N°. 181. ZONDAG 15 DECEMBER. 1872. V WEEKBLAD VOOR DE KRIMPENER-, ALBLASSER- EN LOPIKERWAARD EN OMSTREKEN. 1 BUITENLAND. OVERZICHT. Hervorming der Kieswet. -- -I SCHOONHOVENSCHE COURANT flesch. Toiletspiegel. Jen. ner. Steel. worden be- iteerd. len. ik. het slot van dit Misschien Theelepeltjes. Halster. ellen. Wij illen. jgne. Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden ƒ0,70. Franco per poet door het geheele ryk 0,80. i, 1 doosje Zeep, ilveren sluiting. Llontjee-Koek. iet Zilv. Knop. PRIJZEN. ilveren sluiting] oliën. tbloemd. gne. ik oud slot. ner. ipaards-Leidsel. ilveren slot. t zwart). ilster. •werpen zijn Cadeau* 'igineel opgemaakt MANS van SCHAIK. (MIJ) m NwtraMraMhovsa. S. W. N. VAN" NOOTEIST, Uitgevers. net Kop. bit. >p gemonteerd. De donkere dagen voor Kerstmis zijn ook zeer donkere dagen in den politieken toestand van Frankrijk. Nog duurt de crisis, die feitelijk reeds bestond, doch door de openings rede van Thiers meer bepaald aan de ordelge- bracht werd, steeds voort. De quaestieRepu bliek of Monarchie, is eenmaal gesteld; een vraagstuk dat langeu tijd verschoven, nood wendig eenmaal de gemoederen in beweging moest brengen. In den aard der zaak en hoe ook verbloemd is dat toch eigeulijk alleen de quaestie, welke de Nationale Vergadering als in twee kampen verdeelt. Lot-N-. 4C« 16 «68 871 456 Berlinzilv. bit. <465 1923 1289 1015 224 1239 1690 1516 1537 20 262 1012 «54 261 709 398 827 lTafelstoffertje1928 1602 505 W1 822 139 335 «67 1185 64 1521 1847 595 1170 251 348 682 1074 273 190 1098 1873 721 1128 1957 105 71 1120 1330 52 84 216 1383 «23 1283 1134 1401 714 1594 1563 643 1697 789 1186 967 1057 59 1292 409 252 177 1001 406 876 61 1199 <916 1862 <365 735 1630 19 1502 1810 1003 999 1626 67 40 207 1525 1299 1073 1759 1069 1507 1216 1331 1418 987 1863 386 1917 787 985 stennen zou. Evenwelwij moeten het erkennen de Me morie van Toelichting is te schraal, het eenige juiste systeem dat deze wijziging moet wezen een stap om aan meerdere bekwamen en be voegden het kiesrecht te geven dat systeem vinden wij daarin nietzooals wij het wenschten. Wat u»u te doen Een slag in het duister moet ons spaard. Natuurlijk. Het onderwerp is te gewichtighet heeft te grooten invloed op den ganschen toestand onzer Nederlandsche maatschappijdan dat zoo iets geoorloofd zoude zijn. Maar eenige herziening is noodzakelijk. Ieder zal zich nog wel herinnerenwelke algemeene teekenen van ontevredenheid een zeer groot deel der natie geuit heeft tegen het gedrag der Kamer, vooral tegen de tweespalt en het zwakheidsvertoou der liberale partijtoen het ontwerp der inkom stenbelasting aan de orde was. Er bestaat een zeer groot vermoeden dat deze Kamer de natie niet zuiver vertegenwoordigt. Wij wenschen dus noch aanneming van het ontwerp zooals bet daar ligt, noch afstemming. Afstemming te minder, wij komen er rond voor uit, omdat wij in dit ministerie zoovele be kwame mannen bezitten, wier krachten Neder land niet ongestraft zal verliezen, omdat wij de aftreding van dit Kabinet een ramp zouden achten voor het vaderland. Wat willen wij dan? Een denkbeeld werpen wij op. Misschien vindt hel hier of daar bij de politieke mannen genade en blijkt het hun voor verwezenlijking vatbaar te zijn. Wij wenschen, dat de Kamer den onnatuur- lijken toestand, dien zij door haar votum over de inkomstenwet in het leven riep, doe op houden en den natuurlijken toestand herstelle; dat zij belastinghervorming doe voorafgaan aan een ceniw herziening. Zoodanige belasting hervorming zou dan ook niet zoo uitgebreid behoeven te zijn. Meerdere algemeenmaking van het patent, invoering eener rente-belasting op het kapitaal in effecten be legd, herziening van het personeel, zoodat pok zij werden aangeslagen, die hunne verteringen doen als ongetrouwde heeren, met zoodanige herziening, misschien met eene nog geringere, zoude men reeds een heel eind komen tot ver wezenlijking van het goede systeem, dat de census werkelijk de