SCH00NH0VENSGHÏ C0ÜMT
WEEKBLAD
r 109.
VOOR DE KRIMPENER-, RLRIRSSER- EN LOPIKERWAARO.
ZONDAG 30 HUL
---r
CUTS
ITER,
ie droge
zich met
Boekban-
wnhoven.
<gT
an van de
ig belang
deSfofl-
er of min
misbruik
ve op het
(1914)
IJK.
000
a.
wk "‘ti’TT T°nd T/?" 5fe>’ i'1***
Wier kloekheid ons dat erfdeel gaf.’ j
In denzelfden geest spraken nog enkele an
dere leden, in (lenzelfdèn geest schreven de
verschillende dagbladen, bladertvan onderschei
den richting, het Haagsche Dagblad zoowel als
de N. Rott. Courant.
IETS OVER DE TRACTA-
TEN-QUAESTIE.
(1906)
Bij dit N°. behoort een Bijvoegsel.
geregeld
hoege-
Had het hier
den heer van Sypensteiu,
inde bij
niet be
at, zoo-
Ikooper.
ngt men
t, trek-
ICOB
I van
irter-
ER-
jesteld
PRIJS DEZER COURANT
Voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,60.
Franco per port 0,70.
Groot-
(1009)
^o'.S
SCTÊN
kXUfG.
50,000
15,000
10,000
5,000
2,000
1,000
500
400
170
PRIJS DER ADVERTENTICN
Van 1 tot 5 regels0,50.
Iedere regel meer 0,10.
Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco.
S.&W.N.van
1
S
^6O..S
geëerde
m deze
eft van
iN,
uit de
ROEK-
M.
,K.
(IMS)
itvangen
n.
(1919)
NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgever».
dragen met Engeland over eenig Europeesch
belang, b. v. postwezen, uitlevering van misda
dige n naturalisation of dergelijkedan was
de zaak meer kalm voorbijgegaan. Doch men
wist, hoe bijzonder veel {aandacht Engeland wijdt
aan zijne koloniale belangen en men wjst ook
hoeveel aan Nederland zijne koloniën waard zijn.
Hetgeen ons dan pok steeds in die geheele
zaak heeft tegengestaan is dit, dat over zoo
belangrijke onderwerpen zoo weinig licht was
verspreid, dat eene goed onderlegde openbare
meening daarover ten eenenm&le werd gemist.
Drie dagen hebben de kamerzittingen ge
duurd en de beslissing is gevallen, zooafsmen
haar zeker niet had vprwacht. De uitslag heeft
dan ook ontwijfelbaar de regeering een «ogen
blik in verlegenheid gebracht.
Er waren drie tractaten ter bekrachtiging aan
de Kamer aangeboden. De regeering had her
haaldelijk verklaard dat zij alle drie met elka&r
moesten staan of vallen, dat Engeland ze niet
wilde gescheiden hebben, dat dit zijn laatste
woord was geweest.
En ziet wat geschiedtTTle Kamer keurt dén
afstand der Kust van Guinea goed, mair zij
verwerpt het tractaat betreffende Siak en teh
gevolge van dezen uitslag verzoekt de regeering
haar de beraadslaging over het derde, het im-
migratiefractaat, uit te stellen. De regeering was
met de zaak vertegen en scheen er inderdaad
niet zeker van te zijn, hoe Engeland dit ge
beurde zou opnemen.
Het goedgekeurde tractaat omtrent den af
stand der Kust is echter, gelijk van zelf sprak,
naar de Eerste Kamer gezonden, maar de mi
nisters hebben aan deze Kamer verzocht de be
handeling daarvan nog eenigen tijd uit te stel
len. Aan dit verzöek is voldaan. Men schijnt
dus nog in bespreking te wezen met Engeland
en het ia te hopen,, dat hetgeen hierbij voor
valt spoedig het licht der openbaarheid zieu kan.
Onzekerheidgeheimzinnigheid waar het mis
schien de grootste belangen der natie betreft,
is iets dat wij in dezen tijden in ons lapd niet
goed meer kunnen verdragen. Daarom wenscheu
wij dan ook dat onze staatsinstellingen eens iu
dien zin mogen gewijzigd worden, dat de ver
tegenwoordiging van het volk een ruimer aan
deel krijgt aan het beheer der buitenlandsche
betrekkingen. De noodzakelijkheid daarvan is
thans, bij deze tractaten-qüaestie, op nieuw
gebleken. De behoefte aan meer openbaarheid
dringt de nieuwere staatsinstellingen voort op
dien weg. Dat kan niet uitblijven.
Dit was de eerste opmerking, tot welke de
beschouwing van al wat er in en buiten de Kamer
over die tractaten-qüaestie. voorviel, ons leidde.
Eene andere opmerking had betrekking tot den
inhoud van het thans aangenomen en nog het
meest bekende tractaat, omtrent deü afstand
der Kust van Guinea.
Wanneer onze lezers de kamerdiscussie!! ook
maar eenigszins gevolgd hebben, dan is hoogst
waarschijnlijk hunne aandacht niet het minst
getioffen door de redevoeringen van die afge
vaardigden, die met vaderlandslievende ontboe
zemingen den afstand der Kust ten* sterkste
afrieden.
