WEEKBLAD
1871.
F. 85.
1
Z0SJA& 12. KMI
VOOR DE KRIMPENER-, ALBLASSER- EN IOPIKERWAARD.
VRIJHEID EN ZWAKHEID.
Sr
dié vrij-
■j.
Menigeen die het
kundig Jeven van N<
in
in
men
ment van een vorst.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Schoonhoven per drie maanden 0,60.
Franco per po»t 0,70.
mag het iets langer durenmaar to<
stevigheid komen door flinke voeding
oefening, een :J J:- *--
in de kracht der
schoonhoven» courant
1
toeval der gel
volk zelf zal
en, meer dan dat, de richting, welke het schip
van staat moet nemed, zal het volk aan wijzen.
oefening,
kn
I». Uden
Md,—
tbbeldam
Swaan
idonk te
mijn te
te Lin-
i Sciip-
graven.
arcus,
aan
PRIJS DER ADVERTENTlCN
Van 1 tot 5 regel»0,50.
Iedere regel meer- 0,10.
Groote letter» naar plaatsruimte. Inzending franco.
w Eten-
aft aan-
maan de
NN. Ober-
Veijhenste-
Celle, Dr.
)r. DUKU-
wf R1TT-
ÜTZER
berstlieute-
-academie
Laxareth,
fl. ƒ2.20,
u H Ct.
momen).
die Bloem-
Depóte: te
N. Rotter-
iCHIPPE-
hoogstraat
Gouda,
BONDER.
NHOFF»
(1384)
ring.
iCK’sch»
keel* en
ntstaande
3 bevelen
der daar-
ze Berst
end ben
aanwezig
Staf-arts.
n in ver-
steeds te
WOLFF
ING; te
(1383)
NT
•ete gevolg
gebruikt
ng Meer
11 en zeer
let doosje,
aavolgende
Oudtten.
),A. Stern,
thof.
in Veen.
?o»t.
tin.
iten Kolff,
IC
den Steen-
ir»tr, 872.
geb. den
et echte
H alleen
i sinds on-
i Slijm-
i handtee-
slice hind-
■mede het
op te zijn
ak«el, dat
(1879)
te Har-
\ao«n^—
erloo
r Hutten
r Nieuw -
naar
rdenburg
jofakker
Ippius
Itipriaan
Dreea-
and.,
n Neder-
S. W. N. van NO TEN te Schoonhoven,
wert.
- I -
dan zal de natuur h t hare wel doen en het i
volk ontwikkelen tot een krachtige natie, die
vast op haar beenen staat.
Het hoofdbeginsel v n het regeringsstelsel, dat
de bepalingen onz r tegenwoordige Grondwet
al zijne zuiverheid ia neergelegdis dit, dat
gebroken heeft iet persoonlijk gouverne-
•De richtingwelke het
schip van staat moet; nemeil, zal niet .meer af
hangen van den wil van één tóenschdoor het
sboorte iarvoor aangewezen." Het
een stem krijgen in het kapittel
staat moet nemeó, zal het volk aan wijzen.
Immers, en dat erkeht men ook onder het stel
sel van het persoonlijk gouvernement, de volken
worden geregeerd in bun 'belang. Zoolang de
volken te weinig ontwikkeld zijn om hun waar
achtig belang, d. w. i. niet hetgeen het eigenbe
lang van elk der enkele personen, maar hetgeen
het algemeen belang; medebrengt, te kennen en
ernstig te willen, laten zij de regeering over
aan één man of aad enkele mannendie door
liet aanzien, waarin zij staan, terécht of ten on- aanblijft en
rechte ala de bezorgers van het algemeen be
lang vertrouwd worden. Het doel van dergelijke
regeeringen is geen ander dan dat van alle re-
geeringenom het algemeen belang te beveiligen
tegen de aanvallen van het egoïsme der enkele
personen. Maar de geschiedenis heeft geleerd,
vooreerst dat onder een dergelijk ïegeeringsstelsel
de grootste vijand van het algemeen belang dik
wijls juist niemand anders is dan de eigenbaat-
zuchtige vorst zelf, en ten andere dat er zelfs
een tijd komt, waarin ook de edelste en ver
standigste vorst niet meer alle macht kan be
houden, omdat het toch altijd maar één man
is, die naar zijn inzicht 'den gang van zaken
waar dat ééne hoofd
recht van
der geboorte” wordt aangewezen.
p:_
boren, wanneer de volken mondig worden en zich
men in 1848 dien grooten
een nieuw regeeringsbeginsel
uitgesproken.
