N°. 503. Februari. 1879. Zondag 2 r- BINNENLAND, Weekblad voor Zuid^Holland en Utrecht IUR huurprijs van >n gaande, der letter N, Si Uitgevers- •Jt Een woord voor onze dagen. I vullen, waartoe het Kabinet zich tegenover de I republikeinsche meerderheid der Kamer verbond, - - - - ut 48i '33f BUITENLAND. of met F«- EN. 6 Ki 5 1 f65, 3de 1 ÏOOTEN. 5 5 5 5 5 Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdagsmiddag verzonden. Prijsvoor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per poet door het geheele rijk 0,80. jen voor En- uohtere kal- 1181 73 68 81H 83| 53 i 97{ 13( Hf UH Bij Kon. besluit is Jhr. P. A. Van 7 l. 5 3 6 3 3 en zorg, i ineen te o. o sident Mac-MAhon om goed te keuren wat zijne den prefect van het departe- 83& 8H 83 8U 85J AUe Binnenlandsche Advertentiënwaarvan de plaatsing 3 maal wordt opgegeven, worden hoonhoven. ari 1879. der» G. De Alexander, >uw. Jan rayn. P. De Vaal, aden. ,,A. genoote van iten, oud 62 G. Wen- 5 5 5 5 k tot de meest ren gezond- mrdoor niet houden het chte lezer», ren, op een maken, dat ulaire wijze liddelen ter dan het rijk dikke, in werkDr. hts één gul- itmuntende voorhanden rave wordt ge zich bij g Richter’» rezien deze gelijkende EN. >qu*l. 62 ct, 22 k 26, vette i8, schapen kalveren 22 ito f 6 10 >,00, Zeeuw- ‘4,20, Roode lint (24 per Prijs der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere regel meer f 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 are. ■OBMffl COURANT. Fan. 75| 971» losi 104} 321 K w 55 75H 904 894 gen handel; ial. f22i28. f 1,05 1,25 S. W. N. VAN NOO’ITO te Schoonhoven, W‘""' woest!” Een Deensch kapitein met Deensche jt'phgdlscln? matrozen brengt aan de bemanning oorlogsbodems -bij Atjeh kleine benföo- digdheden, versnaperingen, enz. van Singapore en transporteert het wasehgoed; hij verdient daarmee ontzaglijk veel gold. Een Nederlander kwam natuurlijk niet op dat idéé. Een Duitscher richt te Viissingen een expeditie-karitoor op, en ’t gaat hem zeer voorspoedig. Och, kwam de tijd eens, dat de bordjes werden verhangen; dat wij in staat waren, den vreemdeling in zijn eigen land nu on dan een vlieg af te vangen, gelijk vóór eeuwen door ons werd gedaanWrijft de oogen uit, landgenootenin plaats van u blind te staren op uw volle magazijnen wier inhoud geen koopers vindt; nog eens, in de verte moet gij het zoeken. 5 6 6 5 5 EMS. pC. 24 Jl «1 3 3 1 2 1 2 3 I. 5 5 5 3. 5 1. 5 4} 80j 72H a. 1 4' 3 5 5 <1 74( 1334 1384 52.V evoerd: 923 alveren, 4 lammeren, )f geit. qual, 68 et, quaL f1,10, les per kilo. Londen 42 Een van de vele kenmerken, waardoor de eeuw die wij beleven zich onderscheidt, is de onverzadelijkheid van het thans werkend men- schengeslaeht. Hoe dikwijls in een jaar zouden wij wel het woord „genoeg” bezigen, in zijn gewone betee- kenis? En als wij het soms doen, met hoe uitdrukkelijk voorbehoud dan nog? „Voor mij zelven zou ik misschien - genoeg hebben oiu zonder bezorgheid de toekomst te gemoet te zien,” zegt een jjverig huisvader, die jaren lang met inspanning heeft gewerkt en wien het bijzonder meegeloopen, zoodat de wereld van hem zegt dat hij zijn „schaapjes op het droge heeft,” „maar, ziet ge ik heb kinderen en ook deze moeten aan een maatschappelijke positie worden geholpen.” Daarom arbeidt hij steeds voort, blijft «Hes op haren en snaren zetten om zijn opgespaarden voorraad aan con tanten al grooter en grooter te maken, en