1
ZONDAG 27 OCTOBER.
r. 174.
1872.
WEEKBLAD VOOR DE KRIMPENER-, ALBLABER- EN LOPIKERWAARD EN OMSTREKEN.
Neêrlands taal.
I
BUITENLAND.
OVERZICHT.
regel
»»71.
die vooral in
M NwIm, feitMlMTM.*
18
84
Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag
vertonden. Prijs: voor Schoonhoven per driemaanden /0,70.
Franco per post dóöf het gelïéefe r\jk 0,80.
siimioniiscii cmiNT
62
157.
51“/..
US‘/,
90
«871.
ver
een groot deel in de
vreemde schrijvers,
59*/.
597»
6*7»
6*71.
5JH
987.
9S*/i«
887.
76‘A.
M
246
rat.
8
4
S
8
8
3
1 1816. 5
0. 5
5
5
5
/1090. 5
/1000. 5
pC.nU Ooi.
24 54‘7u
65
8771.
297,
25»/,,
41
987.
747.
867.
157.
7 7.
229 7,
2207,
94
937.
917.
937,
1044
1157,
115
1147,
4871.
861/*
567/.
Je Sectie. 7
1869. 7
3
59. .5
7
6
6
8
8
8
HÏËÏL
inep, schil, prijs f 99 4
ilo; hennepzaad f8,00
tar 54 a 56 per half kilo;
te varkens 28 a 89 et;
appelen f3,00 4 3,50;
i a 7,00 per hectoliter,
ingevoerd 50 partijen;
it en qual.
ei- dito f 1,30 4 1,40
iggen voor Engeland 28
ito f 10 4 18.
er. Aangevoerd: 1485
veren, 4 nuchtere kal
en, 811 varkens, 810
75 et, 2de qual. 60 ct;
qua]. 75 ct; schapen
ct, alles per kilo.
de qual. f 73 en 3de
eeuwsche, ïlakkeesche
5,00, mindere f 12,00
eeuwsche, Flakkeesche
mindere f 11,00112,00,
in Zeeuwsche, f7,20 4
'crmaassche en Noord-
dere f 6,50 k 0,90.
abantsche f219, f925,
ieeuwcche, Flakkeesche
mindere f 6,30 4 6,90,
ergerst f 5,00 4 6,10.
lange f 3,00 4 4,90,
7, nieuwe f6,50 4 7,90.
feveer 500 stuks vee.
eien f 225 4 300, min
vaarzen f160 4 940,
f 80 4 120, graskalvercn
ii 23.
51 4 63 ct., die van 190
sa 75 4 80 kilo 45 4 47
weken f7,50 49, eenigs-
er week duurder.
oter f 1,10 4 1,20.
16 stuks.
Puike jarige Zeeuwsche,
13,30 414,00, ordinaire
we dito f 19,00 4 19.50,
m blauwe f 9,00 4 10 30.
che en Vlaamschs f 6,80
i 7,30.
Vlaamsche Winter zak-
>0 4 7,40, Overmaassehe
eeuwsche en .Vlaamsche
'5,80 4 6,00, Overmaas-
,30.
3,00 4 4,00, dito dikke
De eerste vijandin die haar belaagt iseen ge
brekkige uitspraak. Hiermede bedoel ik niet de
verschillende tongvallen, die wij in sommige oor
den van ons vaderland aantreffen: het Betuwsch,
het Veluwsch, het West-Friesch bijvoorbeeld.
Deze bezitten te veel eigenaardigs en oorspronke
lijks, en hebben te groote waarde voor de verge
lijkende taalstudie, dan dat wij ze zouden willen
missen. Neen, maar wilt ge weten hoe ons dier
baar Nederlandsch jammerlijk wordt mishandeld
ga dan eens in de achterbuurten van de eerste de
beste groote staden luister daar naar de gesprek
ken en als dan uw haren niet van tijd tot tijd
te berge rijzenzal het mij zeer verwonderen.
