SCHOONHOVENSCHI COURANT.
WEEKBLAD
I
ZONDAG 20 AUGUSTUS.
1871.
fl
VOOR DE KRIMPENER-, ALBLASSER- EN LOPIKERWAARD.
te-
m
171
oninkl.
u 1870
oninkl.
van de
leening.
n
-riafenin^-
Ziont
del tegen
g. t“ur,
enz., en
ire vruch-
(vruchten,
j diensten
In f pak-
NEDERLAND
EN DE VREDEBEWEGING.
ƒ500
de» vrede
«enden,
;it zijnde
i
in
is
ihooohoven.
•oren
WNT
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,60.
Franco per post- 0,70.
eweging
dat lam:
er onge-
jratis
wordt
Hen zich
rijzen te
waarop
0,000,
gegeven,
Ive voor
|ke dee -
sgenheid
n en bij
en kun-
k>mp.,
Mlhaia),
straat,
6S1
■andeerde
dikwerf
ie betaalt
>r slechts
He boven
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 tot 5 regels 0,50.
Iedere regel meer - 0,10.
Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco.
in alle
dige A.d-
S. W. N. van NQOTEN te Schoonhoven,
Uitgever».
1
vrede liefheeft en de! zegeningen van
waardeert.
Men zegge dit niét te hard. Metis te prij
zen dat men de <T'
zoekt, maar de vredl
nog geen reden om d
Nederland koopt 1
lievende natie te w<
Wannéér Frankrij
is geknakt, nu zijni
geschokt, nu het tl
ciën heeft verloren,
schuldenlast gedurer
wanneer gansch Frankrijk onder zooveel smart
kontan-
en. On-
3ts.
chadelijke
leien, be-
Lieepijn.
(1973)
Kil
I.
J. KRIM;
UFKEN8;
TER. L.
ENBERG,
E, Apoth.;
ir. LEDE-
3. ApOth.;
und; C. J.
- Utrecht:
jst.; Wed.
EN, Witte
eburg745;
L'. P. v. d.
C. STU-
oj/W-
IN,
Preparate,
Hoeveel unenschen zonden er in Nederland
oorlog; verlangen
Wij willen hopen in ernst niet één. De
enkele officieren of soldaten, die in jeugdigen
overmoed wel eens hunne krachten met een vij
and zouden willen meten, en di? ook wel eens
met een weinig roem zouden willen te huis ko
men in plaats van iederen dag van voren aan
kazernedieust te doen, militaire wandelingen te
maken of parade te houden, die zullen wij maar
niet meetellen. Politieke intriganten, die mee
nen zouden in tijden van oorlog in troebel wa
ter te kunnen visschen of op de ladder hunner
eerzucht een sportje hooger te komenzullen
er bij ons wel niet wezen. Dagbladen en boe
ken over oorlogen te lezen, geboeid te worden
door uitvoerige verhalen van gevechten en over
winningen, waarbij nu eens onze haren te berge
rijien, dan weder een traan ons langs-dé wan
gen rolt, ja dat willen wij wel, getuige de me
nigte geloofwaardige en ongeloofwaardige verha
len, die reeds in ons land wordenx gekocht en
verslonden. Maar verder gaan wij niet. Ja,
Wij mogen er al wel liu en dan eens werkelijk
behagen in scheppen, onze zenuwen te laten
opwekken door het lezen van al die akelighe
den, toch gaat het ons daarmede niet anders
dan het ons zoo dikwijls gaat met het lezen
van een boeiende» roman. In den grond heb
ben wij een afschuw van den oorlog.
Toen de wapens begonnen te kletteren in
Juli van het vorige jaar, schrikten wij op.
Toen de strijd die richting nam, dat wij vrijlie
pen, haalden wij wel vrijer adem, maar bij ie
deren veldslag huiverden wij toch en treurden
wij er over, dat zooveel onmenschelijkheden in
onze eeuw kónden voorvallen, tusschen volken,
die in zoovele opzichten beiden tot de beschaafd
ste» behoorden. De grondtoon van onze ge-
heele belangstelling in den oorlog was weemoed.