nooit zal men hem betrappen op de verzekering, dat hjj nu „gtnoeg” heeft verzameld. Wij zullen dien man niet onbillijk beoordeelon: zijn ijver, zijn zorg voor de toekomst, zyn zelf opoffering ten behoeve van zijn kroost verdienen waardeering. Maar toch gaat men in dit op zicht weleens niet wat ver? Het is der ouderen plicht, hun kinderen behoorlijk te wapenen tegen den strijd des levens: de laatston moeten, bij hun zelfstandig optreden in de wereld, voorzien zijn van een wakker hoofd en een paar flinke handen, benevens, als hef kan, en naar den eisch van den stand waarin zij zijn grootgebracht, eenig kapitaal om zich te installeeren, om hun zaak, hun fabriek, hun winkel, hun landbouw bedrijf te aanvaarden 'en eenigszind gedekt te zyn tegen mogelijke verliezen in den aanvang. Doch de ouderlijke zorg gaat te ver, dunkt ons, wanneer hun het pad zóó effen wordt gemaakt, dat zij er van zelf, en zonder eenige inspanning, over heen glijden. Ook hun is de eisch opge legd: „Werk, en ontwikkel door den arbeid, en bij het overwinnen van allerlei moeiolijkliedeii, al uw zedelijke krachten, al uw verstandelijke vermogens. Want slechts de strijd vormt den held, en een leven van arbeid maakt den mensch.” i De Nederlanders der*zeventiende eeuw wisten schatten te winnen, waarvan hun klein en achterkleinkinderen in de volgende honderd ja ren een heerenleventje hebben geleid. Wat is daarvan het gevolg geweest? Dat onze natie, door weelde en gemakzucht ontzenuwd, is terug- gedrongen van de hoogtewaartoe zij door eigen krachtsinspanning was gestegeildat zij in plaats van de raadgeefster, de spot werd van vreemde volken, en dat een gansche lijdensge schiedenis doorloopen moe&t wordeneer we weder eenige vonken van de oude geestkracht zagen flikkeren. Het Nederland der naaste toekomst moet trachten, iets van den ouden luister te herwin nen. Of het ooit weer zijn vori$ standpunt in Europa’s volkenrij zal kunnen bereiken, is een vraag die door niemand te beantwoorden is, en die waarschijnlijk' eer tot een ontkenning dan tot een bevestiging zal voeren. Maar bij toe neming moeten we onze passieve houding laten varen. Onze jongens moeten goed leeren be grijpen, dat er voor heu heel wat te doen komt in de wereld; dat hun ideaal niet behoört te wezen ’s zomers op een buitentje en alle jaren een pleizierreisje van eenige weken naar Zwit serland Of Italië en ’s winters gezellig zitten en wonen in de stad, om zich te verzadigen aan concerten en schouwburgvertooningen, al het geen hün mogelijk gemaakt zal worden door papa’s welvoorzienen effectentrommel; maat dat zij ook wel degelijk zuilen moeten werken, van den morgeh tot den avond, om het gebouw der nationale welvaart op hechter grondslagen te vestigen en hooger op te trekken. En daarom, ouders, die altijd meent uw kinderen nooit „genoeg” geld te kunnen nalaten, ’t is niet geheel onwaarschijnlijk, dgt ge toch de zaak uit het verkeerde oogpunt beschouwt, i Gij slooft u af, om het geslacht dat na u komen zal een zacht bedje te spreiden. Is dat dan de eenige, is het zelfs wel de eerste voorwaarde om gelukkig te zijrj? Eigenlijk doet ge net als zekere burger-huismoeder, die, ofschoon met twee of drie volwassen dochters gezegend, zelve al het huiswerk verricht, opdat haar lievelingen maar fijne, blanke handjes zullen behouden. Waarlijk, om door de wereld te komen niet alleen, doch vooral om zich op een (linke manier een weg te banen, heeft men ai gauw geld genoeg”, als de andere vereischten ook maar in voldoende mate aanwezig zijn. Wat we dus zeggen willen is ditAls go de beslommeringen der „geldmakerij”, gelijk do Amerikanen het eigenaardig jfbemen, eens wat kondt beperken, en den vrijkomenden tijd besteden om uw jon gens te helpen vormen tot stevige en wakkere Ook tusschen Rusland en Ruinanie is geschil gerezen over de grensscheiding der Dobrudscha. Vorst Karei heeft weinde raadde Wifadé- ling der Mogendheden ingeroepen. De stand van zaken in Afghanistan bleef on veranderd. De Engelschen blijven het eenmaal ingenomen grondgebied bezet houdendoch schijnen niet voornemens vooreerst veel verder te gaan. Jakub-Khan heeft zich den tegenstand van een gedeelte zijner onderdanen op den hals gehaald, door de bezetting van een fort toebe- hoorende aan de Ghilzais, een stam die hem wel niet als Emir erkende, doch niet bepaald vijandig gezind was. Intusschen bereidt Engeland eene nieuwe ex peditie voor, tegen den Koning der Zula-Kaffers, een onafhankelijken stam in Zuid-Afrika. Reeds langen tijd werden tussche^ den Gouverneur der Kaap-Kolonie en het hoofd van dien stam onderhandelingen gevoerd. Daar deze laatste zich echter niet in alles naar den wensch van Engeland wenschte te schikken en ook een ultimatum niet het gewenschte gevolg had, wordt de oorlog als een uitgemaakte zaak be schouwd. dreigt het geheele kaartenhuis, met zooveel moeite I Holthe, thans ontvanger der dir. bel. en acc. te delen te Woerden c. a. Z. M. heeft aan Mr. N. P. J. Kien, op verzoek, op de meest eervolle wijae ontslag verleend als hoogheemraad van* den Lekdyk Bo vendame. De plechtige teraardebestelling van het stoffel jjk overschot van Z. K. H. Prins Hendrik had Zaterdag in de Nieuwe Kerk te Delft plaats. Nadat een extra-trein Z. M. den Koning en de Prinsen die aan den stoet deel namen te Delft had aapgebracht, werd de stoet geformee»^ Overeenkomstig het programma. Z. M. de Koning was evenals Prins Frederik in marine-uniform, terwijl Z. M. zoomede Prins Frederik Karei van Pruisen het kruis der Mili taire Willemsorde op de borst droegen. Voorts namen deel aan den stoet Prins Alexander, de Groothertog en Prins Herman van Saksen-Weimar en de Prins zu Wied. De marine-muziek opende den trein met de Marche-funóbre van Chopin. Een diepen indruk maakte de in zwart gehulde rouwwagen. Een zestal meest Luxemburgsche zilveren en immortellenkransen bedekte het rouwkleed, waarop de kroon en de veldmuar- schalkstaf van blauw fluweel op een rood kussen was bevestigd. Bloemen werden hier en daar waar de stoet langs trok, voor den rouwwagen gestrooid. De stoet werd besloten door een reeks van rytuigen waarin de buitengewone ge zanten van vröemde vorsten, te dezer gelegen heid afgevaardigd, waren gezeten. In het kerkgebouw zelf was een groote schare van autoriteiten tegenwoordig, de leden van ’t korps diplomatique, de ministers, vele oud-mi- ’nisters, de presidenten der Kamers en die van andere hooge staatscollegiën en tal van andeie autoriteiten. Zij schaarden zich achter de vor stelijke familie voor welke de lijkkist door een zestiental Kamerheeren-dragers was geplaatst. Toen hield de hofprediker Dr. C. E. Van Koets veld de volgende rede „Het is een heilige grond, broeders, waarop wij staan, de heiligste in het vaderland, want hier, onder onze voeten, spreekt het stof der