N*. 500. 1879. chts, chts, de° wnmfè Zondag 12 Januari. I L «yd OTT, Weekblad voor Zuid-h|Dlland en Utrecht. ND*, BINNENLAND. BUITENLAND. Overzicht. Militaire zaken. bezigheid in een Herberg rkt aan verkocht. it de Out Bgunstigen, die heil en Langevoerd821 veren, 1 nuchter n 382 varkens dit reten dat de ledige zetel ingenomen door icht. v, Roo sn afein- i dienst te tre- ZANpN te b Schoonhoven, tot 3 Jan, 1879. 'rancina, ouders Callenbach. Iers A. Rateland waarvan ouders iuden. Leven- T. Van Arkel c, oud 26 jaren, ;rg. TEN. 1ste qual. 70 et, is f 22 k 26, vette 1'6 b 10, schapen ette kalveren 22 e dito f 8 k 14 1 f5,00, Zeeuw- jrs f4,20, Roode de twee overtollige ten eigen nutte zulke een massa i bestuurders der genoemde agen zooveel ohten en in loopt het be- it onderwijzen lods zegen op hetwelk het icodoende nog m kroon van ornoemd R. IE MER. [JTER. 1AN. Biggen voor En- l Magere biggen »re kalveren f6 me» net mee dat officieren paar jaar op één plaats wo- „familiaar” worden met de HOOG, Timmerman. ii Bekenden jaar 1879 bevelen zij i voor uwe ZOON, te Boskoop. w begonnen cht aan Bè- zoo binnen ERWEIJ. die Zondag- ank voor de ouders en n het Kerst- >mst der kin- >ied en chris ma! ten huize alwaar een liet heugeljjk I de kinderen i en kerstge- hoofd in den schoot te leggen. ter dood veroordeeld werd, heeft Zaterdag 4 dezer die straf ondergaan. Aan den Koning wordt het voornemen toegeschreven om zich opnieuw in het huwelijk te begeven, ditmaal met eene Belgische Prinses, wier naam echter niet ge noemd wordt. Deze Courant wtfrdt geregeld iederen Zaterdag-middag verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per post door het geheele rijk 0,80. >uWen, het- ndervinden nzaam aan. SN Jr., HELDEN. ah ik mijn Bn veel heil ïect. hedeu was de ring en de handel dito f 0,90 h 1,00 ,70 de 26 stuks, vluggen handel e qual. f 20 26. dito f 1,05 h 1,25 2de qual. 70 ct., iste qual. f 1,05, t., alles per kilo. AN XflÓTBJt. ■OÏHOWffl COURANT. S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven, Uitgeval. isjtfie geest niet veel anders dan een voortdu rend bslapen op het vpor deze gelegenheid 'gevulde-—hobfdkuteenvaadon duivel. ’tjs zeer waarschijnlijk, dat de te verwachten nieuwe Minister van Oorlog aan al deze dingen volstrekt niet zal denken. Wij meenden er echter met een enkel woord van te moeten ge wagen, overtuigd als we zijn dat elke degelijke leger-verbetering moet nitgaan van de poging om geschikte manschappen in voldoend aantal te krijgen en te houden. Want h$t blijft toch maar waar, wat Daendels eenmaal zei„Op de mênnekens komt het aan.” Prijs der Ad vertentiënVan 1 tot 5 regels /0,W. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco, en niterljjk tot Zaterdags-voonniddags ton 10 ore. REN, te Berg en half Maart van het platte- ich in persoon J. DEKKER, muggen ook de maat vullen. Dan hebben we nog te spreken van een groot kwaad dat ons leger aankleeft; het gebrek aan geregelde werkzaamheden. Waarom worden al leen de manschappen van het corps mineurs en sapeurs, soms ook die van de vesting-artil- lerie, maar zelden de infanteristen gebezigd tot den arbeid aan vestingwerken? Zou het zoo onmogelijk zijn de soldaten die eenig ambacht hebben geleerd, in de gelegenheid te stellen in ’s lands dienst daarmee iets extra’s te verdienen, en hen die flink knuisten aan ’t lijf hebben de spade en het houweel te doen gebruiken? Over het algemeen wordt gezegd dat de arbeid, dien de soldaten verrichten kunnen, weinig betcekent, maar de oorzaak ligt bij de organisatie. Het eentonig leven der militairen lost zich op in exerceeren en poetsen mitsgaders op schildwacht staan voor deuren waar geen sterveling zal be proeven in te breken; waarom wordt dien han den geen geregelde bezigheid verschaft? Of zou de „militaire geest” er door lyden? Maar dan Bij Zr. Ms. besluit is aan B. Janse Jzn., op zijn verzoekeervol ontslag verleend als lid van het college van regenten over de cell, ge vangenis te Gorinchemen is benoemd tot lid van gemeld college J. Drabbe, kapt.