Twee instellingen staan hierbij bovenaanhet
stelsel der directe verkiezingen en de minis*
teriëele verantwoordelijkheid.
Directe verkiezingen. De volksstem uit zich
door de vertegenwoordiging van het volkmaar
nu besta er ook een nauwe band tusschen, deze
beiden. Het volk vaardige zijn uitverkorenen
af en de vertegenwoordigers moeten gevoelen
dat zij werkelijk door het volk uitverkoren zijn.
Maar of men nu alle leden der natie aan het
kiesrecht kan laten deelnemen dat is slechts
een vraag van tijd. Hetgeen men altijd in
de kiezers moet blijven eischen is kennis, op
dat zij kunnen beoordeelen wat het algemeen
belang vordert, zelfstandigheidopdat zij niet
anderen napraten of door anderen worden be
werkt. Hoq daarvoor de beste waarborgen te
verkrijgen zijn, dat is een vraag, die wij voor
het oogenblik niet bespreken. Onze Grondwet,
men weet het, zoekt die waarborgen in den
census.
I Ministeriëele verantwoordelijkheid.De vorst
zelf is onschendbaar, hij is voor de handelingen
der regeering niet verantwoordelijk. Immers zijne
verantwoordelijkheid zonde niets anders wezen
dan onverantwoordelijkheid. Wilde men kent
de maatregelen der regeering wijten dan zoude
bij iedere ernstige afkeuring ’'dier maatregelen
zijn troon wankelen, d. w. z. het bestaan van
den staat zelf in gevaar zijn. Daarom zou men
of de zaken maar op haar beloop moeten laten
of revolutie moeten maken. Tegen die gevaren
waakt de ministeriëele verantwoordelijkheid. Dé
ministers, de raadslieden der kroon zijn voor
alle regeeringsdaden verantwoordelijk aan de
vertegenwoordiging der natie. Deze kan hun
handelingen afkeuren, al geschiedt de benoeming
en het ontslag der ministers door den Koning.
Nu ligt het dan ook geheel in den geest van
dit beginsel, dat geen ministerie regeere, het
welk het vertrouwen van de meerderheid der
volksvertegenwoordiging niet bezit. En wanneer
een ministerie, hoewel het weet het vertrouwen
der vertegenwoordiging te hebben verbeurd, toch
m zijn ontslag niet indient of niet
ontslagen wordt, dan is een schok niet te ver
mijden. Ih dat uiterste geval kan de vertegen
woordiging gebruik maken van haar recht om
•dé koorden van de beurs in handen te houden”,
d. i. om de uitgaven vast te stellen, en alsoo
aan het gouvernement de gelden, zonder welke
geen regeeren mogelijk is, toe te staan of te
weigeren. Weigert zij, verwerpt zij de begroo-
ting, en is er geen reden te betwijfelen dat zij
werkelijk, volgens hqt bestaande kiesstelsel, de
natie vertegenwoordigt, dan moet bet ministe
rie aftreden, omdat het verder regeeren, regee
ren zonder geldfeitelijk ónmogelijk is.
Over de rol van den persoon des Konings zelven
en de beteekenis van zijn recht om de Kamers
te ontbinden, spreken wij later.
Nu is het natuurlijk dat ook aan
heid der volken een gevaar is verbonden, vooral
in den aanvang. De meerderheid eener verte
genwoordiging kan veranderen, de inzichten der
kiezers zelven kunnen veranderen, de behoeften
van den tijd kunnen veranderen. Daardoor bo
venal ontstaat licht een wisselvalligheid van minis-
teriën, welke ook ten slotte zou doen uitroe
pen: in godsnaam geef ons vastheid, geef ons
- kracht I
Maar men wanhope niet; wij zullen er wel
komen. Men verlate bovenal voor geen en
kelen prijs de schoone zaak der vrijheid. Men
hevordere met hart en ziel, met woord en daad,
de ontwikkeling van het volk, en men late dan
de natuur haar werk verrichten. Zij, die kiezers
zijnbedenken vooral wat van hen wordt ge-
eischt.- kennis, ernst en zelfstandigheid.