dooden, Het fluistert ons de geschiedenis toe van Nederland en Oranje. Van den edelen Zwijger af rusten zijne vorsten hier. Twee slechts in den vreemde: de een als Koning, de andere als balling; de eerste getuige van Neerlands grootheid, de laatste van zijnen val en zijne opstanding. En gansch die vaderlandSche ge schiedenis in doodsbeenderen predikt het ons: „Zoo gaat de wereld voorbij. God alleen is groot.” „Juist eene halve eeuw lang bleven deze kel ders gesloten. Zij openden zich opnieuw voor 60 jaren. En nu, helaas? Het is voor de zes tiende maal in die jaren. Heden staan zij al weder openom een der edelste zonen van Oranje te ontvangen. Wie hij was, weten wij allen. Zijn vroeger zeemansleven, de getuigen er van staan hier in 't rond. Van den lateren stedehouder getuigt het weenend Luxemburg. 'Kloek en kalm, Altoos zorgvol en werkzaam, voor allen goed en vroom, was hij een voorbeeld hoe de rykdom vau het leven niet in de lengte, maar in de breedte en vooral in diepte schuilt. „Maar in de eerste plaats was hij 's K-nings trouwste broeder en tevens zijn eerste en beste ondeidaan. Het heugt mij nog, hoe in een moeieljjk tijdsgewricht, het jaar 1853, ik hem geluk wenschte met zijn eerste.huwelijk, en hjj mij antwoordde: Nu vooral gevoel ik mijne roeping, om getrouw naast de kroon te staan,- en toen hij onlangs zijne tweede gade herwaarts bracht, sprak hij aan de grens tot haar: Gij zult straks een klein land zien dat gezegend en groot is door de vrijheid. „En wat hij al» mentch en christen is ge- gaston, waardige nakomelingen van die stoore Hollanders die uit het ijs der Poolaeeën en den zyunegloed de; v- rzeuj^ naar binnen wisten te halen, zou dat per slot vau rekening niet nog een uitstekende specu latie zijn, voordeeliger dan de gelukkigste beursdag kan opleveren? En als straks uw haren zijn vergrjjsd, als de beste puntjes er bij u af zijn, welnu, niemand kan dan van u vergen dat gij maar doorploetert om nog al meer te verdienen; dan hebt ge recht om tegen uw kloeken zoon te zeggen „Nu jongen de beurt is aan uik heb gezorgd u tot flinken arbeid in staat te stellende wereld is ruim en groot, laat eens zien wat ge kunt. Wat mij betreft, ik zal het een beetje kalmer aan gaan loggen.” ’t Is verschrikkelijkzooals er tegenwoordig wordt gekUagd. Ieder is haast ontevredep. De een over zijn maatschappeljjkon rang, de tweede over zijn fortuin, een derde over de resultaten van ’t geen hij onderneemtzelden hoort men iemand beweren, dat het hem redelijk, of goed, of uitstekend gaat. Is die misnoegdheid geen bedenkeljjk verschijn sel Stellig wolwanneer zij tot niets anders voerfdan zinledige, afmattende klachten. Daar entegen zouden wij haar een zegen kunnen noe men, indien zij aanspoorde tot kloekhartige daden. Zijt gij ontevredenmijn vriend goed zoo tracht dan slechts zoo gauw mogelijk in een betere positie te geraken. Gaat het slecht met den handelkrijgt gij geen afnemers ga ze dan zoekendaar ginds in de verte, waar geen Nederlander nog relation heeft en ge dus nog een maagdeljjken bodem betreedt. Lieve hemel dat is juist de zaak: de menschen dringen elk ander omver op de platgetreden padenwaar geen enkel korreltje meer te pikken valt; zij zijn gelijk aan schapen die op een kaalgegraasde nemen, weide staan te loeren of er ook haast een gras- bjjzqnd halmpje «al te voorschijn komen /'iraaraan-^''' dan allen te gelijk willen gaan