plekken in het verhaal aan te wijzen. Dui-
(|elijk blijkt nu dat de minister de baas wil
de zijn en dat de directeur-generaal zich
naar zyn wenschen had te voegen. Dan rijst
echter aanstonds de vraag: van wie kreeg
de minister dan zijn wijsheid en zijn advie
zen als hij een eigen meening plaatst tegen
over die van den hoogsten leider van het be
drijf? En het antwoord daarop wijst het
kwade systeem aan n.l. dat de Minister ach
ter den rug van de D.G. om conferenties
houdt met lager geplaatste ambtenaren.
Daarmede is het gansche systeem ver
oordeeld en is tevens voor de zooveelste
maal bewezen «lat de Staat niet by machte
is een bedrijf te beheeren. Hetgeen wij de
vorige maal reeds hebben betoogd.
Het tweede ergerlijke punt in de uitéén
zetting die de Minister geeft in antwoord
op de vragen van het Kamerlid Boon is
gebeuren, dat geheel onafhankelijk van
eigen wil en eigen werken op dat leven
heeft ingewèrkt. Maar dat behoeft ons im
mers niet te verhinderen tot de algemeene
conclusie te komen, dat het de persoonlijk
heid is, die, in verband (Jan met de omstan
digheden, ieders leven bepaalt en dat deze
persoonlijkheid slechts Vpor een gering deel
door opvoeding en levenbepaald wordt, dat
het dus de natuurlijke aanleg is, die, afge
zien van den invloed der omstandigheden,
zich in ons leven uitdru^rt.
Er ligt ongetwijfeld iéts ontmoedigende
in deze gedachte. Wantfwat we kunnen be
reiken, blijkt door onzeji aanleg al van te
voren binnen zekere grenzen bepaald. Maar
het is toch ook een bemoedigende, een ster
kende, een prikkelende gedachte, dat we,
wat we zelf zijn, in he^ leven tot uitdruk
king kunnen brenge^f/mits we binnen de
natuurlijke grenzen, aan owze persoonlijk
heid gesteld, onze kansen tot het uiterste
uitbuiten. Het is niet °hze opvoeding, ons
onderwijs, onze omgeving, het zÖn °°k n’et
de omstandigheden, het zijn wij zelven, die
ons leven maken. Het ipateriaal is in onze
handen gelegd. En we Mannen niets maken,
waarvoor dat materiaal niet deugt. Maar
of we van dat materiaal iets moois of iets
leelyks maken, dat ligftoch aan ons.
Mr. K.
Mijn rijke bloedverwant schrijft mij,
zonder zelfs een poging te doen om
te verbloemen, dat hij iets van nnj
verlangt. Het is hem in het hoofdl ge
komen, dat betreurenswaardig schan
daal van den Maansteen weder op te
rakelen. En ik moet hem helpen met
liet verhaal te schrijven van hetgeen
ik zelf heb bijgewoond gedurende mijn
verblijf ten huize^-van tante Verinder
[o Londien. Een geldelijke beloomng
wordt mij aangeboden, met een ge
brek aan kieschheid, zeer gewoon bij
do rijken. Ik moet wonden openrijten
welke de tijd nog nauwelijks gesloten
heeft ik moet de pijnlijköte herinne
ringen wakker roeipen en daarna moet
hinj aelf aan een nieuwe verhede-
riUg OnderwerPen in den vorm van
chèque van mijnheer Blake. Mijn
I jarh'kter is zwak. Het heeft mij een
l harden strijd gekost, voor christelijke
stuürd want het is nogal heel schimmelig
in zijn brein.
Gelukkig was de gemeente-ontvanger zoo
verstandig het betalingsjnandaat te laten
circuleeren by de bestuursleden zoodat na
veel portkosten en veel tijd telkens
moest het verhaal van dien domrnen pro
vinciale meneer worden herhaald de
handteekeningen er zijn gekomen.
In overweging weid gegeven een bepaling
in de Statuten opiWe nemen die aan wijst
wie de erkende vertegenwoordiger is. Een
statutenwijziging waarop Koninklijke goed
keuring noodig is, eischt al wee,r 25 gld.
zegelgeld. Het lijkt ons dus eenvoudiger
den vader van dit provinciaal besluit uit
wandelen te zenden dan tal van vereenigin
gen weer op kosten te jagen.
In den Haag zal ook weer eens de politie
worden georganiseerd. Om die reorganisa
tie aanlokkelijk te maken gaat ze gepaard
met een bezuiniging van twee ton 's jaars.
Dijt doet ons tamelijk twijfelmoedig tegen
over een diergelijk voorstel staan. De ge
meente breidt zich geregeld uit; hoewel het
po itietoezicht op dit ©ogenblik goed is te
noemen ,is het toch heusch niet zóó dat men
beperking van personeel zonder vrees voor
achteruitgang kan tegemoet zien. Eerst is
hej aantal commissarissen van poitie ver- -
minderd. Nu blijkt dat dit tot schade voor
dep dienst leidde wordt een aantal waar
nemende commissarissen aangesteld, waar
voor alle hoofdinspecteurs worden aange
wezen. Hun posten zullen worden bezet door
inspecteurs le klasse. Al lykt het anders,
dei toestand is toch feitelijk zóó dat het
corps inspecteurs opschuift naar boven en
daarnaast vermindert het aantal lagere
ambtenaren bij de politie. Wij vreezen al-
tijjl -dat dan geleidelijk het aantal Jageren
wter wordt aangevuld en dat het einde is
eep grooter corps.
Reorganiseeren is altijd erg fraai maar
’t moet niet te dikwijls plaats hebben want
vóór goede functioneering van een dienst
als de politie is vastheid in de samenstelling
zeer gewenscht.
De leuze bezuiniging is ook heel fraai
maar ze moet niet leiden tot achteruitgang
van het gehalte van den dienst en moet niet
een lijdelijke vermindering zijn, die zoetjes
aan weer wordt ingehaald.
We hopen er het beste van maar geest
driftig zijn wij voor dit nieuwe plan niet.
E wordt ons in de laatste jaren te veel ge
reorganiseerd by dit corps.
HAGENAAR.
461 2JJ