CK,
ij»,
ing
Zondag 15 Juni.
N°. 522.
1879.
11 JUNI 1879.
A.
terdam.
1HINES,
Weekblad, voor Zuid-Holland en Utrecht
i. SNEL.
tschappij
GULDEN.
i,
Officier
r WAL,
[Iterkerk.
d Son’s
De eeredienst van Mammon.
BUITENLAND.
lage,
u
>FT.
UDT.
LENNEP.
’AN NOOTBN.
Deze Courant wordt geregeld iederen Zaterdag-middag
verzonden. Prijs: voor Schoonhoven por drie maanden 0,70.
Franco per post door het geheele rijk 0,80.
heeft in hare
weede Kamer der
i Voorzitter,
iiesvereeniglng
Woerden
W o e r d e i).
I
het gouverne-
jn
van
W SON’S
schudders
or den Agent
KORT,
«ea-Nleowkerk.
iluiten dd. 30 Mei
f 1863 No. 74.
apitaal
list.
mapartiat
>er in dó
gegeven,
herhaald
Ireigingen
I05stem-
ïlging van den
)aïs men zich
Alle Binnenlandsoho Advertentiënwaarvan
do plaatsing 3 maal wordt opgegevan, worden
slechts 2 maal in rekening gebracht.
■*-
jg
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
UitgejBn.
SCHOONHOfflSCHE COURANT.
Prijs der Advertentiën: JTan 1 tot 5 regels 0,50. Iedere
regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Tnwding
franco, en uiterlijk tot Zatordags«voormiddags ten 10 ure.
Voorzitter,
iris.
i ontwikkeling
ren, heeft voor
^-GENERAAL,
en 9 en 5 uren,
end Lid
tiling to Alkmaar
ing ie. Delft 1878.
entooristelling te
AN LOON VAN
FERSON, Pres.
ÏIJFFHzn.jPenn.
kN DER LEE.
BAELDE.
BEIJERMAN,
Secr.
i te bekomen bij
den Heer
rijd te Hoorn,
18.
Ie dagen en he-
AAIER deover-
Machines, waar-
s, William Anson
de Buckeye, de
1 van Landbouw
Z. K. H. Willem Nicolaas Alexander Frederik
Karel HendrikPrins van Oranjegeboren 4
September 1840, islLWoensdag-morgen, 11 dezer,
te Parijs overleden.
Die tijding treft diep.
Ver van zijn vaderland, terwijl slechts een ka
merdienaar aan zijn sponde stond, blies deze Prins
uit het Oranje-huis den laats ten adem uit.
Wat is door dat sterven veler verwachting
vernietigd
Wèl scheen door een langdurig verbljjf in den
vreemde de band tusschen Kroonprins en Vader
land eenigszins verzwakt, wèl werd het menig-
malen uitgesproken, dat de plaats van den Prins
van Oranje in Nederland en niet in den vreemde
wasmaar wiewie kent de drijfveren volko
men, waarom hij zóó en niet anders handelde?
Laat ons niet veroordeelen wat wij niet weten.
Wij betreuren het diep voor het Koninklijk
Huis en voor het Vaderland, dat het leven van
dezen man, die als knaap en als jongeling zoo
véél beloofde, in den bloei der jaren word afge-
sneden. Ondanks alles was ons dat leven dier
baar. Want wjj gevoelden het, wanneer hij
geroepen werd tot den troon, hij zou wol geko
men zijn, hij met zijn helder hoofd en zijn goed
hart, hij de oudste, de trots eener edele Moeder
Maar ook hij ging henen. En bij dit nieuwe
verlies, dat het Huis van Oranje weder betreurt,
buigen wij het hoofd met de bede„God behoede
ook in de toekomst ons dierbaar Vaderland!”
tegen alle schade
volgen van dien:
ienFabrieken
oederen, Oogst,
e premiën.
iekosten worden
Wanneer een ramp-van eenigszins belangrijken
aard den gewonen loop der alledaagsche gebeur
tenissen verstoort, dan doorleeft de tijdgenoot
die niet rechtstreeks bij de zaak betrokken is
achtereenvolgens drie toestanden.
