:en. RK RIJ franco aan Zondag 7 December. 1879. eld! I :lu IEM. “8d> ÉDE, i aanbiedin- n de Boek- OOTEN te OF.RT ingraaf. T Weekblad voor Zuid-Holland en Utrecht a. s. BINNENLAND. Vrienden van ons. BUITENLAND. Overzicht. S. W. N. VAN NOOTEN tE Schoonhoven, Uitgevers. Deze Courant wordt geregeld lederen Zaterdag-middag verzonden. Prijs: voor Schoonhoven per drie maanden 0,70. Franco per post door het geheele ryk 0,80. «EN onder beschikbaar de Schoor- bieden den i publiek ken ver eerder te dat ook iet zorg de alleenljjk Steiner. NOOT EN. lein. ouwen dat 1OTOGRA- van 30 en KAARTEN 0 Genestet. [GOTEN. cteura N BOE KEN a platen en 5 Cents tot zeer groote NOOTEN en. IENE en het ontbreekt niet aan gewaardeerde he Geld- 1 van de vat in ’t te zamen VI I K igen wov en elkaar ngen die litvoeren, >es telling fflöOSHOnSffl COURANT. Alle Binnenlandsche Advertentiënwaarvan de plaatsing 8 maal wordt opgegevon, worden slechts 2 maal in rekening gebracht. •prettigst P., en ’t speet trekking i vermeld gst geval k. tgerang- 1 Pry. i 60,000, ,000, 5 k 00, 1 2k6000, 0, 213 van het lletten of postwis- voorzien ;ijds voor le ambte- Fl. 3,60 Fl. 130 cents 90 ij elk lot bij en da- aan ieder lyst. De ■zicht der ug uitbe- sveer 100 bekend, rekkings- le prijzen jemakke- kliënten, de groote in de be en aan te le hoofd iet bank- jzen ten i winnaar ider ver azen aan Prijs der Advertentiën: Van 1 tot 5 regels /0,50. Iedere regel meer 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending franco, en uiterlijk tot Zaterdags-voormiddags ten 10 ure. reet welke gespannen verhoudii w icn dezen en zijn Duitschen collega Von Bis marck. Nu hebben deze beide elkander wel niet ontmoet, (de ziekte van Prins Von Bismarck, die nog altijd op zijn geliefd Varzin vertoeft, ver hinderde zulks), doch dit neemt niet weg, dat de ontmoeting tusschen Gortschakoff en den Keizer beteekenis heeft. Zijn ook de geschillen niet uit den weg ge ruimd, een geest van verzoening en toenadering tusschen Rusland en Duitschland is duidelijk merkbaar. Ook aan het bezoek van den Rus- sischen Kroonprins te Weenen en te Berlijn mag men die beteekenis hechten, al ligt eene nieuwe editie van het driekeizersbond ook nog in het verre verschiet. De Duitsche Keizer heeft de 100.000 Mark welke bestemd waren voor het stichten van een gedenkteeken ter herinnering aan zijn gouden bruiloft, doen aanwenden tot leniging van den nood in Silezië, waar ten gevolge van den slechten oogst hongersnood heerscht. De Rijkskanselier bedankt in de Duitsche bladen allen die hem t jdens zijne ziekte vriend schappelijke raadgevingen en geneeskundige ad viezen zonden. Vooral ook uit Engeland ontving hij er legio. De opening dar Fransche kamers is heel wat kalmer toegegaan dan men met het oog op het bewegelyke der Parijsche bevolking had ver wacht. In de Kamer van Afgevaardigden hield Gambetta een toespraakwaarin hij tot arbeid zaamheid en eendracht aanmaande. In den. Se naat bekleedde Campon, bij afwezigheid van Martelden voorzittersstoelzonder dat er iets bijzonders voorviel. De toeloop dor bevolking was niet buitengewoon groot en de menigte hield zich kalm. De Bonapartist Haentjes opende de rei der interpellaties door de regeering te wijzen op het geluk dat er z. i. heerschte onder de arbeidende klasse en de noodzakelijkheid te betoogen van middelen ter voorziening. Dat dit besteld werk was eenvoudig ten doel hebbende het volk voor de dynastie te winnenis meer dan waarschijn lijk. Jamier de la Motto was de