knagen, terwijl, als zij slechts met één stouten sprong do sloot overschrijdenzij terecht komen op een stuk hooiland, waar het groen hun tot den buik reikt. Doet dan toch asjeblieft dien sprong, in plaats' van te jammeren over „slechte tijden.” Als onze voorouders het hier niet konden bolwerken dan gingen zij ook naar de Oostnaar Brazilië, naar de Kaap, naar Spitsbergen naar Nieuw-Am sterdam, later helaas New-York weet u, ja, ’t is haast niet te zeggenwaar ze niet heen gingen en ze kwamen maar zelden met leege handen thuis. Om maar iets te noemenwie gewoon is do dagbladen eenigszins nauwkeurig te lezenvindt daarin nu en dan rapporten van onze consulaire agenten in den vreemde. Welnu, in den regel wordt er in vermelddat het een of ander pro duct van onze nijverheid of van onzen handel hier of daar gereeden aftrek zou vinden, doch dat zich in de laatste jaren geen enkel vaartuig onder Nederlandsche vlag heeft vertoond en de inboorlingen alzoo genoodzaakt waren zich bij andere natiën, die wèl verschenen, van het be- noodigde te voorzien. We lezen die berichten halen de schouders op, mompelen dat het naar met ons is 'gestelden gaan over tot de orde van den dag. Natuurlijk helpt dat niet veel. Wat wèl helpen zou P Dat flinke Nederlandsche jongens, die hart in het lijf hebben en zich een ander levensdoel voor oogen stellen dan als „mijnheer” rond te kuieren, zich verspreiden over alle hemelstreken om er handelsbetrekkingen aan te knoopen of levendig te houdenen dat men dan geregelde ver bindingen met de vreemde havens onderhoudt. De handel is de voornaamste hefboom der be schaving en volken als wij moeten ijverig deel nemen aan den „culturkampff”, dit woord opgevat in zijn niet-politieke bdteekenis. Laat ons toch niet blijven zitten als kikvorschen op een graszodede bebouwbare oppervlakte der aarde is zoo onnoemelijk rijk nog, en alleen de handel kan dien rijkdom exploiteeren. Och vaders, stelt u niet tevreden rekent het niet voor „genoeg”, wanneer ge uw zoon geplaatst hebt in' een zaakje van wijnen of van sigaren dat hem als ’t meeloopt wat bezigheid zal ver schaffen, terwijl de bekende trommel voor do rest zorgen moet. Tracht van hem te maken een man van kennisvan moedvan geest kracht, die wat wil en wat durft, en die als pionier der beschaving atm de spits kan gaan om voor de vaderlandsche welvaart nieuwe bron nen te openen. Geld? Als de buidel zoo erg zwaar weegt, dan is hij maar lastig op reis. Onze vroegere „mannen van stavast” gingen er ook niet op uit met kisten vol dukaten, en in elk geval, in Nederland, „das steinreiche” Nederland zegt onze buurman in 't Oosten, ?it geld genoeg, ais er maar courage genoeg was.’ Aan dat laatste artikel is gebrek. Allerlei buitenkansjes laten we ons voor den neus wegsnappen, en heeft een ander ze te pakken, dan zeggen we heel leuk: „Kijk, die is ons een beetje te gauw ge- 1084 92 Overzicht. De motie van orde, waarmede de Kamer van Afgevaardigden in Frankrijk haar vertrouwen in de regeering uitsprak, scheen voorloopig al thans den dreigenden crisis te zullen bezweren, en dit ware reed» veel gewonnen. Nu het er echter op aankomt, om do voorwaarden te ver- republikeinsche meerderheid der Kamer verbond, na zooveel loven en bieden samengesteldBergum c. a., benoemd tot ontv. derzelfde mid- storten, door de weigering van den pre- J~*— - - Ministers overeenkwamen. Schoorvoetend werd het