Het is nog niet lang geleden dat het taalbe
derf ook door de hoogere standen ijverig werd
bevorderd: Zoo gaf, om maar iets te noemen,
het zoogenaamde brouwen, het gebrekkig en
sleepend uitstamelen van de r aan den spreker
iets fijns, iets aristocratisch. Die dwaze gewoonte
herinnert ons aan den tijd van het Directoire in
Frankrijk, toen de rjeunesse dorée” zich ook te
goed achtte om zuiver Fransch te spreken. Dat
misbruik, hopen wij, behoort tot het verleden.
Doch in de lagere volksklasse zit het taalver-
broddelen zoo diep dat het heel wat in heeft
dat te overwinuen. Jaren zullen er nog verloo-
pen moeten, eer de Amsterdammer ophoudt be
grafenissen bij te wonen eer hij kan besluiten,
de steenen bruggen van zijn vaderstad niet langer
voor sloizen uit te schelden. De lagere ou
derwijzer is de man van wien in dit opzicht
de meeste hulp is te wachten.
Een tweede boosdoenster is die ^witgedaste
deftigheid,” door de Gé nes te t zoo welsprekend
een //bastaard van den ernst” genoemd. Zij over
valt u met haar langgerekte volzinnen, en maakt
van het krachtig Nederlandsch een saai kooksel,
dat uw geduld op zware proef stelt en uw ge
hoorzenuwen onaangenaam aandoet. De preek
toon, waarvan de pas genoemde Leekedichter
zoo vurig wenschte verlost te worden, is ner
gens meer misplaatstdan bij het gebruik eener
taalwelker hoofdeigenschappen kracht en frisch-
heid zijn.
Een derde klip, waarop onze taal zou stranden
indien wij niet behoedzaam warenvertoont zich
in den vorm van bastaardwoorden. Wij
Nederlanders maken veel werk van de studie van
vreemde talen dat is een deugd van ons. Doch
minder prijzenswaardig is het, dat wij onze talen
kennis meuigwerf laten luchtenwaar het vol
strekt niet noodig is. Zoowel sprekende als
schrijvende stoppen wij onze zinnen vol vreemde
woorden en uitdrukkingen, en meenen dan, dat
zij er recht bekoorlijk uitzien. Gindsche jonge
dame, die uw medelijden gaande maakt door de
klacht dat zij aan affreuse migraine souf-
freert”; die zaakwaarnemer daardie u gerust
stelt door de verzekering, dat bij uw belangen
ira u fond” zal behartigen; die-maar waar
toe zouden wij door tal van voorbeelden het be
staan betoogen van een misbruikdat ons ieder
oogenblik en bij elke gelegenheid zijn opwachting
komt maken? Wij wenschten, dat het niet zoo
wareen dat meu onze gespierde Nederlandsche
taal niet trachtte op te pronken met een bont
hansworstenpak, dat haar alles behalve fraai staat.
Trouwens, dat zijn ook, in den engeren zin
des woords, geen bastaarden. Daartoe zou
den ze eerst veranderdgewijzigdverbogen moe
ten wordenen zoo menigvuldig gebruiktdat
ze met onze eigen taal ineengevloeid waren
zoodanig, dat ze niet meer te verwerpen wa
ren. Er zijn er, die met geen mogelijkheid te
vervangen zijn. Een groot geel jij tuig op kolos
sale wielenmet een paar magere knollen èr
voor, is een diligence en knap is hij,die zoo
wel voor dat voertuig als voor den conducteur die
op den bok zit een anderen naam weet te vinden.
Wilt gij een telegram een draadbericht en een pho
tographic een lichtbeeld noemenhet staat u vrij;
ouder voorbehoud evenwel dat het u met ver-
wondere, als een ander u niet begrijpt. En
Se leen. 4} 83’/*
9. 4
8
L00. f
No/ 6
-Aug. 5
Juli. 5
-Oct. 5
1860. f
864. f
5
5
5
7
6
6
6
5
.41
8
8
ideel. f
0*. 5
5
5
1.100. 5
.5
8
»De taal is heel het volk.” Dat weten de
heeren annexeerders ook zeer goed. Om de vol
komen ineensmelting van Polen met zijn reus-
aebtig gebied te bewerkenacht keizer Alexander
het verplicht gebruik der Russische taal het ge
schiktste middel te zijn. Toen ons vaderland
zuchtte onder het juk van den Fransohen over
weldiger, werd de Fransche taal gebezigd als het
soldeerseldat ons voor immer moest hechten
aan de /i/grande nation.”