tweede, die ie™ UVfc mesreuui. te vragen had. Hy vroeg nl. inlichting omtrent de invoering der Wet' op het lager onderwys i moet de om- n en meer die niet de STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Dinsdag-middag begonnen, Woensdag voortgezet en geëindigd, boden de algemeene beraadslagingen over het Hoofdstuk Justitie van de Staats-begrooting een kruisvuur aan van opmerkingen, vingerwijzingen en wen- schen, zooals wel te verwachten was van een vergadering die voor een groot gedeelte uit rochtsgoloerdon bestaat. De werking der nieuw o rechterlijke indeeling werd door sommige spre kers afgekeurd, door de heeren Godefroy en Van Eek verdedigd. Den Minister werd hulde gebracht voor de instelling eener Staats-com- missie tot wijziging van het Wetboek van Koop handel. De heer Patijn achtte het wenschelijk dat de terugvoering van minderjarige kinderen, die de ouderlijke woning verlaten, tot de politie- bemoeiingen wordt gerekend. Eenige andere sprekers verlangden wettelijke regeling van het vraagstuk der vicarie-goederen. De heer Elout drong aan op meerdere zorg voor het zedelijk welzijn des volksniet slechts tegen drankmis bruik, ook tegen prostitutie moesten wettelijke voorzieningen ontworpen worden; ook is meer- jvan <jen zondag noodzakelijk. In een heldere rédevoering beantwoordde de mededeelingen aangaande zijn nieuwe omgeving. Maar loe komt het, dat na eenigen tijd de tu98che«ruimton, die de brieven scheiden, toe nemen in dezelfde- mate, als hun inhoud ver mindert P Wel, de mensch kan niet uitsluitend blijven leven van het brood der herinnering; nieuwe banden worden aangeknoopt, en, al zijn dese lang zoo hecht niet, zij omslingeren toch een deel van ons gemoed. Zoodat voor die ao_o oude vriendschap de ruimte inkrimpt. Later deringuitgezonderd voor de niet-erkende geeste- gebeurt het, dat ge u met zekeren schrik her- 1-- «u.sj jt- i1_—_ inner;, dat ge in zóóveel maanden niet aan uw vriend hebt geschreven. Gij vat de pen op vreemd, ’t vlot niet meer, er komen u geen bijzonderheden voor den geest die hem belang moeten inboezemen, en uw brief wordt een mat en kleurloos epistel. Eindelijk, na vele jaren, zal uw vriend zijn geboorteplaats weerzien. Beiden verheugt ge u in het vooruitzicht der eerst» ontmoeting. Daar staat hij voor u. Ze ker ’t zijn nog dezelfde trekken die de pho tographic voor u heeft bewaard en toch toch is hij u een vreemde geworden, toch vlamt niet mee' datzelfde vuur dat voorheen beider ziel verwarmde. Beiden zij t gij veranderd door den invloed van uiteenloopende levensomstandighe den; ge moet, als ’t ware, op nieuw aan elk ander wennen. Zou het dan waar zijn dat er geen echte vriendschap meer bestaat? Neen, dat is niet waar. Alleen, we moeten niet met woorden spelen, - en in de tweede plaats, geen onmogelijke eischen stellen. En, waar wij te vergeefs zoeken naar den gloed, die eens ons ideaal was, kunnen we toch, door aankweeking van broederzin, iets vinden dat vriendschap zeer naby komt. eea voor P. minder vleiende wendingmen be gint zich ten zijnen koste te vermaken stelt zijn eigenaardigheden in een bospottelijk daglicht, zelfs zijn karakter blijft niet onaangetast, zijn goede naam wordt niet met rust gelaten. Wat ons betreftwij kunnen dat niet duldende man dien wij zooeven als „vriend” begroetten, mag niet bloot staan aan de verdachtmaking van een half dozijn babbelaarsmet geestdrift trekken wij zijn partijpogen den laster het zwijgen op te leggen, on, als dat niet gelukken wil, ver