Te midden van den strijd daar buiten ont
stonden bij ons de vredebonden, die zich lang
zamerhand vereenigden tot één algemeenen Ne-
derlandschen Vredebond. ]n alle dagbladen
werd de zaak besproken en werd men tot deel
neming aan die vereenigingen opgewekt. Door
de kracht dier vereenigingenin verband met
vele vere enigingen buitenslands, zoude men wer
ken op de publieke opinie en op den duur zou
voor de kracht dier publieke opinie de oorlog
moeten wijken. Dat, meende men, was de toe
komst, die langs dien weg zoude worden be
reikt, en Nederland zoude op dien weg voor
aangaan.
Ik geloof inderdaad dat menig Nederlander,
tengevolge van die algemeene beweging ten gun
ste des vredes in ons land, met zekeren trots
daarvan gewaagt. Ziet, fluistert men elkaar toe,
of roept men luide, ons Nederland moge klein
wezen en zwak, in het rijk der beschaving be
hoort het tot de eersten, het heeft eene schoone
roeping te vervullen en het wil haar vervullen
met groote geestdrift, het is het vaderland eener
edele natie, die door den vreemdeling met eer
bied mag worden begroet, eene natiedie den
zich zooveel opof-
na ter verkrijging
van het groote resultaat van den laatste» oor
log niets te hebben gespaard, na zoovelen zij
ner zonen te hebben begraven in Frankrijks
kouden grondna zoovelen verminkt of verarmd
in hunne woningen te hebben zien terugkeeren,
na zooveel roem te hebben iugeoogst, met
zooveel lauweren te zijn gekroond, met zoo
veel gejuich te zijn ontvangen, na zoo zijne
krachten te hebben beproefd en zijne macht te
hebben gezien, wanneer gansch Duitschlandon
der dat alles toch uitriep: wij willen geen oor
log meer; wij willen onze eenheid ontwikkelen
in den vrede; wij willenElzas en Lotharingen,
ons noodzakehjk bolwerk tegen Frankrijk, gaarne
behouden, maar wij willen die bevolkingen al
leen winnen door eene goede regeeringen het
grondgebied alleen stellen in staat van verde
diging wij willen het aan den loop der tijden
overlaten of de Duitsche provinciën van Rus
land en de Duitsche landen van Oostenrijk zich
bij het groote vaderland willen aansluiten, maar
wij gruwen van den oorlog, de krijgsroem is
ons kinderspeelgoed, vergeleken bij al de ram
pen die hij met zich voert; wij willen voor
geene eer, voor geene macht, voor geen aan
zien ooit meer het zwaard ontblootenziet,
wanneer Duitschland zoo iets zeide, dan zou
den wij met eerbied die natie begroeten, dau
zouden wij hare grootheid van ziel hoog roemen
en van haar zeggen, dat zij toonde voor den
vrede iets over te hebben, dat zij zooveel wat
haar dierbaar waswist op te offeren voor
de deugd en voor het heil der menschheid,
Igden van zijn volk op-
i» Nederland is
land trotsch te wezeu.
|en nam» van eene vrede-
len zoo goedkoop.
t, nu zijn roem zoo pijnlijk
i welvaart zoo ontzettend is
tee zijner schoonste provin-
Itiu het door een zware»
de vele jaren is gedrukt
t
toch uitriep: wij willen geen oorlog meer, geen
oorlog meer om ons^te wreken, geen oorlog meer
om Elzas en Lotharingen te heroveren; wij ver
trouwen op de eindfllijke overwinning van het
recht; wij gelooven dat,het dure dan iets lan
ger,onze provinciestad) eenmaal dooi de kracht
van het recht tot ons zullen terugkeeren, maar
wij willen de rampen dragen, die wij door onze
dwaasheden over omf- hebben gebracht; wij wil
len onze handen nimmer meer bezoedelen met
het bloed van andere volken; wij gruwen van
den krijg; wij willen alleen gelukkig worden
door den vrede ziet, wanneer Frankrijk zoo
iets zeide, dau zouden wij met eerbied die na-
Jie begroeten, dan zouden wij hare grootheid
van ziel hoog roemen en van haar zeggen, dat
dat zij toonde voor den vrede iets over te heb
ben, dat zij zooveel, wat haar dierbaar was, wist
op te offeren voor de deugd en voor het heil
der menschheid.