Eerst is een gewaarwording van schrik over-
heerschend. Het feit wordt in korte, beteeke-
nisvolle woorden van mond tot mond overge-
bracht, meestal zonder commentaren, of men
moest als zoodanig willen beschouwen een enkel
kernachtig woord dat wordt uitgestooten om den
plotselingen indruk in één klank terug te geven.
Maar deze periode is spoedig voorbij. Do geest
houdt zich niet lang bezig met het feit op
zichzelf, zooals het daar ligt, maar gaat er an
dere voorvallen mede in verband brengen, of,
tracht de bijzonderheden zoo volledig mogelijk
op tb nemen. In die tweede phase krijgt de
fantaisie gelegenheid, haar versieringen aan te
brengen: de geruchten kruisen elkander, „men
zegt” dit, „men beweert” dat, onderstellingen
en vermoedens worden in het licht van daadzaken
geplaatst, en de muze der geschiedenis moet wèl
op haar hoede zijn, om niet door de dichterlijke
uitspattingen van de lieden uit de sociëteit, van
de hoeken der straten, uit de redactie bureau’s
der couranten verschalkt te worden.
Eindelijk komt het oogenblik, waarop men het
onderwerp, uit een historisch oogpunt beschouwd,
als uitgeput en afgezaagd laat rustenmen weet
er dan alles van, en wie nog met eenige mede-
deeling voor den dag zou willen komen, moet bf
voor de zooveelste maal herhalen wat aan ieder
bekend is, bf reeds vroeger weersproken onwaar
heden debiteeren. Doch nu maakt de moralist
zich van het thema meester, en werkt het op
zijn manier uit. Hij weet, dat bij het publiek
de periode van het kalm nadenken is ingetreden,
dat de eerste hartstochtelijkheid is uitgebluscht,
en de gelegenheid is geopend om de vraag te
stellen: „Wat kunnen we hieruit leeren?” Of,
om juister nog onze meening aan te geven,—
in de derde phase der openbare belangstelling
zoeken<we niet langer naar bijzonderheden,.maar
naar oorzaken. Dat is een arbeid, die vrucht
dragend kan zijnals er ten minste bij den
•f. zoekende eenige geneigdheid mag ondersteld
worden om de klippen te vermijden waarop een
ander is gestrand. In elk geval, we zullen er
een lantaarn of bakenlicht op plaatsen.
Wanneer wij het gezegde toepassen op de
gebeurtenis, die de tweede handelstad des rijks
onlangs met ontzetting vemlde, dan zal wellicht
deze of gene lezer, die bij hot zien van ons op
schrift terstond bemerkt waar wij heen willen;
zeggen: „Maar het is volstrekt geen nieuws, ’t
welk gij voomemems zij t te vertellen, en zelfs
meen ik mij te herinneren, dat gij dit thema
reeds vroeger hebt behandeld.”
Volkomen waar, ’t Spijt ons machtig, maar
’t is zoo. En zelfs vreezen we dat, indien we
tijd van leven hebbenwij nog weleens ten derden
male uw aandacht op dat punt zullen moeten
richten, hoe eentonig ’t ook wezen moge.
Want bij den hemel, we hebben hier te doen
met een maatschappelijke ziekte van de gevaar
lijkste soort. Indien we opklimmen tot de bron
nen, waar zwendelarijen en oplichterijen op kleine
en groote en allergrootste schaal haar oorsprong
nemen, dan komen wij terecht, niet bij den op
lichter zelf, maar bij de maatschappij die hem
aanfokt, die hem vertroetelt en eindelijk hem
aanbidt, zoolang hij ten minste in den zadel
blijft Valt hij, nu ja, dan zijn er geen scheld
woorden genoeg om hem achterna te werpen,
en die op hem net zooveel indruk maken als
hagelkorrels op een krokodillenrug.