-ing. De Btaats-Courant bevat het volgende offi- ciëele bericht: Den 7en Jan. heeft te Arolsen de plechtige voltrekking plaats gehad van het huwelyk van Zjjne Majesteit den Koning met Hare Doorluchtige Hoogheid Mevrouw de Prinses Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Wal deck-Pyrmont. Omtrent het huwelijk van Z. M. den Ko ning meldt men het volgende: Dinsdag-avond te kwart voor zessen haalde de vorst van Waldeck Z. M. den Koning af en ge leidde den doorluchtigen bruidegom naar de ver trekken der vorstin, waar het burgerlijk huweljik voltrokken werd. Hierbij fungeerden als getuigen: van Z. M. de groothertog van Baksen-Weimar en van H. D. H. prinses Emma prins Wilhelm van Wurtemberg. Nadat de inschrijving in de registers van den burgerlijken stand had plaats gehad, meldde do hofmaarschalkdat alles in de kapel voor de plechtigheid gereed was. Voorafgegaan door den hofmaarschalk en de kamerheeren begaf zich nu het hooge bruidspaar daarheen. Z. M. was in admiraalsuniform. De bruid droeg een met zilver gestikt witzijden bruidskleedrijk met myrthen en bloemen bezet; een uit diamanten vervaar digde diadeem vait leliën sierde haar hoofd, waaraan een echte kanten sluier verbonden was door met edelgesteenten bezette speldenboven dien droeg zij een myrthenkransdoor haar zusters en hofttomes vervaardigd en aangeboden. De prins en prinses van Waldeck^n de overige vorstelijke personen sloten zich aclrter het bruids paar aan; in de Witte zaal voegden zich de hoeren en dames van het gevolg bij hen. Onder plechtig klokgelui naderde de stoet de kapel Aan den drempel ontving de hofprediker Scipio met Aet officierskruis van de Eikenkroon versierdhet hooge bruidspaar en geleidde het naar het altaar terwyl een koor van jonge dames, dat boven op de tribune geplaatst was, de eerste verzen aanhief van Psalm 121. De bruid en bruidegom namen vóór het altaar de voor hen bestemde plaatsen in. Achter het hooge bruids paar plaatsten zich de prinsessen van Waldeck- Pyrmont. De overige vorstelijke personen schaar den zich daarachter in een halven kring; daar naast en verder rondom in de aangewezen orde de overige genoodigden. Nadat de laatste tonen van het gezang waren gestorven, deed de hofprediker Scipio een kort gebed en hield daarna eene toespraakwaaraan het volgende is ontleend „Sire! „Koninklijke en Vorstelijke Hooghedep! „Thans is een der gewichtige ©ogenblikken aangebroken, waarin de mensch het diepe be wustzijn heeft dat op zijn levensweg een merk- bür keerpunt is ontstaan, hetwelk op zyn toe komstig leven van ingrijpend gewicht zal zyn. Deze indruk zal, in dit uur, ook uwe harten vervullen, allerdoorluchtigst paar, nu gij het voornemen koestert, voor God en deze Christe lijke getuigen elkander wederkeerige echtelijke liefde en trouw tot in den dood te beloven en dat levensverbond de kerkeljjke wjjding te doen geven. „In Gods heilige tegenwoordigheid en in het vertrouwen op zijn hulp sluit gij thans uw echt verbond, in hetwelk gij voortaan met