Moedertaal welk een stroom van teedere
aandoeningen doet dat enkele woord in onzen
boezem ontspringen! Zij bevat de klanken, waar-
meê onze ouders voor het eerst het bewustzijn in
ons wektende woorden, die van de lippen onzer
kinderen ons tegenklinken. Stellen wij ons den
toestand voor van iemand, die jaren achtereen
rondzwierf in vreemde gewestenver van de ge
meenschap met zijn landgenootendie immer zijn
gewaarwordingen moet uitdrukken in klanken,
welke hij aan anderen ontleendebij wien de
herinnering aan het verleden nimmer wordt ge
wekt door de oude, bekende geluiden. Hoe moet
zulk een zich gevoelenals weder een zoon van
het geliefde vaderland hem de hand drukt als
de echo’s van zijn jeugd worden wakker geschud
door de geliefde tonen van weleer. Voorwaar,
wel moet Livingstone een groote mate van zeiƒ-
beheersching tot zijn beschikking hebben gehad,
dat hij niet op het geluid van Stanley’s stem in
een luid vreugdegejuich uitbarstte. Ik heb wel
eens hooren vertellen van landverhuizersdat zij
na een langdurig verblijf in Noord-Amenka hun
Nederlandsch nagenoeg geheel verleerd hadden,
’t Is mogelijk maar begrijpen doe ik het niet.
Zelfs daarwaar een taaldoor verplaatsing van
de staatkundige grenzenvreemdelinge is gewor
den, en met krachten geweld wordt onderdrukt,
zelfs daar worstelt zij voor haar aanzijn, en houdt
zij zich staande, soms eeuwenlang. //Zij blijft
voortleven in wiegenzangen en kinderliedjes,”
sprak de heer Beets onlangs; //een moeder
taal leeft voort in spijt van alle staatsbewind en
zonder hulp van congressen.”
Een volkdat zijn taal waardeertgevoelt
zich onafhankelijk. En bedreigt de overweldiger
zijn grenzen, dan vindt het moed en veerkracht
om te worstelen tegen de overmacht. De plek
waar onze wieg stond en de taal waarin onze
moeder ons spreken leerde welke krachtige
hefboomen van vaderlandsliefde 1
Al is ons grondgebied niet zeer uitgestrekt, toch
behoeft onze oude beminde Dietsche taal zich niet
van schaamte te veriiergen in tegenwoordigheid
van haar zusters. Van Oost-Friesland tot in het
hart van Frankrijk klinkt zij langs de Noordzee
stranden in alle werelddeelen wordt zij gespro
ken in de verste oordenwaar men zulks het
minst zou vermoedenvindt men haar spoor
terug. Zij heeft achter zich een tijdvak van
miskenning en minachting, doch thans is haar
horizon opgeklaard zij strijdt voor haar rech
ten, en met guustigen uitslag, De Vlaamsche
beweging, die, zorgvuldig het terrein der staatkun
dige verwikkelingen vermijdendemeer en meer
veld wint; de meerdere waardeering van onze
letterkunde in den vreemde; de vooruitgang van
de taalstudie binnen onze eigen grenzen. Zie
daar drie verblijdende verschijnselen, die bewijzen
dat het Nederlandsch een toekomst heelt, De taai
en letterkundige congressenwaarvan het twaalfde
in (1? vorige maand te Middelburg is gehouden,
doen daar veel goed aan.
Wij hebben onze taal hef. Doch niet alleen in
warme ontboezemingen moet die liefde bestaan.
Wij allen, geleerden en leekenr wij moeteu ons
beijveren om al de invloeden te verwijderendie
haar onwikkehng in den weg staanwij moeten
haar zuiver houden van alles wat haar kan ont
sieren. Ook wij moeten voor haar vechtenmet
moed en beleid.
Eene nieuwe Alabaina-quaestie isditmaal
binnen de grenzen van Europa, ontstaan. Eene
Franscb-Itnliaansche maatschappij heeft, eenige
iaren geleden zekere mijngronden in Grie
kenland bij concessie ter ontginning verkre
gen doch zag zich weldradoor eene willekeu
rige bepaling van de regeeringin hare rechten
bekort.