In de stoffelijke wereld staat geen enkel ver
schijnsel op zichzelf, en evenmin in de huis
houding der maatschappij. Elk geval van schel
merij door misbruik van vertrouwen moet be
schouwd worden in verhouding tot de grond
oorzaak; eerst als men het daarover eens is
geworden bestaat er hoop, dat een geneesmiddel
kan aangewezen worden.
Men zegt wel eens: misbruik van vertrouwen
zou veel minder voorkomen, als er niet zoo
schrikkelijk veel ongemotiveerd vertrouwen werd
verleend, of liever indien zij, wier roeping het
is contróle uit te oefenen, zich die taak niet te
gemakkelijk maakten.
Volkomen waar. Reeds Franklin heeft ge
schreven: „In de dingen dezer aarde is ’t niet
het geloof, dat behoudt, maar het ongeloof.
(Vreemd en merkwaardig tevens, niet waar, dat.
wij zoo vaak bij dezen grooten denker van de
vorige eeuw terecht kunnen, om nog voor onze
dagen en voor elke natie woorden van gezond
verstand te vinden, die, als zij in acht genomen
Waren, meer nut zouden afwerpen dan de diep
zinnigste betoogen van de deftigste staathuis
houdkundigen.) Wanneer iemand met eenig
toezicht wordt belast, wanneer hij door het aan
nemen dier opdracht de belofte heeft afgelegd,
dat hij zekere handelingen, dit of dat beheer
zal contróleeren, dan is hij verplicht daaraan
zonder eenig voorbehoud stiptelijk te voldoen,
al ware de persoon wien dat toezicht geldt ook
een heilige. De verontschuldiging: „Die man
had ons volle vertrouwen, jaren lang kenden wij
hem als een man van karakter, nooit betrapten
wij hem op een onwaarheid,” heeft volstrekt
geen zin. Als men uw daden nauwkeurig na
gaat, met het oog van den man wien dat toe
zicht rechtens toekomt, dan moogt ge u niet
gekwetst gevoelen wanneer hij zijn plicht in
den vollen omvang vervult. Integendeel, bij na
latigheid van zijne zijde zondt ge hem kunnen
vragen: „Zeg eens even, ben ik zoo diep
gedaald in uw achting, dat ge het der moeite
niet meer waard rekent, mjj te contróleeren,
gelijk u is opgedragen?
Evenmin hebben degenen wien dat toezicht
is toevertrouwdhet recht zich later te beroepen
op de moeielijkheid hunner taak. Als mannen
van zaken hebben zij dit vooraf geweten. Als
er geen mogelijkheid bestaan had, nauwkeurig
op de hoogte te zijn en te blijven, dan hadden
zij moeten bedanken. Het publiek vertrouwt
op hen, hun namen worden opgegeven als
waarborgen tegen fraude. Van achteren blijkt
dat die waarborgen volkomen illusoir zyn ge
weest. Daartegen komt natuurlijk het publiek
geweten op. Wanneer er aldus wordt gere
deneerd: „Ieder, die een meer dan oppervlak
kige kennis van Italiaansch boekhouden bezit,
weet ook, dat het niet ónmogelijk is, langs
onzuiveren weg goed sluitende belansen te krij
gen,” dan heeft een eenvoudig, niet des
kundig burgerman volkomen het recht te vragen
„Heerenmet uw welnemen, zou dan uw stelsel
van boekhoudenonverschillig of het Itali
aansch, Mongoolsch of Afrikaansch is, wel
deugen?”
Dat alles raakt evenwel het hoofdpunt der
quaestie niet. Wordt do contróle scherper, dan
zal ook de zwendel nieuwe kronkelpaden zoe
ken en ofschoon het dan met den dag moeie-
lijker zal vallen die te vindentoch ontdek
ken geniale lui in hot dichtste netwerk nog
soms een maas of wat waarlangs zy kunnen
wegkomen.