elkaar en voor elkaar leven zult, zoodat gij vreugde en leed altijd gemeenschappelijk zult deelen en ieder uwer slechts in zooverre gelukkig zal kunnen zijn als hij het geluk van den ander beoogt „Dit is ons slechts mogelijk in de uit God geboren en in den Heiland der wereld versche nen liefde, die immers langmoedig en vriendelijk is, die niet zichzelve zoekt, die niet bitter wordt, die alles verdraagt, gelooft, hoopt, duldt, die nimmer ophoudt, en die in de stralende kroon des Christens, naast het geloof en de hoop, als de kostelijkste edelsteen schittert De goede God beware en sterke in u deze waarachtige liefde, Tot hem richt gij heden uwe oogen op; van hem hebt gij uw hulp te wachten. „Hij late het liefelijke en machtige woord der schrift, hetwelk Gij, koninkljjke bruid, by uwe bevestiging als lidmaat der kerk, tot levensspreuk gekozen hebt, gedurende uw huwelijk in zijn volle beteekenis tot waarheid worden: „God is liefde; en die in liefde blijft blijft in God en God in hem.” „De Hemelsche Vader moge om gtna lij er* Het jaar 1878 ligt alweder eenige dagen ach ter ons. Een veel bewogen jaar, rijk aan wpe- lingen van allerlei aard. Nog zijn de donkere onweerswolken, die bij den aanvang van dat jaar Europa dreigden in vuur en-vlam te zetten, niet allen weggevaagd. De Russische beer houdt nog altijd zijn prooi omklemd en daardoor En geland’» wantrouwen en wangunst .gaande. Turkije dankt zijn voortbestaan, zij ’t ook binnen engere grenzen beperkt dan vroeger, aan de onderlinge wangunst en aan het eigenbe lang zyner rechters. Die rechters spraken het vonnis uit, doch, hoeveel maanden sinds verlie pen, is men nog niet veel verder gevorderd, dan tot de verzekering dat het vonnis zal worden ten uitvoer gelegd. Hiermede heeft men zich voor- loopig tevreden te stellen. Oostenrijk heeft zijn buit beet, de kleinere staatjes Roumanië, Servië, Montenegro ontvingen hun aandeel, dat „naar meer” doet verlangen, en aan Engeland is door de Afghaansche quaestie afleiding en bezigheid gegeven in Azië. Rusland heeft dus de handen vryhet kan dralen met de ontruiming van het grondgebied, totdat het zyn invloed in Oost- Rüfneiië voor goed verzekerd heeft en wat het langs dien weg niet verkrygen kan, wordt mor gen misschien, by wijze van ruilhandel, langs diplomatieken weg aangeboden. Dat Rusland zyn rol speelt in de Afghnansche quaestie was van den aanvang af voor ieder recht duidelijk. In het geheel niet onwaarschijnlijk is dus het gerucht dat Sheri-,Alide gevluchte Emir van Afghanistan, zich onder Russische bescherming wil stellen en alzoo Rusland de gelegenheid wil geven om Engeland in Azië den voet dwars te zetteq, gelijk Engeland dat aan Rusland in Europa deed. De eene dienst kon dan de an dere waard zijn! Die tijd schijnt zoo langza merhand aan te breken. Jakob Khan blijkt noch voor de bevolking, noch voor Engeland de ge- wenschte opvolger van den Emir te zyn. Gene weigert hem gehoorzaamheid en hulp, terwijl het bericht, als zoude de nieuwe Emir onder- handelingen met Engeland hebben aangeknoopt, officieel wordt tegengesproken. Die toestand van regeeringloosheid en wanorde maakt Enge land» taak niet gemakkelijker, daar de bevolking vooralsnog weigert de Engelsche troepen als redders te beschouwen en vele van de naburige onafhankelijke stammen nog steeds voortgaan 1 hunne vijandige gezindheid door aanvallen zelfs op Indisch gröndgebied te toonen. In Engeland is dan ook de vreugde over Sheri-Alis vlucht, I welk voorval men toen als het begin van het j