laten we in verontwaardiging een kring waar met slijk wordt geworpen *t Is mogelijk dat we dat somtijds doendoch in zeer vele ge vallen lachen we mee met do lachersof, als de kritiek wat al te grof wordtdan redden we ons uit de verlegenheid mot een banaliteit, als: „Wat zal men daarvan zeggen, de man wordt oud de fijne puntjes raken er af, hij heeft dat zeker zoo niet bedoeld, men i standigheden in aanmerking nemen dergelijke praatjes voor de vttak minste uitwerking doen. Met mijn derde rubriek loop ik gevaar, op glad ijs te komen. Er zijn „huisvrienden” die verschrikkelijk vervelend kunnen zijn; die we met een inwendigen zucht zien binnentreden, en die ons een „goddank” op de lippen brengen als zij de buitendeur tusschen ons woonvertrek hun jaspanden hebben gesteld, ’t Is Zondag- en buiten koud. De kleine kinderen zijn naar bed, de grootste houden ons nog wat ge zelschap. Vrouw, stook de kachel we zullen ’t ons eens lekker maken, een tijdschriftnommer, dat lezenin de week kom hebben begin de schel. de benoeming van een vrederechterdie in 1858 wegens eene lichte wetsovertreding veroordeeld was. Gelukkig voor de regeering en voor het landdat de fracties der linkerzijde ’i eana ^n geworden omtrent de te volgen gedragslijn tegen over de regeering en dat deze in hoofdzaak ge neigd is aan de wenschen dier meerderheid ge hoor te geven. Het programma der nieuwe coali tie omvat o. a. vrijheid van vereeniging en verga dering uitgezonderd voor de niet-erkende geeste lijke orden vrijheid van drukpers leekenonder- wijsverplicht en tevens kosteloos zuivering van het ambtenaarspersoneelvermindering van den militairen diensttijd enz. enz. Terwijl Gladstone in Schotland voortgaat met I tegenover de liberale kiezers de Engelsehe regee- ring zwart te makenheeft deze handen vol werk om do gemoederen in Ierland tot bedaren te brengen en den geest van opstand en verzet die daar heerscht te onderdrukken. Met de vriendschap tusschen den ex-Emir van Afghanistan Jakub Khan en de Engelsehe regee ring schynt het uit te zijn. Eerstgenoemde is op bevel van den Indischen onderkoning als gevangene overgebracht naar Peshawur. Zaterdag jl. is te Madrid het huwelijk vol trokken tusschen den Koningvan Spanje en de Aartshertogin Christina van Oostenrijk. De bijzondere afgezant van Z. H. den Paus, Kar dinaal Benavides, patriarch van Indië, zegende den echt in. Do stad was ’s avonds schitterend verlicht. Hoe zou het toch komen, dat van een aan tal woorden in onze taal de oorspronkelijke be teekenis somtijds geheel of ten minste voor een belangrijk gedeelte verloren gaat Is hetomdat wij ze zoo dikwijl, te pas of te onpas, gebrui ken,zoodat wij er eindelijk niets meer bij denkenen het woord zelf een holle klank wordt, zonder meer? Werkelijk geloof ik, dat daar de reden ge zocht moet worden. En dan bezigen we eigen- lijk de taal nietvolgens de bekende Tallejjrand- sche uitdrukking, om onze gedachten te ver bergen, doch om do afwezigheid, het gemis van gedachte eenigermate te vergoeden. Laat ons eens stilstaan bij het woord vriend. Dat is er een, ’t welk we misschien honderdmaal per week gebruiken, vooral indien we ons veel bewegen in hetgeen do „samenleving” wordt genoemd, welke naam ook al niet steeds let terlijk moet worden opgevat. „Gelukkig hij, die een vriend heeft gevonden.” i Indien dat waar is, dan zijn wij gewis vijftig- j voudig gelukkig, want wij tellen ze bij menigte, en j die als zoodanig door ons worden begroet. Daaren- 1 avOnd, boven hebben