Eerst dan kunnen wij hoop koesteren op genezing
van de ziekte, welker droevige verschijnselen
door gansche reeksen van vroeger geëerbiedigde
namen aan de vergetelheid worden ontrukt, als
de maatschappij begint zich los te worstelen
tan den Mammondienstdie haar thans met
schier onbreekbare banden gekluisterd 'houdt.
Er is in den laatsten tijd geen plaatsje zoo
klein in Nederland geweest, of men hoorde er
dagelijks door jan en alleman redeneeren over
miüioenenen tonnendr laatste kwamen
ring van het gouden huwelijksfeest van het
Keizerlijk echtpaar. Ofschoon de wensch niet
vervuld is, dat de staat van beleg, die bjj de
inwoners van Berlijn nog altijd de herinnering
levendig houdt aan de treurige voorvallen van
vroegere dagen, voor de opening der feesten zou
opgeheven worden, hebben gemeentebestuur en
bevolking samengewerkt, om die droeve herin
neringen onder bloemen en draperieën en een zeó
van hoht te bedekken. De kgjïfelijke plechtig
heid, waarmede de feestvieringBgeopend werd,
had plaats in de slotkapel, waar Dr. Kogel het
woord voerde. Tal van vorstelijke personen,
zoowel van Duitsche rijkstanden als vertegen
woordigers van Buitenlandsche Mogendheden,
namen deel aan den optocht naar de Kapel en
wonen de feestelijkheden bij, die, naar het pro
gramma te oordeelen, schitterend zullen zjjn.
De meeste bladen geven de dankbare hulde van
het gomoedelijke Duitsche volk in dichtvorm
weer. De Keizer heeft aan verschillende per
sonen amnestie verleend.
Terwijl de Rijksdag zich nog bezig houdt met
de tarievenwet, diende de regeering bjj den Bonds
raad een ander ontwerp in, dat eenigszins in
verband staat, met de in behandeling zijnde wet.
Het nieuwe ontwerp regelt nl. de tarieven welke
voör alle spoorwegmaatschappijen, wat het goe
derenvervoer betreft, gelijk zullen zyn en waar
van voortaan alleen, met goedkeuring van den
Bondsraad, «al mogen worden afgeweken 1. ter
afwending van gevaren, waardoor binnenlandsoho
economische belangen bedreigd worden of 2. we
gens concurrentie van andere middelen van ver
keer of vreemde spoorwegen. Buitenlandsche
voortbrengselen mogen niet goedkooper vervoerd
worden dan de binnenlandsohe van dezelfde
soort, tenzij binnenlandsche belangen dit vorderen.
Ook Zwitserland zal in navolging van Duitech*
tand trachten het evenwicht in zjjne financiën
te herstellen, door verhooging van invoertarieven.
Door den Bondsraad is voorgesteld om de rechten
op tabak, sigaren, petroleum, koffie en specerjjen
met ingang van Januari 1880 te verhoogen.
De Fransche regeering schijnt zichwat deze
aangelegenheid betreft nog eenigen tijd te willen
bedenken. Zij verzocht de Kamer, in een wets
ontwerp de bestaande handelstractaten voorloo-
pig voor 6 maanden te verlengen. Het voorstel
tot gerechtelijke vervolging van den Bot
de Cassagnao heeft weer tot veel rumoc
Kamer van Afgevaardigden aanleiding
Na veel schelden en schimpenhet
openen en sluiten van het debat, bedt
met censuur enz., werd met 306 tegen
men besloten de regeering tot vervolp-
afgevaardigde te machtigen. Zoo«.„
herinneren zal wordt de Cassagnac beschuldigd
van ophitsing tot minachting van t:t b
ment en tot haat van den eenen burger tegei
den anderen door verschillende artikelen vat
zyue handin de Pays voorkomende.