einde beschouwde, al heel wat getemperd. Ook de gebleken nood van een groot gedeelte der arbeidende bevolking in Engeland heeft aan die veranderde stemming het zijne toegebracht, -a- terwijl die teleurstellingen dezer dagen nog met baar keei eene vermeerderd werden, door het ongeluk aan een der schepen van het eskader in de Turksche wateren overkomen. Door het springen van een 38 tons stuk geschut zijn twee luitenants en acht matrozen gedood, een aantal anderen verwond, terwijl het schip aanmerkelijke schade bekwam. De eerste Zondag van het Nieuwejaar is voor Frankrijk een dag van groóte beteekenis ge weest. Men weet dat dien dag de verkiezingen tot gedeeltelijke vernieuwing van den Senaat moesten plaats hebben. De uitslag dier verkie zingen heeft'de verwachtingen vegre overtroffen. Men had zich gevleid met hbt vooruitzicht dat de kleine meerderheid die de anti-republikeinen in dat lichaam hadden, zich naar de andere zijde zou verplaatsen, en ziet, de uitslag gaf aan de republikeinen eene meerderheid van 50 stemmen. Niets is minder waar dan ’t geen de clericale bladen beweren, als zou Zondag jl. de roode republiek in Frankrijk gezegevierd hebben. De gekozenen, en dit verhoogt het gewicht van den uitslag, behooren allen tot de gematigde repu blikeinen, de party waaraan Frankrijk zijne we dergeboorte dankt en thans ook de toekomst in handen heeft. Er is een oogenblik gevaar geweest dat ook Frankrijk een oorlogsexpeditie zou hebben uit te rusten. Een Fransch ingezeten van Tunis was n 1. in zijne rechten door de regeering van Tunis zeer verongelijkt. Een beroep op den Franschen Consul aldaar baatte niet, zoodat van wege de Fransche regeering vertoogen aan den bey van Tunis zijn gericht. Deze schijnt echter nii toch in te zien dat hij wijzer doet met het stond toegeven dat de todn waarop de verschil lende rangen van het leger met elkander omgaan zeer dikwyls te wenschee overlaat. De korporaal brutaliseert den soldaat, soms zóó dat hij al zijn zelfbeheersching noodig heeft om niet tot insu bordinatie te vervallen; de sergeant schept er vermaak in, den korporaal eeq standje te ma ken, en zoo vervolgens. Het gekste is, dat de verongelijkte partij altijd, völgens de bekende spreekwijze, „bij den duivel ter biecht” moet gaan om herstel te vinden; reclames moeten ingebracht worden van rang tot rang, zoodat iemand, die een klacht van een soldaat zou over* brengen, menigmaal zijn eigen aanklager zou moeten worden. Dan komt het gebrek aan ondergeschikt kader, dat grootendeels aan dezelfde oorzaken is toe te schrijven. Wel zijn de onderofficiers- kamers gewoonlijk een weinig beter ingericht dan die der manschappen, en ook de tafel grenst iets meer aan het burgerlijke, maar de afwe zigheid van cordialiteit van den kant der offi cieren, de kleingeestige toepassing van peuterige, besjeshuisachtige reglementen en voorschriften maakt dat de meeste jongelieden het oogenblik zegenen waarop zij met den uniformjas den chevron kuirtien afleggen Niet het minst wordt geklaagd door de officie ren en niet ten onrechte. Karig zijn de trac- tementen der subalterne, officieren en weinig schitterend zijn de vooruitzichten. Bij den tegen- woordigen stand van zaken is men bij de infan terie de veertig jaar zepr nabij alvorens den kapiteinsrang te verwerven, die voor de groote meerderheid het eindpunt is. Daaraan is na tuurlijk niets te veranderen tenzij men de hoofd officieren op jeugdigen leeftijd zou willen pensi- oneeren hetgeen nog in het belang van den dienstnoch in