WEEKBLAD
F. 95.
ZONDAG 23 APRIL.
1871.
VOOR DE KR1MPENER-, ALÉLASSER- EN LOPIKERWAARO.
S. W. N. vanNOOTEN te Schoonhoven,
Bij dit N°.behoort een Bijvoegsel.
EENE QUAESTIE NIET VAN
GALANTERIE MAAR YAN
BEGINSELEN.
BUITENLAND.
SCHOONHOVENSCHE COURANT.
PRIJS DEZER COURANT
Voor Schoonhoven per drie maanden f 0,60.
Franoo per poet0,70.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
S^Van 1 tot 5 regel» 0,60.
""Iedere regel meer0,10.
Groote lettere naar plaatsruimte. Inzending franco.
Een aardig debat in de Tweede Kamer, bij
gelegenheid van de behandeling der wet tot her
ziening der bepalingen omtrent de benoeming,
de bevordering en bet ontslag der zeeofficieren
heeft de algemeene belangstelling gaande gemaakt.
De Minister van Marine was zeker op niets
minder voorbereid dan op de behandeling eener
huwelijksquaestie, toen, het zal ook bij onze le
zers bekend zijn, op eens Mr. D. van Eek een
algemeen verrassend amendement in de deftige
en voor niet deskundigen nog al droge beraad
slagingen wierp.
De wet van 1851, welker herziening het hier
gold, had in art. 22 eene lijst gegeven van ge
vallen, waarin de Koning de bevoegdheid "bezat
de officieren der zeemacht te ontslaan, een zon-
denregisterwaarin allerlei ondeugden en gebre
ken werden opgenoemd, welke iemand, die er
mede behebt was, zijn ontslag konden doen thuis
vinden.
Met groote nauwkeurigheid had de wetgever
al die ondeugden beschrevenonzedelijkheid
ongehoorzaamheid, verzuim in den dienst, mis
handeling van minderen enz. Tot acht num
mers was die lijst uitgedijd en zeer zeker zou men
meenen dat onder het achtste wel de ergste
van alle wandaden moest begrepen zijii. Toch
stond onder dat nummer eenvoudig dit te le-
zeu, dat ieder zeeofficier ontslagen kon worden,
wanneer hij zich verstoutte een huwelijk te slui
ten zonder daartoe de toestemming des Kouings
te hebben'verkregen. Is het mogelijk? heeft
menigeen gevraagd, die tot dus ver van die be
paling niet afwist, en toch daar stond het zwart
op wit.
De Minister van Marine, die eenige bepalin
gen van die wet grondig gewijzigd wenschte te
zien (al is hem dit niet in alles gelakt)heeft
zeker alle artikelen ernstig overgelezen, alvorens
hij zqp ontwerp in elkander zette, maar het
schijnt dat hem dat no. S van art. 22 noch
koudnoch warm heeft gemaakt, dat hij het
heeft beschouwdals de natuurlijkste bepaling
ter wereld.'
Niet alzoo Mr. vau Eek, de ronde Zeeuwsche
afgevaardigde, die voor zijne overtuiging flink
weg uitkomt en er niet naar vraagt of hij de
teergevoeligheid van enkele personen van hooge-
ren of lageren rang kwetst. Hij stelde eenvou
dig voor die bepaling te doen vervallen.
En ziet, het ging hiermede als met het ei
van Columbus. Aan 42 van de 55 aanwezige
kamerleden gingen op eens de oogen open, zij
zeidenhé jaen namen het amendement aan.
Maar zonder levendige discussiën ging dat niet.
Trouwensofschoon menigmaal discussiën ge
voerd worden, die wel hadden kunnen achter
blijven, hier kan men dat zeker niet beweren.
De zaak was zoo geheel en als eene verrassing,
dat er wel eenige woorden san mochten wor
den gewijd.
Daar was in de Kamer één man, die inder
tijd de vader der bepaling was geweest en die
de strengheid van het militarisme zoover dreef,
dat hij beweerde: het ware nog het best wan
neer geen enkel ofdeier getrouwd wasgetrouwde
mannen denken, wanneer zij voor den vijand
staanlicht aan vrouw en kinden hoogstwaar
schijnlijk staan zij dan niet zoo vastbovendien
de zeeofficieren verlangen, wanneer zij getrouwd
zijn, dadelijk weer naar huis, zij zoeken allerlei
baantjes aan den wal en een flink korps erlangt
men op die wijze lang zoo gemakkelijk niet
voor officieren te land is het verhuizen bij voort
durende garnizoensveranderingen lastig en kost-»
baar zoodat men ze daarom dikwijls maar niet
verplaatst, hoewel het voor den dienst veel be
ter zou zijn.