bekwaamheid terug geeft. Wanneer nu de Kamer eens aan de Regee- nng het verzoek deedom zoodanigen weg in te slaan. Een échec voor de Regeering zou dit niet wezen. Zij immers heeft den onna- tuurlijken toestand niet in het leven geroepen. Eu een middel om zoodanig verzoek te doen De rijkdom der parlementaire hulpmiddelen zal zeker daarbij wei niet te kort schieten motiën, amendementen of andere dat is de zaak der Kamerleden. Wij zouden zoodanige poging toejuichenom dat wij daarvan de beste gevolgen zouden ver wachten voor het vade.land, omdat wij willen een gezonden toestand van het kiesstelsel en daardoor een gezonden staat. Zij staat dus voor de deur de wijziging der kieswet, welke de tegenwoordige regeering heeft ingediend. Ten minste hare behandeling. Want, of zij zal worden aangenomen is onzeker. Onze lezers kennen de historie waarschijnlijk. De Grondwet heeft eenmaal voor goed, ten minste voor zooveel lange jaren als zij onver anderd zal blijvenhet kiesrecht vastgeknoopt aan den census, d. i. van den aanslag voor een zeker bedrag in ’s Rijks directe belastingen. Waarom? Alleen om aan de rijkeren iets te zeggen te geven in het bestier van ’s lands zaken Neen zeker nietmaar omdat men aldus rede neerde: die in zoodanigen maatschappelijken toestand verkeert, dat hij, gerekend naar de plaats waar hij woont, voor een zeker bedrag m de belastingen is aangeslagen, kan worden geacht ook een zoodanigen graad van ontwik keling te hebben bereiktdat hij de zaken des lands genoegzaam beoordeelen kan, om eene stem mede te hebben waar het op de samen stelling der Staten-Generaal aankomt. Dus niet omdat hij rijk, of beter gezegd financieel wel varend genoeg, maar omdat hij bekwaam, ont wikkeld genoeg is, daarom heeft hij stemrecht. Nu heeft dit stelsel twee groote fouten: voor eerst dat het den ontwikkelingsgraad alleen be oordeelt naar den maatschappelijken toestand der burgers, zooals die bepaald wordt door hel belasting betalen, alsof er geene andere mid delen ter beoordeeling zouden zijn, b. v. het bekleeden van eene of audere maatschappelijke betrekking, het bezitten van een of ander di ploma, het afleggen van een of ander examen e. z. m.; èn ten tweede, welke lout met de eerste bepaald samenhangt, dat een onverbre kelijke band tusschen stemrecht en belasting stelsel is vastgeknoopt. De eerste fout maakt dat b. v.vooral te genwoordig, nu juist in den gegoeden stand minder huwelijken worden geslotenmenig ambtenaar, hoogleeraar, leeraar van middelbaar onderwas, hoofdonderwijzer, advocaat, genees heer enz. enz. geene stem heeft, omdat hij, als niet zijnde koopman of industriëelgeen patent, als niet zijnde huisvader, geen personeelen als niet zijnde grondbezitter, geene grondbelasting betaalt. Toch zouden die personen juist dik wijls meer dan anderen de beste kiezers zijn. Men schatte hun aantal niet gering, vooral niet in de groote steden, en bedenke dat het hoe langer zoo grooter zal worden. Dat is ellendig, zeer ellendig, en zoo zuchten wij er thans onder, dat in 1848 de mannen der grondwetsherziening dit foutieve systeem aannamen. Mr. Thorbecke en de andere leden der staatscommissie wilden nog wel een stap in de goede richting doendoor aan de academisch gepromoveerden het kiesrecht te geven, maar terecht merkte men op dat dergelijke bepaling f eene bevoorrechting zoude zijn van enkelen, zonder reden. Doch wat deed men nu tegen die bevoorrechting? In plaats van ze ruimer te maken, nam men ze geheel terug. En de andere fout? Wat geeft ons die? Dit, dat b. v. onze tappers, die een hoog pa tent betalen, allicht eene stem hebben, ofschoon hunne verstandelijke en politieke ontwikkeling menigmaal zeer veel te wenschen overlaat en zelfs vrij wat lager staat dan van menig ander pa- tentplichtige, die wegens den aard van zijn be drijf een lager patent betaalt en dus geen kie zer is. De personeele belasting, de belasting geregeld naar hetgeen men verteert, is een zeer goede basis voor net kiesrecht, maar