SCHOONHOVENSCHE COURANT. B WEEKBLAD ZONBA&’s SEPTEMBER 1871 JT. 114. n: r.. VOOR DE KRIMPENER-, ALRLASSER- EN LOPIKERWAARD. w. lalrm 1 E «O S. W. N. van NOOTEN te Schoonhovin, BINNENLAND. BUITENLAND. DE VREDEBEWEGING IN NEDERLAND. n. was 9OM) I Mt- (WM, niJt DEZER CDURMT Voor Sohoonhoven per drie maanden ƒ0.60. Fnnoo per poet 0,70. I ■B* Ho. un- g ran IÏS r-* 14* kkeffik '.'*5 arteHo =rg»*t. letiMt, w PRIJS DER ADVERTENTltN: Van 1 tot 5 regels 0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Intending franco. Je t(r na t. Ui* s SO- Uitgever», w- SCHOONHOVEN, 2 Sept. *Het brievenvervoer tusschen onze gemeente en Gouda heeft met 1 Sept, eene belangrijke wijziging ondergaan. Voortaan zal dat vervoer driemalen daags per diligenceJdienst De samenkomst tuSschen de Pruisische efr Oostenrijksche staatslieden te Gastein trekt nog steeds de aandacht en doet een nauweren band tusscheu die twee groote rijken vermoeden. »Ecne vriendschappelijke verhouding tusscheu de regee- ringen van Oostenrijk en van Duitschland,” zoo schrijft men, //is gewaarborgd door de yaji beide zijden openhartig beleden overtuiging, dut beide rijken daarbijdoor het behoud van den Euro- peeschen vrede, belang hebben.” Dewijl het aantal als //vermist” opgegeven militairen gedurende den jongsten veldtocht zoo buitengewoon groot is geweest, heeft de mi nister van oorlog in Beieren een maatregel be volen, welke misschien een zeer gunstigen uitslag zal hebben. Er zullen officieren naar Frankrijk worden gezonden, die met de noodige locale kennis zijn toegerust en de taal des lands ge makkelijk sprekenaan hen zal de taak worden opgedragen om inlichtingen bij de autoriteiten en de bevolking in te winnen, ten einde op die wijze, naar men hoopt, velen dier rver misten” op te sporen* In de week Van den 18den tot den 25sten Augustus zijn te Koningsbergen 329 cholera-lijders gestorven, waironaér 127 kin deren. Te Dahtzigtot nu toe de meest westelijke plaats, waar de ziekte zich heeft ver toond zijn den 27sten en den 28sten geen cholera-gevallen vóórgekomen. Vóór veertien dagen schreven wij over den vredelievenden zin van het Nederlandsche volk en over de oprichting der vredebonden bier te lande. Ons laatste woord was toen, dat, wanneer Ne derland een krachtigen invloed wenschte uit te oefenen op de stemming der geesten, wanneer het werkelijk de Europeesche maatschappij mede Wilde helpen voortstnwen op den weg des vre- dtr, dat het dan meer moest doen dan rede voeringen houden, trflctaatjes schrijven en uit de hoogte neerzien op Frankrijk, waar de.geleden nederlagen dopn uitzien naar den oorlog der wraak, op Duitschland, waar de behaalde overwin ningen de roemvolle zijde van den krijg wellicht te veel doen bewonderen. Nederland, hebben wij toen gezegd, moet iéts doen, iets opofferen. Wat dan? Vooreerst moet Nederland, meer dan het in de laatste jaren deed, toonen dat het eene na tie is, welke zich in den vrede ontwikkelen kan. Dj den laatsteu tijd is daaraan wel eens getwij feld. Verloren in allerlei kleingeestig politiek geharrewar, heeft Nederland meermalen de kracht gemist, om maarregelen tot stand te brengen, die reeds sints lang werden geëischt, ja, die door onze eigen grondwet van 1848 met zoo veel woorden werden voorgeschreven. Hoe staat het met ons belastingwezen, hoe met ons rechtswezen, hoe met ons koloniaal beheer? El lendig. Dat weet ieder, maar dat er tot ver betering niets schijnt tot stand te kunnen ko men, dat ziet ieder ook. Het is heel gemak kelijk te zeggenonze natie wil ontwikkeling in den vrede, maar dan moet die natie toch in de eerste plaats willen ontwikkelen. Men ge- loove ons vrij. Wanneer Nederland niet zeer spoedig den weg eener degèlijke ontwikkeling inslaat, dan loopt het groot gevaar een land te worden dat terecht met schouderophalen wordt aangezien, dat blijft bestaan omdat het nu een maal bestaat, totdat het op een of anderen dag alle reden van bestaan heeft verloren en dat niet den minsten invloed naar buiten uitoefenen kan. De kraehtige Europeesche natie der toe komst, de Duitsche, gaat ons dagelijks met reu zenstappen vooruit. Wanneer het jaar 1872 niet toont, dat ook wij iets tot stand kunnen brengen, dan durven wij onze wanhoop inderdaad niet langer uitstellen. Ontwikkeling dus in kunst, in wetenschap, in wetgevende kracht, in degelijke instellingen, zietdaar zooveel wat van ons geëischt wordt, wanneer wij den vrede in Europa mede willen bevorderen. Dat eischt opoffering, opoffering van den sleurgeest Daar is