ontslag van ment der Seine en van een aantal andere bur gerlijke ambtenaren geteekend, doch toen ook de vervanging werd voorgesteld van de voor naamste hooiden van het leger, weigerde de Maarschalk die verantwoordelijkheid op zich te nemen. Men kent de gehechtheid aan en de bjjzqndere denkbeelden van den Maarschalk- a lent* over hef leger; de keuze dér opvol gende Ministers van Oorlog droeg daarvan steeds de blijken; het zou derhalve uiet onmogelijk zijn, dat het ditmaal aan Dufaure niet gelukte, om Mac-Mahon tot andere gedachten te brengen. De crisis ware dan onvermijdelijk en zou zich niet enkel tot een verwisseling van Ministers bepalen» Bestond er nu maar eenheid onder de ver schillende fraction der republikeinsche party, dan zou het vinden van een geschikt opvolger en diens taak niet zoo moeielijk zijn. Doch do radicalen zijn do staatkunde der gematigdheid moedevan dag tot dag worden zij meer-eischend. Hun stokpaardje, de algemeene amnestie aan de veroordeelden wegens deelneming aan de com mune is, belichaamd in een voorstel, bij de Kamer van Afgevaardigden en den Senaat in gediend on zal daar door Louis Blanc en Victor Hugo verdedigd worden. De onderwijswet, hoe zeer ook door do gematigd liberale pers toege juicht en bestemd om gewichtige verbeteringen en hervormingeh, o. a. ook leerplicht in te voeren, vindt zelfs geen genade in hunne oogen. En dit maakt dat, al zou het aftreden van het tegenwoordig Kabinet en van den President der Republiek onder gewone omstandigheden niets verontrustends hebben, die crisis op dit oogon- blik niet gewenscht schijnt. Zie verder het vervolg der Nieuwstijdingen. Ook voor Duitschlands Rijkskanselier brengt het nieuwe jaar nieuwe moeielijkheden. Zijn „Maulkorb gesetz” zooals menalles behalve vriendschappelijkzijn voorstel tot beperking van de vrijheid van spreken in den Rijksdag betitelt ontmoet schier alleen bestrijding. In de Wur- tembergscheBeiersche en Pruisische Huizen van atgevaardigden zijn zelfs voorstellen ingediend en in behandeling genomenom de regeering te verkoeken hare vertegenwoordigers in den Rijks- bondsraad te gelasten tegen het ontwerp te stem men. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de Bondsraad het voorstel zal verwerpen. Ook de invoering van het tabaksmonopolie vindt tegenkanting. Het Pruisische kabinet wei gert de hand er toe te leenen en de Minister van FinanciënHobrechtis in plaats daarvan begonnen aan het ontwerpen eener wet tot een voudige belasting van de tabak. Nochtans blijft Vorst v. Bismarck bij zijn denkbeeld van mono polie volharden. Door de Duitsche en Oostenrijksche regeerin- gen zijn maatregelen beraamd en genomen tot wering van de pestziekte, die, hoewel afnemende, toch altijd nog in het district Astrakan heerscht. De schepen uit de Azof- en Zwarte zee komende, zijn aan eene strenge quarantaine onderworpen. Do beraadslaging over het Berlijnsch verdrag in het Oostenrijksche huis van Afgevaardigden is geëindigd met dó goedkeuring van het tractaat. Over de bezetting van Novi-Bazar wordt nog altijd met de Turksche regeering onderhandeld. Kvenzoo duren de onderhandelingen over het definitieve vredesverdrag tusschen Turkije en Rusland nog steeds voort; nu eens heet het dat de quaestie der ontruiming, dan weer dat de regeling der schadevergoeding oorzaak der ver traging is.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1879 | | pagina 1