dat van 's lands financiën zou zijn. Maar wel is het dringend noodig, die trac- tementen tot een onderwerp van grondig onder zoek te makenen bovenalhet stelsel der ge dwongen kortingen te herzienwaardoor het be drag der bezoldigingen tot een fictief cijfer wordt gemaakt. Een klacht van reeds ouden datumdoch die in den laatsten tijd zooveel luider is aangeheven omdat er meer dan ooit reden voor wasbetreft de garnizoens-veranderingen. De officieren wor den onophoudelijk van de eene plaats naar de andere gedreven zij en hun gezinnen zijn om zoo te spreken veroordeeld tot een nomadisch levenals waren zij de Ziguners van de Neder- landsche natie. Of die voortdurendesomtijds vry plotseling opkomende verhuizingen van re- gementen en bataillons voor onze defensie on vermijdelijk is komt ons meer dan twyfelachtig voor. Wij zijn niet genoeg op de hoogte van de inzichten des tegenwoordigen Ministers ad interimom te kunnen beoordeeelen of die ver plaatsingen door hem gelast, de verdedigbaar heid des lands al dan niet zullen verhoogen maar of in de garnizoensplaats A. het 4e dan wel het 3e bataillon van het zooveelste regiment verblijf houdtzal wel een punt van zeer onder geschikt belang zijn. Denkelijk heerscht nog bij de militaire „oomes” het idéédat officieren die langer dan een paar jaar op één plaats wo nen lichtelijk te „familiaar” worden met de burgerijof, zooals het daar genoemd wordt, zich zullen „encanailleeren.” Wij daarentegen meenen, dat solide vriendschapsbetrekkingen tus- schen fatsoenlijke burgerfamilies en officieren niet strijdig zouden zijn met de belangen der laatsten en op de „defensie” geen invloed zouden uitoefe nen. Bovendien zou de populariteit van het leger er door verhoogd worden. Alleen zou er eenig gevaar door kunnen ontstaan op het ohapitre der leverantiën, maar daarop wordt reeds onder het i tegenwoordige trek- of liever zwerfvogelstelsel gezondigd, doordien de superieuren zich met zulke „kleinigheden” niet bemoeien. Wat komt het er bijvoorbeeld op aan, of een magazijn meester, een van de-stabiele leden van het officierscorps, die één plank noodig heeft, er drie aanvrqagt en 1--"'p. aan wendt? Een muggenzifter die Alle Binnenlandsche Advertentiënwaarvan de plaafeing 3 maal wordt opgegeven, worden slechts 1 maal in rekening gebracht. f Op het graf van den man, tot wien voor korten tijd alle oogen waren gericht als den qenige die den ontredderden staat van onze de- fensié kou kunnen doen eindigen, plengen wij een weémoedigen traan. Door De Roo van Alderwerelt weg te rakken, heeft de onverbid delijke dood aan Nederland een zwaren slag toegebracht. Ieder kent zyn verleden, want zoo eenig staatsman bij ons in de volle middagzon f optrad, dan was hy het, die door zijn gestrenge critiek onophoudelijk streed tegen den slender- geest in de hoogere sfeerèn van den krygskun- z digen hemel, die de noodelopze, zelfs schadelijke verkwisting van ’s lands gelden zonder aanzien des persoom geeselde, en de middelmatigheid van onze zich noemende „militaire specialiteiten” in al haar naaktheid ten toon stelde. En die zelfde man was nauwelijks geroepen om de vlek ken die h| had aangewezen, uit te wisschen, of een vreeseljjke ziekte velde hem ter neder. Zou men niet zeggen dat er een noodlot rust op onze „nationale verdediging?” Een man 'als De Roo is wel te vervangen, niet te vergoeden. Reeds worden verschillende hoofdofficieren als zijn opvolger genoemd, dat is trouwens altijd zoode „wel-ingelichten” doen soms wanhopige pogingen om elkander