SCHOONHOVENSCHE COURANT
WEEKBLAD
'00
ZONDAG 10 DECEMBER.
187L
IT. 128.
sru.
J3G.
igeitelde
ij he Lo-
irij.
181!
een i ge
VOOR DE KRIMPENER-, ALRLASSER- EN LOPIKERWAARD.
Een eisch van Rechtvaardig
heid en Staatsbelang.
S. W. N. van NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgevers.
k.
Niet,
denom
en eene
rijzen
het be-
n Wissel
L8SE
15(1. Ct.
ver
ihoonhoroa.
iisse
Datuks.
1200,
ding dat
uks inet
j moeten
vnjloteu.
PRIJS DEZER COURANT
Voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,60.
Franco per post- 0,70.
SEN.
wr.
K. (2275)
erd
Mark
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 1 tot 5 regels0,50.
Iedere regel meer- 0,10.
Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco.
>0.
75.
halve de
belang-
land uit-
jre Klas-
Prij en.
;der Lot
|s uit te
geheele
i klassen
ij de ge
oven een
ge en
fs in de
die der
h-n, ont-
le nieuw
leeringen
irigii eele
dangheb-
g toe.
at ie ver-
t bedrag
(•22 >7)
L1SSE1.
:ineel en
voor
zorgen.
- wij het ook nog zoo bedroevend
in onze dagen nog verdedigd moet
ruw geweld, nog verdedigd moet
Men weet welk
het algemeen onder
men weet hoe ge-
den regel is.
Hoevelen zijn daaronder ook niet, die nooit heb
ben gediend en die dan nog wel juist als officier
zoover gekomen?
om wegge-
toch ook ruim
Maar waarom is het dan
Het geld was toch niet bestemd
worpen te worden. Het was
genoeg beschikbaar gesteld.
Dat is
kigen
Vele andere redenen zijn daarbij gekomen.
Over een enkele heden een kort woord.
Wij hebben geld gegeven, zegt men. Wij
hebben onze belastingen opgebrachten onze
volksvertegenwoordiging heeft een deel dier op-
brengstee bestemd voor het krijgswezen. Juist.
Maar was er dan alleen geld noodig? Kan
men voor geld alles krijgen?
Weet gij wat men gedaan heeft? Men heeft
gezegdzie zoow ij hebben betaaldnu moeten
de heeren maar zorgen voor het leger en de
wapenen, die wij voor ons geld moeten hebben.
Voor een leger? Voor een leger met geld
alleen
Neen, dat spreekt van zelf, men bedoelde
weldatbehalve hen die als vrijwill<gers in
dienst traden, nog een deel der bevolking als
militiebij jaarlijksche lichting, tot het dienst
doen zoude kunnen worden verplicht. Maar
men scheen toch te meenen, dat de wijze van
samenstelling dier militie er nu zoo juist niet
a op aan kwam. Wanneer het noodige getal in-
gelijfden er maar wasen al die ingelijfden had-
Het is gebleken, dat bij het Ministerie van
Oorlog in de laatste jaren volstrekt geen vast
stelsd bij het organiseeren onzer verdedigings
middelen gevolgd is. Wat de eene Minister
tot stand bracht, brak zijn opvolger weder af.
een voorname reden van dien ongeluk-
toestand geweest.
maar
kochten
Dat weet ik.
Maar daarom juist.
Of meent gij genoeg te doen door lid van
een weerbaarheids-vereeniging te worden?
Och, meent ge dat in ernst
Een land verdedigbaar te maken is geen spel.
Kamp houden en schijfschieten, met feestjes er
bij, kan heel aangenaam zijn voor hen, die er
van houden.
Maar het land wordt daardoor niets gebaat.
Men bedenke dit toch bij tijds.
Wij moeten er aan gelooven.
Het is niet anders.
Wij moeten voor de verdedigbaarheid des
vaderlands T"
Al vinden
dat een land
worden tegen
worden door ruw geweld wij moeten er toch
aan gelooven.
Gelukkig wie zijn oogen daarvoor niet sluit.
Ieder tijdperk der geschiedenis heeft zijn kwade
zijde zooah het zijn goede heeft. Verstandig
is hij, die, hoezeer hij de kwade zijde tracht
weg te nemen, toch nog rekening met haar
houdt, zoolang zij er is.
Het mag ons Nederlanders met die verde
digbaarheid dan ook wezenlijk wel eens ernst
worden. Wij hebben lang genoeg geld in het
water geworpen aan leger, aan forten, aan
wapens.
In het water geworpen?
Ja. Dat is duidelijk genoeg gebleken in
1870, toen ter ondersteuning onzer neutraliteit
onze troepen werden mobiel verklaard. Zoo gij
de dagbladen hebt gflezen, hebt gij zeker wel
gezien welk een treurig verslag onlangs over
den toestand onzer verdedigbaarheid tijdens die
mobilisatie door de regeering aan de Kamers
gedaan is.
van de schutterij moeten kommandeeren bij de
parades en de exercitieën op het exercitieveld. Ziet,
dat gaat niet aan. Natuurlijk worden de heeren
officier der schutterij. Men kan dat niet wezen
wanneer men geen geld heeftmen moet zich
een vrij duur uniform koopenmen moet een
muziekcorps mede onderhouden enz. enz. Daar
hebben wij ook niets tegen. Maar wanneer men
nu eenmaal de schutterij-officieren zalkunnen kie
zen uit heeren die het kunnen betalen maar die
indertijd bij de militie hebben dienst gedaan en
dus van de zaken afweten, dan kan men officieren
van de schutterij erlangen, die werkelijk officieren
zijn, die kunnen kommandeeren en die zullen
worden gehoorzaamd, omdat zij weten wat zij wil
len wat zij bevelen wat zij doen.