vooreerst is die basis door de grondslagen, waarop ons personeel berust,niet ruim genoeg, eu ten tweede wordt alles weder bedorven, doordat naast deze belasting in het patent eene inkomstenbelasting bestaat, welker onbillijkheid en eenzijdigheid door niemand wordt miskend. Wat zoude nu bij dien toestand de eenige goede weg wezen, zoolang men niet tot grond wetsherziening overgaat? Deze, dat men door een deugdelijk ingericht belastingstelsel aan de gebreken van het censusstelsel zooveel mogelijk te gemoet komt. Pit heeft het derde ministerie Thorbecke ge wild en het droeg de algemeene inkomstenbe lasting voor. Maar de Tweede Kamer heeft die belasting verworpen en daardoor dien eenigen goeden uit weg afgesneden. Onnatuurlijk was het dus niet dat het nieuwe ministerie verklaarde wij zullen de belasting hervorming voorloopig laten rusten en eerst af wachten, welken invloed eene wijziging der kies wet in overeenstemming met de behoeften des tijds op de samenstelling der vertegenwoordiging hebben zal. De tegenwoordige Kamer heeft I verklaard geen bepaald denkbeeld tot herziening van het belastingstelsel te bezitten. Wellicht heeft eene anders samengestelde kamer wel de gegevens om die dringende zaak tot een goed einde te brengen. Dat is nu wel het omgekeerde van hetgeen met ons cencussysteem het eenige natuurlijke zoude zijn geweestmaar dat is nu eenmaal eene fataliteit, waarin men zich te schikken heeft, tenzij men nog een middel mocht kunnen vinden, ook na de indiening van het tegen woordige census-ontwerp, om tot den natuurlijken toestand terug te keeren. Over dat denkbeeld aan artikel een enkel woord. Uit dit oogpunt beschouwd schijnt de. zaak der kieswet-herziening ons wel etnigszins anders toedan de meeste liberale bladen haar doen voorkomen. Dat het amendement van Mr. Heemskerk Az. in 1888, en het ontwerp van den minister Fock waren «rslagen in het duister”, spreken wij niet tegen. Dat het ministerie Thorbecke den goeden weg op ging door eerst het belastingstelsel definitief te herzien en door tegelijk een uitvoerig admi nistratief onderzoek in te stellen naar den stand van de ontwikkeling der ingezetenen, in verband met het censuscijfererkennen wij volmondig. Maardat nu ook dit ministerie alleen wordt voortgesleept door dien parlementairen drang, waaraan Mr. Fock toegafdaar het slechts een nieuwen slag in het duister gaat wagendit spreken wij tegen. Dit ministerie staat op gaoscli anderen bodem. De kamer heeft geweigerd het belastingstelsel en daarmede ook den grondslag van het kiesstelsel te hervormen. Dat nu iedere wijziging der kieswet en wat men ook zeggen moge, wijziging is noodzakelijkop onjuisten grondslag zal rusten is niet de schuld der Re geering maar die der kamer. Met dien onjuisten grondslag is het noodwendig, dat de liberale partij vooral tegen iedere wijziging bezwaar zoude hebbentegen de eene als te eng en niet der moeite waard, tegen de andere als te ruim en gevaarlijk. De liberale pers heeft zich over het ingediende ontwerp in het algemeen zeer ongunstig uitge laten. De censusverlaging, waardoor in onge veer 600gemeenten meer dai* thans het geval is de census op het minimum van f 20 wordt gebrachten in de grootere gemeenten met ver hoogden census eene zeer aanzienlijke daling wordt ingevoerdacht zij geheel ongemotiveerd. Wij vreezen ook Wel, dat voor eene dergelijke algemeene verlaging geene voldoende gronden zul len kunnen worden bijgebracht. Toch kunnen wij een volledig oordeel niet uitsprekenomdat wij de stukken niet onder de oogen hebben waaruit de minister Geertsema zijne denkbeelden heeft geput. En bovendien hebben wij op den minister de Vries, op het uitstekend hoofd van dit kabinet, een zoo volkomen vertrouwendat wij ons niet goed een regeeringsontwerp van dien omvang, met zijne medewerking ingediend kunnen voorstellendat niet op goede gronden Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzen ding franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure. I