Deze redeneering maakte natuurlijk weinig in
druk, want streng doorgevoerd beval zij eenvou
dig het paardenmiddel aan om allen officieren
het huwelijk te verbieden. Bovendien stond
daartegenover de ervtóWg, -nog onlangs in don
oorlog opgedaan, dat de getrouwde mannen van
de Pruisische landweer in den strijd uitstekend
te gebruiken zij u
Om het amendement van den heer van Eek
te bestrijden, moest men zich dan ook plaatsen
op een ander terrein. Dat terrein werd voor
namelijk ingenomen door den aristocratischen
Haagscheu afgevaardigde, den oud-zeeofficier de
Casembroot, den held van Japan. Vooreerst
was het in het belang der jonge officieren zei
ven, dat zij van dwaze huwelijksplannen en
dolle coupen werden teruggehouden door den
algemeeneu landsvader, doch bovenal moest er
voor worden gewaakt, dat de officiereu geen
huwelijk sloten beneden hun stand. Die stand
van officier zou door een mésalliance van een'
hunner vernederd worden, en aau boord zou
de goede verhouding van het état major ouder
elka&r worden verbroken, wanneer de een den
neus moest ophalen voor de vrouw van den
ander. Dat zou geen leven wezeij tu de dienst
zou daaronder lijden. Het gevaar voor derge
lijke mésalliances was bovendien t(ians te grooter,
nu zelfs de zoons van slagers en bakkers zee
officier werden, en het zoo licht konde gebeu
ren, dat Amor hun met zijne pijlen trof in de
slagerij of de bakkerij van buurman A. of B.,
die een aardig dochtertje rijk was. En waar
zou nu het einde zijn der rampen van het va
derland, wanneer zoo iets gebeurde.
Het argument was natuurlijk te bespottelijk
om er lang bij stil te staan, en de heer de Casem
broot, die toch ook door oakkers en slagers moet
gekozen worden, kon zijne aristocratische ver
achting wel eens moeten bekoopen met eene ne
derlaag bij de stembus, wanneer zijn kiesdis
trict maar niet 's Gravenhage was.
Het argument, zeiden wij, was te bespot
telijk. Tegen dwaze huwelijken waken volgens
de wet de ouders en voogden; de regeeriug
behoeft die taak niet over te nemen, en waarom
zouden de officiereu zoo bijzonder onder con
trole moeten staan? Wat aangaat de mésalli
ances en het optrekken der neuzen voor eikaars
vrouwenzoo is het toch zoo klaar als de dag,
dat, nu een slogerszoon officier kan worden,
de graaf of baron, die het ook is, in het aris
tocratisch stelsel van den heer de Casembroot
nog veel meer den neus zou moeten ophalen
voor zijn' wapenbroeder vuit den burgerstand."
En waarom moet er wel voor worden gezorgd
dat officieren, maar b. v. niet dat rechters geen
mésalliances aangaan; die hebben toch ook ambt-
genooten; die hebben wel geen schitterende uni
form, maar toch ook een zeer deftig costuum.
Het hielp dan ook niet: het ei van Colum
bus was op de tafel gezet en de meerderheid
der kamerleden zeidedat het ei stond en dat
het moest blijven staan.
Men heeft beweqrd dat de geheele zaak een
flauwiteit was en niets te beduiden had.
Wij gelooven dat niet. Want in de afschaf
fing dier verouderde bepaling is deze waarheid
gehuldigd, dat de Nederlanders zijn een vrij
volk en een burgerlijk volkgeen overheersching
van de regeering in zaken van het huiselijk le
ven geen verschil van stand door geboorte
wanneer men een bekwaam en fatsoenlijk man is.
Dat hééft de Tweede Kamer uitgesproken ten
aanhoore van de officieren, van het volk, van
de Ministers van den Koning.
Het schijnt echter diat er nog andere begin
selen door het gebeurde zullen ter sprake ko
men. Want aan de Eerste Kamer heeft de
Minister van Marine eene zeer vreemde mede-
deeling gedaan. Er bestaat n. 1, op grond van
de straksgenoemde bepaling der wet van 1851
een Koninklijk Besluit van 1858, waarbij worden
bepaald de voorwaarden, waaraan eene aanstaande
zeeofficiersvrouw voldoen moet om op hare plan
nen de goedkeuring van den Koning te kunnen
krijgen, én onder we'lke voorwaarden deze eene
eerste plaats bekleedt, dat het hnwelijk moet
wezen overeenkomstig den stand van den offi
cier fter beoordeeling van het gemeentebestuur
barer woonplaats!). Men vroeg den Minister
of hij van plan was dat besluit in te trekken?
Z. Exc. zeide eenvoudig dat dit zijn plan niet
was, dat de Kamers alleen hadden beslist dat
een officier, die zonder 's Koning» toestemming
huwdedaarom niet ontslagen kon wordenmaar
dat het den Koning vrijstond zulk een rebelsch
officier op andere wijze zijne Koninklijke onte
vredenheid te doen gevoelen, b. v. door een
disciplinaire straf, of eene berisping.
De Eerste Kamer hoorde vreemd op eh de
Tweede Kamer zal er naar wij verwachten wel
op terugkomen. Formeel heeft de Koning als
opperbevelhebber van leger en vloot dat recht
zeer zeker, maar constitutioneel zal de hand
having vau dat besluit niet kunnen heeten. Wij
verwachten dus van de Kamer eene motie.
Wij hechtetrfe veel aan de toepassing vau
zuiVer constitutioneele beginselen, dan dat wij
de uitlegging Van den Minister niet volmondig
zouden afkeuren. De Kamer zal er wel eveneens
over denken.-
Er wordt uit Versailles gemeld, dat de
boeven zoo talrijk in het leger der Commune
zijn, dat bij de gevangenen 12 pet. lieden
ziju die een of meer vonnissen ten hunnen laste
hebben, en deze lieten zich niet gemakkelijk
gevangen nemen14 pet. stemden pit over-