Door de Fransche en Italiaansche regeeringen
hierover geïnterpelleerd weigert Griekenland de
politieke beteekenis (dat is het recht van inmen
ging langs d-plomatieken weg) in die zoogenaamde
Lauriuinquaestie te erkennen. Dit heeft
aanleiding gegeven dnt de bqyle verongelijkte
regeeringen in eene eensluidende nota hare onte
vredenheid daarover hebben te kennen gegeven
haar goed recht tegenover Griekenland volhouden,
en op regeling aandringen.
Ook de oude Alabama-quaestie is met de uit
spraak van het Geneefsche scheidsgerecht nog
niet geheel afgedaan. De Engelsohe onder
danen in Amerika zijn nu met hunne eischén
om vergoeding van schade ten gevolge van deu
burgeroorlog voor den dag gekomen, en eene
Anglo-Amenkaansche commissie houdt zich druk
bezig met het onderzoeken dier eischen, waar
van er reeds verscheidene ongegrond verklaard
zijn, doch omtrent anderen, natuurlijk onder
protest der Amerikaansche leden, een nader on
derzoek is bevolen.
Ofschoon voor eenige dagen, volgens mede-
deelingen in de Fransche bladen, de ondertee-
kening van het handelstractaat nipt Engeland
niets ineer was dan eene quaestie van vormen
de beide regeeringen het dus daaromtrent gansch
eens waren gewordenis later gebleken dat dit
nog niet het geval is. De Engelsohe regeering
heeft op nieuw, omtrent sommige punten, het
oordeel der verschillende Kamers van Koophandel
gevraagd, wier adviezen, te oordeelen naar de
reeds vroeger geopperde bezwaren, waarschijnlijk
niet zoo gunstig voor de aanneming zullen zijn.
De verkiezingen in Frankrijk zijn zeer
ten gunste der regeering uitgevallen, la zes
departementen hebben de republikeinen de over
winning behaald, slechts in één gelukte het den
clericalen hunnen candidaat te doen zegevieren.
De woelingen der verschillende anti- en uitra-
republikeinsche partijen hebben dus de regeering
weinig kwaad gedaan, en het laat zich aanzien
dat, bij de op handen zijnde wederbijeenkomst
der Nationale vergadering, haar eene goede meer
derheid zal ter zijde staan. Een groot gedeelte
van de zoogenaamde midden-(gematigde) partij
der rechterzijdeheeft zich tuch aangesloten bij
het centrum der linkerzijde, en dus de regee-
ringspartij versterkt.
Vooralsnog schijnt dus het Fransche volk
«reinig genegen zich vrees te laten aanjagen door
bet schrikbeeld der republiek, deker dagen ook
door den graaf van Lhambord zoo meesterlijk
bet volk voorgehouden.
Deze pretendent, die zich tot nog toe tevre en
stelde met lijdelijk den loop der zaken af te
wachtenin het stellig vertrouwen dat zyne zaak,
die hij ook de zaak van den godsdienst waant,
eindelijk zou zegevieren, heeft gemeend zijne
~rf
O ivr -rr 4 k-r Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels f 0,50. Iedere
AV. N. AN NOOTl’jN rege| meer y Groote lettere naar plaatsruimte. Inzen-
UitgBVera. ding franco, en niterttjk tot ta 30 ure.
lieve hemelI hoe zou de modiste het maken,
indien zij al de snuisterijen, waarmede zij onze
dames opknapt, met Nederlandsche namen moest
aanduidenEn stelt u een leger voorwaarbij
elk, van den bevelhebber tot aan den trom
slager, een Nederlandschen titel droeg! Wij
moeten dankbaar erkennen, dat wij in het ge
bruik van bastaardwoorden niet zijn toegeno
men, en dat onze stijl heel wat zuiverder is
dan die van onze vaderen van vóór twee en
drie eeuwenmaar ze geheel op stal zetten
onmogelijk! Onze zuidelijke broeders beproeven
het wel, doch naar onze meening overdrijven
zijombij voorbeeldter wille van taalzui
vering den redacteur van een dagblad hoofd
opsteller te noemen, is, dunkt mij, wat al
te erg.
