SCHOONHOVENSCHE COURANT.
WEEKBLAD
TIT1E.
ZONDAG 3 MAART.
1872.
N°. 140.
VOOR DE KRIMPENER-, ALMASSER- EN 10PIKERWAARD.
ARKT
SCHE,
SCHE,
:OEOK.
BUITENLAND.
De interpellatie Haffinans.
RIJEN,
f 9000,
i 70,000.
KEUKELEN
1OUWEK NU H OFF.
gunstigen
*1
DEGING,
rocaat te Amsterdam,
ten.)
post f 1,15.
AN NOOTEN. (2549)
NAIB IN BFFBCTEN.
(2650)
m, wordt uitgegeven
s=*ai ~r
NOCfTEN te Schoonhoven,
i 1872, in tegen woor-
getuigen plaats gehad
ONINKLIJKE HON-
LEENING, hebben de
[ommers gepote prijzen
Serie 2351 N°. 25 500
2351 32 r 500
2719 10 1000
2719 13 1000
3791 r 1» 500
3791 37 500
3791 45 5000
3791 48, 500
5603 29 500
5894 48 1000
500 zijn te vinden
gslijst, uitgegeven door
C. te Amsterdam,
ratis toegezonden wordt,
rijzen geschiedt van 15
de Koninkl. 3laats-Oen -
bij de K. K. Priv. Alg.
ichting in Weenenzon-
(2627)
en, Varkens,
Boter, Wol,
e enz. enz.
Sen Maakt 1872, en
3n zal er te Woerden
ipend worden, met uit
en waaraan tevens eene
ERIJ
0 cent» het lot.
ndere belangstellenden
araan deel te nemen
ANKOOPEN, terwijl
tten en nadere inlich-
sn zijn te bekomen bij
IS ROB BÉ, Secretaris
(2536)
PAIJt DEZER COURANT !8.&W.N.van
Voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,60.
Franco per poet 0,70. I
-I---1-L----1
PRIJS DER ADVERTENTltM:
Van 1 tot 5 regelsf 0,60.
Iedere regel meer- 0,10.
Groote letters naar plaatsruimte. Intending franco.
ning dezer constitutionneele beginselen verleiden.
Toen evenwel de Kamer het verlof eenmaal
had toegestaan en zij dus de interpellatie voor
zich had overgenomen, zoodat de heer Haffmans
optrad als woordvoerder der Kamer, toen mocht
hij zijne interpellatie zoover uitstrekken als hij
wilde, toen was hij ook volkomen gerechtigd te
vragen, welke redenen tot zijne niet-herbenoeming
hadden geleid. Daarom hebben wij het ook be
treurd, dat de Minister die redenen niet heeft
genoemd. Kieschheid, wij erkennen het gaarne,
konde hem weerhouden, maar nu de heer Haff
mans zelf op mededeeling aandrong, kon de Mi
nister in dat opzicht nimmer onkiesch wezen.
Dat de Minister de rapporten niet overlegde,
was eene andere zaak. Dergelijke vertrouwen}ke
ambtsrapporten zijn niet bestemd voor het bureau
der Kamer. Uitdrukkelijk is dat o. a. door den
heer Heemskerk Az. betoogd. En hel bewijst
o. i. zeer weinig Voor het inzicht van sommige
Kamerleden in hetgeen noodzakelijk is voor de
vastheid tiener reggenng, dat zij op die over-
legging bleven aandringen.
Maar nu kwam eindelijk van de andere
zijde weder iets, dat den slechten indrukwaar
van wij boven sprakenaanmerkelijk verhoogd».
Sommige vrienden des Ministers schenen ZÈxCv
te willen helpen door juridische spitsvondigheden,
en betoogden als de eenvoudigste zaak ter we
reld wij zeiden het boven reedsdat Mr. Hoff
mans geen recht op herbenoeming had, dat
van eene niet-herlienoemiag eigenlijk geen sprake
kon zijn, dat het eenige positieve feit was de
benoeming van Mr. Leclerq, en dat de inter
pellant zich dus bij dat feit moest bepalen.
Waarom riep men zulke haarkloverijen ta
hulp? Juridisch had men volkomen gelijk,
maar met de werkelijkheid moet rekening wor
den gehouden. Eu dan is het een feit, dat
een aftredend kantonrechter niet gelijk staat
met iederen anderen sollicitant. Alleen wan*
neer bij ongeschikt ismoet hij niet worden
herbenoemd. Maar is, dit niet het geval, dan
moet zijne herbenoeming volgen, al bestonden
er ook honderd bekwamer sollicitanten dan hij.