Wanneer Duitschland, na
feringen te hebben getroost,
van bet groote resultaat van
Wanneer de Czaar van Rusland nooit het
zwaard wilde trekken om zich aanzien te ver-
sebafen in het Oosten, om Turkije over den
Hellespont te jagen f om zijne macht uit te brei
den naar de zijde van Engelsch-lodië; wanneer
de Paus en zijne kardinalen nooit zouden wil
len, dat er kanonnen bulderden en geweren
werden losgebrand ter herstelling van den hei
ligen stoel te Rome, wanneer zij liever voor
altijd de wereldlijke macht van het opperhoofd
der Katholieke kerk prijs wilden geven, dam
ooit een enkelen Katholiek op te roepen tot
een kruistocht tegen den konmg van Italië,—
dan zouden wij hetzelfde zeggen van hen.
Maar in Nederland is de zin voor vrede zoo
natuurlijk.
Nederland kan bij eeu oorlog nooit winnen,
alleen verliezen. Zwak in zijne wapening, klein
in zijne machttevreden met zijn grondgebied,
niet gewend aan wapenroem, gelukkig in zijne
vrijheden, waarom zou het den oorlof begeeren?
Nederland heeft den vrede noodig voor zijn
zelfbehoud.
Daarom pocht* het niet, alsof het door zijne
vredebeweging een baanbreker is der beschaving.
Zoolang die liefde voor den vrede geen opoffe
ringen eischt, kan zij, wijtontkennen dit niet,
toch wel voortkomen uit liefde voor alles
wat edel is, uit adel van ziel, uit grootheid
va» gemoed, maar bet kan ook anders wezen.
Eerst wanneer pp het altaar der deugd moet
worde» geofferd, blijkt het of hij, die voor dat
altaar knielt, dit doet uit vromen zin dan wel
uit gewoonte, uit vrees, uit zucht om men
schep te behagen, in één woord of hij is een
vereerder der deugd of een huichelaar.
Waarom zeggen wij dit?
Omdat, wanneer Nederland eenigen invloed
zal hebben op de vorming eener publieke opinie
ten gunste van den vrede, het niet met lange
of korte redevoeringen, met dagbladartikelen,
met meetings en tractaatjes kan volstaan.
Zoolang het niet meer doet, zal men daar
buiten kunnen zeggen dat Nederland er nog al
eene goedkoope deugd op nahoudt, dat het ge
makkelijk aan andere volken den vrede kan
preeken, waarbij het zelf altijd belang heeft, maar
dat de omstandighedeu volstrekt niet gelijk staan.
Laat ze maar praten, zal men mij antwoor
den. Moeten wij dan ophouden den vrede te
preekenomdat wij den ackijn op ons laden dit
te doen voor ons eigenbelang? Willen zij ons'
verdenken, laat ze hun gaug gaan; wij zijn
overtuigd dat wij den vrede willen in het be
lang der gansche wereld.
Ik bad die bedenkiug verwacht. Inderdaad alleen
op het goedeniet op den schijn komt het aan.
Doch zijn wij wel zeker dat onze liefdevoor
den vrede meer is dan zucht tot zelfbehoud.
Zonder1 opofferingen blijkt dat niet, noch aan
ons zelvennoch aan de wereldeh eerst wan
neer wij iets hebben opgeofferd, zullen wij de
openbare meening een stap hebben vooruitge
bracht. Leeringen wekken, voorbeelden trekken,
geldt ook hier.
Maar is er dau iets op te offeren?
O. i. ja. Anders hadden wij dit niet ge
schreven. O. i. zelfs veel.
Daarover later.