De groote vraag is maar of nü de geschikte tijd dakr is om dien strijd te beslissen, of niet eene vernieuwing van de vergadering, eene uit spraak van de natie daaraan had moeten voor afgaan. Waar en wat is toch de meerderheid, die over zulke gewichtige punten zou willen beslissen. De laatste stemmingen bewezen maar al te duidelijk, dat zulk eene meerderheid niet aanwezig isen rechtvaardigen dus het manifest der republikeinsche Unie, door 86 leden on- derteekend, dat het lijd is het mandaat der nationale vergadering te vernieuwen, om aan den onzekcren toestand des lands, een gevolg van de onmacht en verdeeldheid der partijen, een einde te maken. In de zitting van 14 dezer zal de vergade ring de petitiën, waarbij hare ontbinding ge vraagd wordt, in behandeling nemen. De commissie van 30 leden, belast met het doen van voorstellen, tot regeling van de bevoegd heid der openbare machten en der ministeriëele verantwoordelijkheid, heeft, na verwerping van een voorstel der minderheid, om met de regee ring daartoe in overleg te treden, besloten, deze in de gelegenheid te stellen hare meening te doen kennen en voorstellen te doen. De groote strijd, of voorloopig alleen de ministeriëele verantwoor delijkheid, dan wel ook de andere daarmede in verband staande constitutioneele vraagstukken zouden geregeld worden, door de nationale ver gadering in laatstbedoelden zin beslist, duurt in den boezem der commissie voort, en de meer derheid dfór verklaarde zich weder in eerstge- noemden zin. Dat dit niet veel goeds voorspelt, ligt voor de hand. Te midden van dien chaos heeft de regeering, door de keuze van eenen minister uit de rech terzijde, getracht verzoenend te werk te gaan, doch te oordeelen naar de taal der verschillende organen, schijnt de rechterzijde ook daarmede niet tevredenzij acht dat de regeering haar daardoor met een kluitje in ’t riet heeft willen zenden. De toestind blijft dus nog zeer gespannen. De behandeling der begroetingen vqor 1873 gaat zeer kalm en vlug voort. Alleen bij de afdeeling onderwijs werd de regeering beschul digd, iemand tot inspecteur benoemd te hebben, van wien de publieke opinie wist, dat hij het on derwijs in de gewijde geschiedenis op de lagere school overtollig en zelfs schadelijk achtte, en niet aan wonderen geloofde. Met eene belofte van den Minister, dat die zaak zou onderzocht wort^h, liep dit incident gelukkig ten einde. Dat de herziening der Bondsconstitutie in Zwitserland, hoewel uitgesteld door de ver werping van het wetsvoorstelin den loop van dit jaar aan de stemming der natie onderworpen, nog niet is opgegevenbewijst de rede, door den president van den Nationalen raad, bij de opening der tegenwoordige zitting gehouden. Daarbij werd gewezen op de tegenstrijdigheid, die er bestaat tusschen het votum des volks, bij bet verwer pen der nieuwe bouds-constitutie, en het afvaar digen van nieuwe leden voor den nationalen raaddie gunstig voor eene herziening gestemd zijn. Hieruit bleek, dat het Zwitsersche volk wel degelijk genegen is voor eene zoodanige her- ziening^. die het in staat zou stellen zich in deu geest der vrijheid te ontwikkelen, in gelijke mate als de volken*, levende onder den monarchalen regeeringsvorm. Dit zou dan ook een der eerste onderwerpen zijn, waarmede de vertegenwoordi ging zich zal bezig houden. De Belgische regeering heeft zich op eene gemakkelijke wijze van de militaire quaestie, waar omtrent zij bepaalde toezeggingen gedaan had, afgemaakt. Door de aftreding van den Minister van Oorlog, is van alle reorganisatie voor goed afgezien, en de plaatsvervanging behouden ge bleven. In de memorie van toelichting bij bet wets ontwerp tot vaststelling van het contingent voor 1873, zegt de regeering, dat de legerorganisatie, bij de proefneming in 1870, voldoende ia ge bleken en alzoo verzwaring van militaire lasten niet genoegzaam gerechtvaardigd is. De afge-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1872 | | pagina 1