Hetzelfde geldt natuurlijk ook de onderofficie
ren bij de schutterijonder welke er ook tegen
woordig wel hier en daar een is, die vroeger ge
diend heeft, maar dan toch bij wijze van uitzon
dering.
Daar is nog meer.
Hoe meer ontwikkelden er bij de militie komen,
hoe eerder men ook uit hen sommige zal kunnen
bezigen tot de instructies der recruten iets waar
voor. men tegenwoordig altijd het kader van het
staand leger moet gebruiken, en waarvoor men dus
een voor andere tijden te groot en te kostbaar
kader bij dat leger moet onderhouden. Zoo zal
hieren misschien ook op andere pupten van de
afschaffing der plaatsvervulling en nOmmerverwis-
seling bezuiniging een gevolg kunnen wezen.
Eindelijk, zal het leger meer worden geacht.
Want, hetzij men er voor wil uitkomen, hetzij
niet, de Nederlanders hebben, over het. algemeen
genomen voor het leger niet zooveel achting en
sympathie. Toch verdienen die mannen, die het
land verdedigbaar houden en hun leven daarvoor
veil hebben, onze sympathie wel degelijk. Wan
neer eenmaal alle rangen en standen in het le
ger, in het militieleger, zullen vertegenwoordigd
zijn, zal dit bok wel veranderen.
Men houde zich er dus van overtuigd. De
afschaffing der plaats vervanging en der nummer*
verwisseling bij de samenstelling der militie wordt
geêischt door de rechtvaardigheid en door het
staatsbelang beide.
De tegenwoordige regeering heeft onlangs eene
wet voorgestcld, waarbij die afschaffing zal wor
den bepaald. Wij wenschen hare aanneming.
Ieder, die de rechtvaardigheid liefheeft en het
wel meent met zijn land, werkt tot die aanne
ming mede, zooveel hij kan. De volksvertegen
woordiging moge vernemendat die afschaffing
door de gansche natie worde geêischt.
Het kost opoffering aati hen, die tot dus
plaatsvervangers en uummerverwisselaars
den een gewetr in de handdan kon men er
wel mede op los gaan.
Doch wanneer nu niet allen behoefden te
dienenhoe zoude men dan bepalenwie tot de
militie zouden behoorenwie niet.
Welnu, men zoude eens heel edelmoedig zijn.
Verschil van standen was met de nieuwere be
grippen niet meer overeen te brengen. Evenmin
onderhoorigheid van den eenen ingezetene aan
den ander. De grondwet had alle Nederlanders
gelijk verklaard voor de wet. Men zou dus
edelmoedig wezen en loten. Al juist. Al wie dan
door het lot werd aangewezen, zou moeten die
nen niet waar
Neen, zoo niet. Die zou eigenlijk wel moeten
dienen, maar daar was nog geld in de wereld
voor geld kon men zooveel gedaan krijgen en
voor geld zou men zich dus kunnen vrijkoopen.
Daar waren immers altijd arme sukkels genoeg,
die voor een fatsoenlijk sommetje geld de kans
wilden wagen, om te vechten en doodgeschoten
te worden, in plaats via een rijken meneer.
Recht van plaatsvervanging en nummerver-
wisseling. Men had het middeltje gevonden, om
heel eerlijk te zijn en toch zelf te kunnen te huis
blijven in oorlogstijd en zelf zich niet met dien
vervelenden soldatendienst te moeten bemoeien
in vredestijd.
Zoo heeft men nog gedacht, nog kunnen,
nog durven denken in 1861, toen onze tegen
woordige militiewet is gemaakt. Indatjaarnog
heeft men eene groote onbillijkheid in stand ge
houden en op nieuw bekrachtigd; eene onbil
lijkheid, welke bovendien tot groot nadeel zoude
moeten dienen van het leger en de schutterijen.
Dat moet vooral niet worden voorbijgezien.
De kracht van een leger is geen ruw geweld.
Legers zijn geen locomotieven, die tegen elkaar
bonzen. Zal een leger eenige kans hebben op de
overwinning, dan moet het hebben kennisbe
leid moed en gehoorzaamheid aan de krijgstucht.
Het volk dat zulk een leger wil bezittenmoet
ook de meer ontwikkelden de jonge menschen
die iets meer hebben geleerd, die fijner zijn be
schaafd, in het leger opnemen. Niet alleen onder
de officierenook onder de manschappen. De
invloed van de zoodanigen op de geheele armée
moet groot zijn. Overal waar men beschaving en
ontwikkeling haren invloed laat uitoefenen is die
invloed heilzaam. De Duitschers hebben ten over
vloede door de practijk bewezen dat dit bij een
leger niet minder waar is.
Men verzacht er ook de rampen van den krijg
door. Hoe meer ontwikkeld een leger, hoe min
der wreedheden hoe minder schend in zen van het
oorlogsrecht, hoe minder plunderingen er zullen
geschieden. En het is juist vooral op dat gebied
dat de macht van het voorbeeld bijzonder groot
moet wezen. Een enkele wenk, een enkel woord
van den meer beschaafde zal voldoende zijn
om de minder beschaafden tot nadenken en
inzicht te brengen.
Daar is nog meer.
Men kent onze schutterijen,
een lage plaats die over
onze strijdkrachten innemen
ring hare militaire waarde in