Daar hadt ge b.
die beweerde dat Nederland op deze wijze een
persten stap zou dóen op een hoogst gevaar
lijken weg en' die in zijne verontwttidigmg
uitriep1: verkoopt nu maar alleswat aan denei
roem1 onzer voorvaderen herinnert» verkoopt-
uwe musea, uwe archieven, uwe monumdnted,
verkoopt zelfs den briefwaarin de admiraal
Michie! Adriaanszoon de Ruyter indertijd w»
de Staten kennis gaf t dat hij de Kust had hete
overd, maar wat gij niet verkoopen züW’ltb
dit cachet (dat de spreker iik zjjn bezit scheeji
te hebben en thans aan de Kamer vertoonde)
waarmee de Ruyter djen brief heeft verzegeld, v
Daar hadt ge b. v. den heer Oldenhuis |Gra-
tarna, die aan het slot zijner lange r^le den
ganpchen inhoud samenvatte in een paar versre
gels van Helmers ijdsoid
Wij, geven gaarne toe dat de uiting van va-
derlandsche gedachten en gevoelens ons altijd
goed doet, bövenal bij de Kanjer en de pets.
Maar wij moeten er ten ernstigste tégen
waarschuwen, dft^ men meent met vetzdn
vari Helmers of andere patriottische ontboeze
mingen quaestiën te kunnen beslissenals den
afstand der Kust.
Wij waarschuwen daartegen, want wy trillen
er reeds nu tegen protesteeren dat men ödit
aan al die Kamerleden, die vóór de aanneming
van het tractaat hebben gestemd, gebrek aan
vaderlandsliefde verwijte. En in de tweede plaats
mag Nederland er nooit toe komen om uit liefde
voor nationale» roem, al is die roem ook een
erfdeel der voorvaderenzijne verplichtingen ovéi
het hoofd te zien. Plicht gaat vóór alles, Ook
bij een volk.
Plicht, dat is hier de hoofdzaak.
Aan de Kust van Guinea heeft Engeland zijrie
nederzettingen en hebben wij de onze. Vroeger
lagen die door elkaar. In 1867 is de grens
scheiding daarvan geregeld. Nu is het een feit,
dat de negerstammen ter kuste voortdurend on
derling in oorlog zijn met elkaar en als Voor
wendsel daartoe bezigen, dat de eëne partij
onder Nederland, de andere onder Engeland
staat. Het gemengd bezit Van deze twee na
tiën is op de Kust de aanleiding tot eene me
nigte twisten en gruwelen.
Hiertegen kunne» wij weinig doen. Onze
macht is veel te gering. Straffeloos laten wij
dergelijke feiten toe.
Wat men er ook van zeggen moge, voorde
bevolkingen aan de Kust, voor hunne bescha
ving, voor de voorkoming hunner oorlogen doen
wy veel te weinig, kunnen wij veel te weinig
doen.
Wil men pu dat Nederland voortaan die
plichten, die het als koloniale mogendheid ver
vullen moet, beter vervult, dat het daarvoor
meer geld uitgeeft, wij hebben er niet tegen,
wanneer onze krachten dat toelaten. Maar waar
wij veelzeer veel tegen hebbendat is dit, dat
men de zaken'' stilletjes laat zoo als ze zijn,
Weinige weken geleden waren gedurende drie
dagen de Tweede Kamer en de dagbladpers in
rep en roer. Er was in de maand Maart in
gediend een wetsontwerp ter bekrachtiging van
een door onze regeering met Engeland gesloten
tractaat, waarbij wij onze nederzettingen aan
de Kust van Guinea aan Engeland, overdroegen.
Dit wiet men, maar men had er geen ge
dachten op dat dit ontwerp zoo spoedig in
behandeling zoude komen. Toen dan ook die
behandeling in de eerste dagen van Juli werd
aangekondigd, was de publieke opinie geheel ver
rast en zagen de dagbladen, die zjch hadden
voorgenomen deze quaestie eens in het breede
te bespreken, op eens in, dat zij met hunne
beschouwingen te laat zouden komen. Ter elf
der ure konden zij daarover dan ook nog
slechts enkeje kprte artikelen ten beste geven.
Daarbij kwam, dat tegelijk met genoemd
tractaat nog twee andere aan het oordeel der
volksvertegenwoordiging werden onderworpen
tractaten, eveneens met Engeland geslotenhet
eene tot regeling onzer verhouding met dat
land ten aanzien van het op de Oostkust van
Sumatra gelegen rijk van dep Sultan van Siak
het tweede tot regeling van de. immigratie van
vrije arbeiders uit Engelsch Indië in onze ko
lonie Suriname.
De publieke opinie, zeiden wij, was
naamd niet op de hoogte der zaak. Ook de
Kamer was het maar gedeeltelijk en de leden
kregen op hun dringend verzoek nog op den
laatsten dag vóór de zitting eenige stukken te
zien, welker inzage zij voor eene juiste be
slissing bepaaldelijk behoefden.
Eindelijk moeten wij nog vermeldendat de
eigenlijke oorsprong der onderhandelingen tus-
schen onze regeering en de Engelschen steeds
door een sluier van geheimzinnigheid is bedekt
gebleven, omdat de vorige minister van kolo
niën, de heer de Waal, 'die onderhandelingen
geopend had door besprekingen met den En
gelschen gezant, waarvan geen letter op papier
was gesteld.
Dat het hier zeer gewichtige belangen betrof,
begreep echter ieder.
Immers het gold hier tractaten, tractaten
met Engeland, tractaten met Engeland over
koloniale aangelegenhedenen zelfs bij een van
die tractaten werd door ons een gedeelte van
ons koloniaal bezit afgestaan!
Inderdaad dat was geene kleinigheid. Vooral-
in de laatste jaren, niet het minst na den
ontzettenden oorlog van 1870, voelt men het
groote gewicht, dat er voor ieder land gelegen
is in een goeden toestand zijner internationale
betrekkingen, bijzonder sterk.
Voor Nederland let men daarbij bovenal op
zijne verhouding tot Duitschlandden machtigen
nabuur in Europa, en tot Engeland, den nabuur
in den Indischen archipel.
Had het hier nu eenvoudig betroffen ver-