Maar men verlate de vaan der vrijheid niet.
Zonder de vrijheid zal men krijgen een staat,
die vast schijnt te staan, maar eigenlijk slechts
stijf is, en niets dan een dood lichaam, dat
omvalt bij den eersten stoot. Met de vrijheid
toch zal er
g en ferme
een stevigheid, die baar oorzaak vindt
J... der beenderen en spieren.
oog vestigt op het stant-
lederland sinds 1848, moet
verbaasd staan over het aantal ministers en mi-
nisteriëndat wij binnen even twee en-twintig
jaren hebben versleten. Hoe, zal men vragen,
is het niet de 14de October 1848, de dag,
waarop de groote herziening onzer Grondwet
werd gepubliceerddie steeds verheerlijkt wordt
als het tijdstip onzer politieke wedergeboorte,
als de inwijding van de gouden eeuw der vrij
heid, als de dag der mondigverklaring van ons
volkals de morgenstond van een nieuw leven,
als het oogenblik waarop een vreedzame restauz
ratie ons gaf, wat noch de bloedige revolutie van
1789 aan Frankrijk, noch de Patriottische woe
lingen van 1795 aan Nederland hadden kun
nen geven? Hoe nu, hebben wij slechts bet
eene kwaad verruild tegen het andere, hebben
wij dan de politieke vrijheid slechte kunnen
knopen voor wankelende ministerieele zetels,
voor gedurig afwisselende regeeringsstelselsvoor
nationale verzwakking? Hoe nu, heeft niet
sinds 1849 tot op den huidigen dag steeds dezelfde
Koning bet hoofd van den staat geheeten en
heeft hij niet onophoudelijk nieuwe raadslieden
benoemd en oude ontslagen, heeft hij niet nu
eens aan een conservatief, dan weder aan een
liberaal kabinet zijn vertrouwen geschonken?
Hoe nuzijn wij dan door de aanneming dier
Grond wetsherziening gedwongen geworden op
ééne lijn te gaan staan met landjes als Grie
kenland Portugal en Rumenië, die alle even
zoovele parodieën zijn vaneen staat, even zoo
vele toonbeelden van hetgeen een degelijke staat
niet moet wezen? Hoe nu, zijn wij dan ver
oordeeld de zetels onzer vertegenwoordigers door
oud-ministers bezet, en de begrootingswetten
steeds, met nieuwe ministerspensioenen gevuld
te zien? Hoe nu, heeft de vrijheid zulk een
schaduwzijde, voert zij in haar gevolg zoovele
gezellinnen met zich, die de nationale kracht
verlammen en den gloed van het nationaal le
ven, dien zij wil ontsteken, steeds trachten te
dooven
Zoo vragen sommigen en zij verzoeken een
antwoord, want zij wenschen niets liever, dan
vrede te hebben met een toestand, waaraan zij
naar het schijnt toch niets kunnen veranderen.
Zoo vragen ook anderenmaar met zekere bit
terheid in hun toonmet zekere moedeloosheid
over het gelaat, alsof zij ons verwijtend wilden
toeroepengij hebt ons de vrijheid beloofd en
gij hebt ons de zwakheid gegeven; wat hebben
wij daarbij- gewonnen P
In 8+8 is een zeer groote stap gedaan op
het gebied der politieke vrijheid. Doch evenals
men het een kind niet ten kwade kan duiden
dat zijn eerste stappen nog onzeker zijn, dat
het loopen leeren een geschiedenis is van vallen
en opstaan, evenmin verwijte men dit een volk.
De hoofdtaak is dat men een kind krachtig
voede en voorts alles overlate aan de werking
dtr natuur; de hoofdzaak is ook dat men het
yolk overvloed verschaffe van voedsel voor den
geest, voor zijn versland en voor zijn hart, en
leidt. Dit laatste bezwaar weegt daar het meestj
van den staat door het
erfopvolging, d. i. //door het toeval
Die tijd is in de geschiedenis der natiën ge-
rnondig gevoelen.
Daarom heeft
stóp gedaan en
uitgesproken.
Twee instel”