Een erger ziekteverschijnsel van onze taal is
het toenemend gebruik van de zoogenaamde
barbarismen. Dat zijn die uitdrukkingen, die
er heel onschuldig Nederlandsch uitzien, doch
eigenlijk niets anders zijn dan verkleede vreem
delingen. Van alle kanten komen ze ons toe-
stroomen, inzonderheid uit den oosthoek: met
andere woorden, het zijn meest Germanismen
die bij ons het burgerrecht vragen. De rede
naar, die aandringt op schoolplichtigheid (moet
zijn: schooldwang); ieder, die spreekt van eene
Hoogere Burgerschool (moet zijn:? - middel
bare school or school voor middelbaar onderwijs
misschien); de gast, die u verzoekt geen om
standigheden te maken (in plaats vangeen om
haal),-die allen bezondigen zich zeer tegen
onze taal. Als een koopman ons spreekt van
goederen die hij voorradig heeft, dan ge
voelen wij een sterke begeerte om hem voor dat
woord alleen onze klandizie te weigerenen het
berichtdat een zaak aanhangig ismaakt
ons bepaald kwaad.
De oorzaak van dit verschijnsel is niet
te zoeken. Zij ligt vpor
menigvuldige vertalingen van
die in ons land het licht zien. Het overbrengen
in ’t Nederlandsch geschiedt niet altijd door
personen, die volkomen op de hoogte van hun
taak zijn; van daar dat het soms voorkomt
dat een uitdrukkingwaarvoor niet terstond iets
van gelijke beteekenis in onze taal voor de aan
dacht kwam, eenvoudig in Nederlandschen vonn
werd overgegoten, tot groot ongerief voor de
duidelijkheid en de zuiverheid. Het onderwijs
aan middelbare scholeninzonderheid in de
vreemde talen, geschiedt veel door vreemdelin
gen, die, nadat zij hun taak hebben aanvaard,
nog ’t Nederlandsch moeten lecren. Ieder zal
begrijpen dat hieruit wederom een groot aantal
barbarismen geboren worden.
Ten slotte nog één hinderpaaldie vooral in
den briefstijl de welluidendheid in den weg staat.
Wij zijn, als wij schriflelijk het woord tot
elkander richten, veel te beleefd. Wij begraven
de uiting onzer gedachten onder een vloed van
titels en den stijven nasleep daarvanhetgeen
maakt dat onze brieven er dikwijls vrij be
spottelijk uitzien. Waartoe is het dienstig, een
geestelijke telkens zijn eerwaardigheid, een rech
ter zijn gestrengheideen burgemeester zijn acht
baarheid, een dokter zijn geleerdheid, een pro
fessor zijn hooggeleerdheid, den eersten den
besten burgerman zijn n-wel-edelheid,” en zoo
menig andere zijn vhooge of edele of hoog
edele of weledel-geborenheid” onder de aandacht
te brengen? Ook op het jongste taalcongres
kwam dit onderwerp ter sprake, doch het schijnt
wel, dat wij nog een poos onder dien bombqst
moeten gebukt gaan, eer wij er van verlost zullen
raken. Ten minste, professor Vreede vond het
wel wat heel erg om tegen een Hoog Welge
boren Heer te zeggen: Gij!! Natuurlijk, dat
zou ook heiligschennis wezen!
Maar of wij, nedengen naar de wereld,
daarover treuren, dat helpt niet.
Begonnen wij, in onze brieven, die hoog
dravende titels weg te latenmen zou ons een
voudig gebrek aan beleefdheid verwijten. Die
verbetering moet, gelijk zooveel andere, van
boven komen. Wanneer de Minister zich te
vreden stelt met: z/Mijnheer de Minister,” en
het Tweede Kamerlid met: //mijnheer de afge
vaardigde, dan zal weldra ook de schoenmaker
er geen bezwaar in zien wanneer men bern zijn
WelEdele Heer en zijn UEd. onthoudt.
Onze taal is een kostbaar erfstuk van onze
vaderen. Laat ons zorgen, het in nog beteren
toestand dan waarin wij het ontvingen, aan onze
kinderen na te laten.