De wet heeft alleen bedoeld den kantonrechter
gedurende vijf jaren onafzetbaar te makenmaar
heeft hem niet willen brengen in een toestand,
veel ongunstiger dan die vau iedèr afzetbaar
ambtenaar, die toch niet afgezet wordt, of hij
moet ongeschikt wezen.
Daarom noemden wij die redeneerii
kloverij, welke ons volkomen
ons ergerde.
De gebeurtenis is nu achter den rug.
Zij heeft bij ons in alle opzichten een on
gunst igen indruk achtergelaten.
Wanneer zulke gebeurtenissen den constitu-
tionneelen zin maar eenige stappen verder bren
gen, dan doen zij ook haar nut.
De vrienden van Napoleon III zijn weder
druk aan het werk, om het volk voor den ex-
keizer te winnen, en de man van Sédan zit, zoo-
als men verhaaltop den loerom als de ge
legenheid eeiugszins gunstig is, wéér Aan de
regeenng te komen. Te Cherbourg, eene Fran-
sche zeeplaatsricht men de oogen onophoudelijk
naar den zeekant, daar aan den ex-keizer, die
zooals men weet in Engeland ishet plan word’t
De heer Haffmans
nister te vragen of pd
de niet-herbenoeming I
week geleden in alle ven? De Minister na
van j van neen. De interpd
hadden voortdurend a|
ling der gronden, q
geleid. De Minister k
gen dat bet belang d
van het kantonrechte^
den heer Leclerq bad,
zonderheden was Z.
pertinent had hij ga
hem ontvangen rappe
Van de zijde der tei
mans ontkenden sommigen het recht
redenen van het besluit
vragen, omdat de Minister
had geschonden en ojidat de interpellant geen
enkel feit had aangevoed waaruit de partijdig
heid des Ministers ko|dt „_.2—
deren bejeerdfiR seWWat, aaugezien
tonrechter wiens vijfjarig tijdvak vers
volkomen gelijk st™t icdcic;;
licitant naar de t'
hier eigenlijk geen sprake mocht
alleen van de
Vraagden dus
werd, had
toestaan.
Wij erkennen, wel is waar, geheel onbeperkt
het reclit der Kamer, om van de verantwoorde
lijke Ministers rekenschap te vragen van alle re-
geermgsdaden, ook van benoemingpn, maar wij
achten het zeer verkeerd, dat de Kamer zich in
iedere benoeming mengt. De zelfstandigheid van
liet gouvernement zou dan geheel verloren gaan
en de Minister zoude feitelijk de vrijheid ver
liezen, om zijne benoemingen volgens eed en ge
weten te doen. Verbeeldt u, dat iedere teleurge
stelde sollicitant zijne vrienden in de Kamer in
beweging bracht, om den Minister, naar aanlei
ding zijner niet-benoeming, te interpelleeren.
Drie gronden kunnen er o. i. alleen bestaan,
die interpellatieën aangaande benoemingen kunnen
rechtvaardigen. Of wanneer de Minister eene
wet heeft geschonden, bf wanneer de Minister
vermoed wordt onder den invloed van politieke
partijdigheid te hebben gehandeld, bf wanneer
er reden is te denken, dat de Minister de be
langen des lands door eenige benoeming heeft
verwaarloosd en opgeofferd aan het bijzonder be
lang van eenige gunstelingen.
Doch dan moet ook het lid der Kamer, dat
de interpellatie wil doen feiten opgeven, waar
door dergelijke vermoedens worden gerechtvaar
digd. Dat nu heeft de heer Haffmans niet gedaan
en konde hij ook niet doen. Maar juist daarom
had o. i. de Kamer het verlof nimmer moeten
toestaan. Geen courtoisie mocht tot de misken-
Welk eene drukte een o
dagbladen I Welk eene plotselinge verstoring
de rust op het gebied der binnenlandsche politiek I
Men was Zoo gewend geraakt aan de kalmtedie
na de kerstdagen was ingetreden. Men wist wel
dat de Tweede Kamer in het laatst van Februari
bijeen zoude komendoch men wist tevens dat
de heeren zich met allerlei gewichtige en diep
zinnige onderwerpen van wetgevenden aard zou
den gaan bezig houden. Niemand was op het
oogenblik op de opvoering van eenig sensatiestuk
voorbereid.