De petitiën tegen het wetsontwerp van Jules
Ferry tot regeling van het onderwijs, bjj de
Kamer en den Senaat ingekomendragen niet
minder dan 1 millioen handteekeningen. Het
wordt niogelyk geacht, dat het ontwerp nog voor
den aanvang van het zomerrecès in behandeling
komt. Blanqui is op vrjje voeten gestold. Hem
is echter geen amnestie verleendzoodat hij ver
stoken blyft van zijne burgerschapsrechten en
dus o. a. ook niet in aanmerking kan komen voor
de Kamer.
In minder dagen, dan de weken die aan de
algemeene beschouwingen gewjjd zyn, zjjn in
België de verschillende artikelen van de onder»
wijswet behandeld en goedgekeurdwaarna tod
slotte de wet in haar geheel is aangenomen met
eene meerderheid van 7 stemmen. Slechte 4
plaatsen waren onbezettwee wegens vacature
twee wegens ziekte. Pirmez bleef buiten stem
ming. Den 16den zal de Senaat de wet in be
handeling nemen.
De regeering mag trotsch zijn op hare over
winning, vooral indien het zich bevestigt, dat
de Bisschoppen, te Mechelen vergaderd, beslo
ten hebben om door de geestelijkheid gebruik
te doen maken van het beruchte artikel 4, dat
hun toestaat om buiten de schooluren doch in
de school godsdienstonderwijs te geven. Misschien
volgt de Nederlandsche geestelijkheid dan tater
dit voorbeeld wel!
De verkiezingsstrijd in Ooetenrijk-Hongarlje
heeft ook den ouden strjjd tusschen de Cze-
chen en Duitschers in Bohemen Weder doen ont
branden. Te vergeefs zoeken de partyen nog
naar een modus vivindi om de Czechen te bewe
gen weder zitting te nemen in den Rijksraad.
De gedeeltelijke bezetting van Novi-Bazar
door de Oostenryksche troepen, waartoe bjj over
eenkomst besloten is, ondervindt nog vertraging
door het verzet der aldaar verbljjf houdende
Albaneescho volksstammendie niets van die
bezetting willen weten. Oostenrijk heeft nu de
Porte in de armen genomen om deze onwilligen
tot rede te brengen.
Maandag jl. ia het doodvonnis, dat het Hoog
gerechtshof in Raaland over ^ojowief Vrijdag
te voren uitsprak, voltrokken,
Hij onderging zijn straf even kalm en bedaard,
vanwege hun nietigheid bijna niet in aanmer
king, of 't zoo niemendal was. Zeker, het
bezit van rijkdom is een benijdenswaardig voor
recht maar daarom is het niet noodig van den
kapitalist, of, beter gezogd, van het kapi
taal een god te maken, voor wien men ziek
nederbuigt in het stof, op wiens altaren men
dé edelste aspiratiën van geest en gemoed ten
offer brengt. De Hindoe, die zich in razende
opwinding noderwerpt voor de wielen van den
Jaggernautswagen om zich te laten verpletteren,
handelt in ons oog zeer dwaas; doch oneindig
dwazer, verachtelijk boven beschrijving zijn wij,
kinderen der koele Westerstranden, beschaafde
Europeeërs, die in nuchtere bezinning, met alge
heel bewustzijn van onze laagheid, ons karakter,
onze overtuiging, ons eergevoel, kortom, alles
wat ons van het redeloos gedierte onderscheidt,
neergooien voor een goudklomp.
Ja, wij vrije mannen en vrijheidminnende
vrouwen, laat ons met diepe schaamte belij
den, wij verkoopen onze ziel. Wij putten ons
uit in beleefdheden tegenover een lompen vlegel,
wanneer hij veel geld heeft, en bewijzen hem
een hulde, die wij den man van verdienste, van
kennis, van karakter onthouden. Zelfs een er
kenden schurk overladen wij met eerbiedsbetoon,
zoolang zijn streken nog kunnen aangeduid wor
den onder den schoonen titel van „gewaagde,
maar schitterend geslaagde speculation.” We
blaten mee in het koor der jubelzangen, die
den weidegang van het gouden kalf als een
triomftocht verheffen.