een vlieg af te vangen. Wij weten dat de Minister Kap- peyne van verrassingen houdt, en het is niet ónmogelijk dat reeds morgen een naam in het Staatsblad staat waaraan niemand heeft geda< Welke de verdiensten van den heer De I ook waren, - ’t spreekt van zelf dat we in geei enkel opzicht daarop in 't minst willen afdin gen, ten aanzien van één belangryk onderwerp wm hy onze man niet. Wij bedoelen de plaats vervanging. De overleden Minister was te zeer een man uit één stuk dan dat wij van hem durfden verwachten dat hy zyn opinie op punt zou prijs geven, en die opinie, wij w« net, was den handelaars in rempla^anten en hun koopwaar gunstig. Het is niet noodig dat wy nogmaals de argumenten ter sprake brengen die tegen het behoud van het verouderde stelsel pleiten; we gelooven niet te veel te zeggen wanneer we beweren dat de meerderheid van het denkende deel der natie het veroordeelt, te meer omdat we met dat systeem nagenoeg alleen staan- onder de volken van Europa. Daarom zullen we ons zeer verheugen wanneer het blijkt, aan de Groene Tafel wordt ingenomen door een beslist voorstander van de afschaffing, hetgeen niet onmogelyk zou zyn, als men nagaat dat twee leden van dit Minis- terie zich vroeger aangesloten hebben bij het antidienstvervangingbond. Daargelaten deze quaestie, dan bestaan er bjj onze defensie nog zooveel zaken, die nog altijd hoogst „quaestieus" zijn, en die de voor bereidingsperiode tot de hervorming nog niet zijn ingstreden. Den nieuwen Minister wacht een alles behalve gemakkelijke taak. Wel zal hij dat in zyn voordeel hebben, dat hij in de Kamer geen dusgenaamde militaire grootheden tegenover zich zal zien, tenzij men den gene raal Van der Bchriek als zoodanig zou willen aanmerken, maar hij mist dan ook tevens de voorlichting van een flinke, op wetenschappelijke gronden rustende oppositie. Hij moet zijn de man wiens blik alles omvat; die zich den weg niet laat wjjzen door een vastgeroeste bureau cratie, maar zoowel al de schuilhoeken van zyn Departement doorziet als de onhuiselijke omge ving der kazerne-kamers. Tot het laatste schijnen onze militaire groot heden geen lust, mogelijk wel geen moed te bezitten. Sinds jaar en dag wordt steen en been geklaagd over het gebrek aan vrijwilligers, maar als iemand, die niet tot de specialiteiten behoort - de nuchtere opmerking maakt dat het weinig 1 oo aanlokkelijke van ’t verblijf in onze kazernes en kleintjes kijkt. Jammer maar dat de niet zeer humane behandeling der soldaten daarvan de hoofdoorzaak is, dan laat men hem stil praten, ’t Is waar, op sommige plaatsen j» in het eerste opzicht nu en dan eenige verbete ring aangebracht, maar dan ging deze meestal uit van particulieren, niet van de Regeering. Over het algemeen kan gezegd worden dat onze soldaten slecht zyn gehuisvest, nog slechter wor den gevoed. Men vergelyke eens de inrichting der gevangenissen met die der kazernes: de eerste zyn gezonde, tochtvrije, behoorlijk ver warmde verblijven, de kazernekamer is onge zellig, oudbakken en verschimmeld, vochtig en tochtig. Men vergelijke ook eens de sommen waarvoor de leverantiën van levensmiddelen, inzonderheid vleesch voor gevangenen en voor soldaten worden gegund, en dan rijst terstond de vraag, welke waarborgen er bestaan dat de militairen dierlijk voedsel ontvangen dat den toets eener keuring kan doorstaan. ledef die hetzij als vrijwilliger, hetzij als mi licien'de „wapenen heeft gedragen”, zal ons ter-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1879 | | pagina 1