Toch kwam er een sensatiestuk.
En van welke zijde?
Van een kant, waarvan men zoo iets gewoonlijk
niet verwacht.
De Staatscourantde kalme onpartijdige Staats
courant had onder de rubriek der benoemingen
een bericht te lezen gegevendat weldra met
nadruk door alle dagbladen voor het eeheele
publiek zou worden herhaald. Mr. Leopold
Haffmans, lid van de Tweede Kamer der Staten
Generaal en Kantonrechter te Venlo, moest,
aangezien volgens de wet op de Rechterlijke Or
ganisatie de kantonrechters slechts voor den tijd
van vijfjaren worden benoemd, in zijne laatst
genoemde betrekking den 9den Februari jl. aftre
den. In den regel worden de aftredende kanton
rechters herbenoemd doch in dit geval was de
Minister van Justitie van die gewoonte afgewe en
en bad bij den tweeden candidaat der voordracht
Mr. Leclerq aan den koning ter benoeming voor
gedragen. Het koninklijk besluit was op de voor
dracht gevolgd en Mr. Haffmans niet herbe
noemd.
De teleurgestelde ex-kantonrechter had onmid
dellijk de aandacht van het publiek op deze ge
beurtenis gevestigd. In de dagbladen waren door
hem geteekende brieven verschenenwaarin hij
zich onverholen beklaagde en het vermoeden uit
sprak dat de Minister hem dit had aangedaan
omdat hij in de Kamer tot de oppositie behoorde.
Wel werd hier en daar gemompeld dat de her
benoeming alleen was achterwege gebleven omdat
er zeer ongunstige rapporten bij den Minister
waren ingekomen omtrent de wijze waarop de
heer Haffmans zijn kantonrechterschap waarnam
doch de vrienden van den niet-benOemde sponnen
het eenmaal geuite vermoeden van de politieke
partijdigheid des Ministers breed uit.
Het muisje dat op die wijze in de wereld der
publieke opinie bet Jicht had jgezienzou nog
tt ii staartje hebben want ziet, de heer Haffmans
eeuruik makende van zijne hoedanigheid als Lid
der Kamerwenschte den Minister over het ge
beurde te interpelleeren en vroeg daartoe het ver
lof der Kamer. De Kamer verleende het ge
vraagde verlof en de interpellatie had den 26sten
'Februari II. plaats.
Al deze omstandigheden hadden langzamer
hand de belangstelling van het publiek in hooge
mate gaande gemaakt en zoo gebeurde het dan
•d t op den avond van dien dag van alle oor-
d< ii des lands verlangend werd uitgezien naar
berichten omtrent den afloop dezer politieke
gebeurtenis.
En toen zij afgeloopen was? Toen waren
de meesten teleurgesteld.
eering eene haar-
koud liet, neen
taris DE KLEUN, te
zijn op
ik, tegen 5°/0, beschik-
en
>men kunnen ook bij
te klein, geplaatst
(2540)
LOOPING van
)ag 12 Maart 1872,
!03, ten overstaan van
’was begonnen den Mi-
llitieke overwegingen tot
hadden aanleiding gege-
B herhaaldelijk verzekerd
llant en zijne vrienden
mgedrongen op niededee-
le den Minister hadden
hd volstaan met te zeg-
er geregelde waarneming
schap tot benoeming van
■geleid. In meerdere bij-
•Éxc. niet getreden en
beigerd de deswege bij
Iten over te leggen.
tenstanders van Mr. Haff-
t om de
van den Minister te
geene enkele wet
de interpellant geei
Ie worden vermoed. An-
.1 een kan
verstreken is,
staat met iederen anderen sol-
alsdan ojieiistaande betrekking,
w .’l wezen van
de niet-benoeming des heeren Haffmans, maar
a’.lccr. var. da benoeming des heeren Leclerq en
3 aan den interpellant en de zijnen,
of zij tegen die benoeming eenig bezwaar hadden.
Eindelijk liep de zaak kalm af. De inter
pellant wilde geene motie voorstellendoch ver
klaarde ten slotte dat de Minister geen enkel
bezwaar tegen hem had genoemd en dat dus de
moreele overwinning aan zijne zijde was.
Deze geheele politieke historie heeft op ons
een ongunstige» indruk gemaakt, van welke
zijde wij haar ook bezien hebben.
Zooals het verlof tot interpellatie gevraagd
werd, had o. i. de Kamer het nooit moeten