Als dan het goud en zijn surrogaten, de
geldswaardige papieren, de actiën en aandeelen
en obligatiën van allerlei soort, alleen bij machte
zijn de menigte ontzag in te boezemen, beleefd
heden van vorsten en volken, adelijke titels en
ridderorden af te dwingen, is het dan wonder
dat een geniale kop ijverig zoekt naar middelen,
hoe ze dan ook zijn mogen, om dat verheven
-■♦hdpunt te bereïken, vanwaar men, als een
Olympische Jupiter, de buigende en kruipende
menschheid o verziet? Ijdelheid en zucht naar
glorie zijn ons aangeboren en waarlijk, ’t zou
er slecht uitzien met den vooruitgang indien dat
zoo niet ware, want een zeer krachtige spoor
slag tot inspanning zou dan gemist worden
welnu, indien die hoogst natuurlijke eigenschap
pen, geen bevrediging vindende langs den ge
wonen weg, naar misdadige middelen grijpt en
dan slaagt, aan wie de schuld? Ja, zeker
aan hem ook, maar in de eerste plaats aan
de maatschappij zelve, die er zulk een slechte ba-
zb van waardeering en bewondering op nahoudt.
Zegt niet, dat de wereld zoo gul niet zou
zijn met haar aanbidding, indien zij vooruit wist
dat onder den mantel van haar afgod een schurk
huist. Misschien zou het getal bewonderaars
iets kleiner zijn, want gelukkig, het eergevoel
is nog niet van deze aarde weggevloden, doch
de massa zou steeds blijven jubelen en groeten
en buigen. Men zou eenvoudig het woord
„schelm” in „slimmert” veranderen. In den
grond der zaak, en van het standpunt van het
onbevangen rechtsgevoel bekeken, mogen we in
menige speculatie, waarbij „fondsen” van min of
meer verdacht, allooi zijn betrokken, niets anders
zien dan zorgvuldig georganiseerden diefstal;
do winnenden pogen slechts den verliezenden de
beurs te lichten zonder met de justitie in aan
raking te komen. Heeft men nu ooit gezien,
dat voor dezen of genen halven of heelen mil-
Jionnair minder diep werd gebogen, omdat men
wist dat zijn rijkdommen aan min zuivere broh-
nen zijn ontweid?
Onze vaderen „deden” in tulpen; wie een
mooien stag had geslagen was de koning van
zijn omgeving. Schrijvers van tateren tijd heb
ben zich daarover vroolijk gemaakt of er zich
aan geërgerd. Zij hadden gelijk, maar konden
toch niet beletten dat hun eigen tijdgenooten of
nakomelingen zich door een „financier” als John
Law lieten overhalen om met Mississippi-aan-
deelen te schachoren, net als men tegenwoordig
doet met allerlei denkbeeldige waarden. Ten
allen tijde heeft het niet ontbroken aan waar
schuwende stemmen, te vergeefs. Onze blij
speldichter Langendjck heeft de aandeelhouderij
gehekeld met vinnige instrumenten, men weet
met hoe weinig gevolg. Natuurlijk zal onze
zwakke stem nog veel minder effect te weeg
brengen. Toch mochten we, ’t geen er te zeg
gen viel, niet verzwijgen. Al zien we ook da
gelijks honderden zich doodjagen om het pries
terschap te veroveren in den tempel waar gouden
afgodsbeelden op papieren altaren vereerd wor
den, en al weten we dat woorden van waar
schuwing gewoonlijk als een galmend gerucht
voorbij zweven, toch zullen we ze uitspreken
waar en zoo dikwijls we kunnen. Misschien dat
éénmaal het openbaar geweten zal ontwaken.
Overzicht.
Op denzelfden dag, dat Nederland in nieuwen
rouw gedompeld we/d, door het overlijden van
’sKoninga oudsten toon, den Prins van Oranje,
was Diiltechtand in feestkleed gehuld, ter vie-