meer. Wij zijn in onze buitenland- sche politiek te bang, te wantrouwend en wek ken daardoor wantrouwen tegen ons. Dat is voor den vrede gevaarlijk. Duitschland verdient nget, dftt wij het met achterdocht aanzien en achterdocht geeft ten slotte piëta. Wij houden willige weerbaarheids-vereenigingen is voor den vrede allernadeeligst. De ernst eener landsver dediging, het gewicht van een oorlog worden er bij vergeten, de krijgstucht wordt er bij verwaarloosd, flinke oefening heeft er niet bij plaatsalleen een soldaatje spelen wordt er door bevorderd, dat voor werkelijk gevaar niet voor bereidt en altijd over een denkbeeldig gevaar doet spreken. Algemeene oefeningsplicht, met ernst georga niseerd, is o. i. een der beste waarborgen voor het behoud van den vrede en voor den goeden uitslag eener verdediging. Daar zijn meer waarborgen voor den vrede. Meermalen spraken wij daarover vroeger, toen wij in deze kolommen es op wezen, hoe recht om oorlog te verklaren en tractaten te sluiten niet latiger aan den Koning alleen, maar ook aan het parlement moest worden opgedragen. Wanneer Nederland zijn vrees voor grond wetsherziening eens liet varen, ook die vrees opofferde en eens het voorbeeld gaf, dat Koning en volk voor de verzekering van den viede niet angstig hun macht tegen elkaar wilden afwegen, maar gaarne te zamen beginselen wilden uitr spreken eu bepalingen voorstellen, die tot behoud van den vrede moesten medewerkend»h zodde zeker ook dat voorbeeld anderen trekken. daardoor slechts de iHiïsiën levendig van Frank rijk, dat niets liever zoude zien dan ons in een bondgenootschap tegen Duitschland. te trekken. Wij hebben in dat opzicht een groote verant woordelijkheid op ons fusten. Den vrede, de rust in Europa bevorderen wij niet, wanneer wij te pas of te onpas onze dagbladen vullen met anti-Duitsche ontboezemingen én, vervoerd door medelijden met Fraiikrijks ongelukken, welke bet zelf over zich heeft gebrachthet doen voorkomen alsof wij, wanneer de dag der wraak zal zijn geslagen, ook wel een hapdje zouden willen helpen. Wenschen wij den vrede, dan past ons geen achterdochtgeen vreesachtigheid tegenover Duitschland, geen politiek van menschen, die aan spoken gelooven, en die, wanneer er werke lijk gevaar te zien is, met de handen in het haar zitten. Willen wij den vrede, dan moe ten wij opofferen die^'bespottelijke achterdocht jegens Duitschland en tegenover die tfitie aan nemen een houding‘'W rustige vriendschap. Zulk een vriendschap steunt op vertrouwen ’en is toch voot de gebréken van den vriend niet blind. Maar men is hier zoo gewend aan dat schet teren tegen Duitschland, aan dat ophemelen van Frankrijk, en wanneer de een of ander Wat meer Duitschgezind is, dan heeft men al spoe dig namen als //despoot” en ^aristocraat” voor hem gevéld. Met die lafheden moeten wij breken. Met onze verplichtingen ten opzichte van den vrede staat natuurlijk ook onze wapening in verband. Het is genoeg uitgemaakt, dat op het oogeri- blik eene ontwapeningdoor welke vredelievende denkbeelden ook ingegeven, ons niet past. Waar zoovele gröote staten gewapend blijven en düs de tijd van den eeuwigen vrede nog zeer verre schijnt te zijnzonde eene ontwapening niets minder dan zeer gevaarlijk wezen. De vraag is slechts hoe zullen wij voor onze weerbaarheid, voor de verdedigbaarheid van ons land zorgen? Het antwoord moet luiden: zoo degelijk mo gelijk, zoo min mogelijk met bluf. Wij zeggen altijd, dat ons volk geen militaire natie is eh dat het van militairwezen een af keer heeft. Daar is veel van waar eö toch, zooals het waar is, is het verkeerd. Aan den eenen kant heeft men de grootste vrees voor krijgstucht, voor die strenge afschei ding van rangen, voor ook maar de minste beperking van de individueele vrijheid. Maar aan den anderen kant heeft men een ontzettend genoegep in het oprichten van weerbaarheids- vereenigingen, in het beleggen van schietwed strijden, waarvan dan een drukte wordt ge maakt, alsof zij, die b. v. op 600 pa* de roos schieten, de redders van het vaderland ziin. Die gansche weerbaarheidsbeweging, zooals zij zich hier ontwikkeld heeft, was in haar oor sprong goed, maar zij heeft een gansch ver keerde richting genomen. Men heeft alles willen vermijden wat aan discipline deed denken, en heeft er van gemaakt een groot kinderspeldat meestal wordt opgevroolijkt door champagne en toasten. Dte gclieeie ondegelijke organisatie onzer vrij- ll I' iffll'i

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1871 | | pagina 1