we dan nog het legioen „vrienden” die elders wonen en op wier „intimiteit” we niet weinig trotsch zijn. We zitten in de sociëteit, elk met een cou rant en ’t geen daar verder te genieten valt. Druk is het gesprek nietwant allen zijn we in onze lectuur verdiept. Opeens wordt de stilte verbroken door het gezegde van een der lezers: „Ei, zie eens, professor Dinges benoemd tot ridder van den Nederlandschen Leeuw. Zeg eens, X, jij komt nogal eens te Utrecht, kenje dien hooggeleerde „Dat zou ik denken, hij is een van mijn speciale vrinden.” Dadelijk straalt er iets van de vermaardheid des gedecoreerden op ons persoontje af. Men wijdt ons eenige meerdere opmerkzaamheid. Om te bewijzen dat we niet bluffenvertellen we eenige vrij algemeen bekende bijzonderheden van den gevierden man of verzinnen eenige die minder bekend zijn. En wat is er toch eigenlijk van die heele „vriendschap W e heb ben eens van zijn leven een bijeenkomst bijge- woond, waar professor Dinges het woord voerde, misschien ook aan de discussiën deelgenomen. Of we zijn secretaris of zoo iets van een ge nootschap, in welks hoofdbestuur gezegde heer zitting heeft. Dat is alles, maar genoeg om als de gelegenheid het meebrengt van zijn naam een stukje te maken op het narrenpak van onze ydelheid. Bij de veelheid en verscheidenheid van onze vrienden is het geen wonder, dat men er op bedacht is geweest, ze een beetje te classifi- ceeren: men zou anders de kluts kwijt raken. Zoo hebben we, voor zooverre wij „zaken” doen, onze handelsvriendcnvoor zooverre we gezellige wezens zijnonze sociëteitsvrienden voor zooverre we fungeeren als hoofd van een gezinonze huisvriendenenom op alles de kroon te zetten, houden we er nog een grooter of kleiner getal „boezemvrienden” op na. Dat er tusschen personen, die hetzelfde be- drijf uitoefenen, en die vaak behoefte hebben aan elkanders voorlichting of hulp zekere ge meenschap moet ontstaan, die wederzydscheon verschilligheid doet verdwijnen, is vrij natuur- lyk. Doch in den regel gaat men te verdoor aan die bloot stoffeljjke verhouding den naam van „vriendschap” te schenken. Laat maar eens de „concurrentie” in het spel komen en ge zult zien wat er van die innige betrekking overblijft. Terwyl de ééne vriend van oordeel isdat hij zich volstrekt niet behoeft te geneeren om iets van de voordeelen die de ander geniet, naar zijn eigen zak af te leidenroept deze moord en brand over het onrecht hem aangedaan en ein digt gewoonlijk zijn jobsklacht met de bekende woorden.: „Ja, zoo is’tvan je vrienden moet je ’t hebben.” Zelfsde voorbeelden zyn niet i zeldzaamdat twee vrienden van dat kaliber er geen been in vindenelkander bij gelegenheid eens beet te nemen, uitgaande van de voor hen onbetwistbare stelling, dat in den handel alles geoorloofd is. Wanneer we eens beproefdende betrekking te ontleden tusschen menschen die gewoon zijn elkander op publieke uitspanningsplaatsen te ontmoetenen dan vaak een handdruk wisselen of een aangenaam gesprek voeren ochdan zou er ook zoo bitter weinig van overblijven. Kykwe hebben zoo pas allerprettigst zitten redeneeren met onzen „vriend" P., en ’t speet ons waarlijkdat hij van avondten gevolge van huiselijke omstandighedenzoo vroeg weg moest. Pas is hij vertrokken, of toevallig wordt hij het onderwerp van een praatje tusschen lie den van ons gezelschapenzonder onbeleefd te zynkunnen we ons aan het discours niet phttrekken. eens fiks op Daar ligt t we nu eens uit willen iU de week komt daar niet van, dan we ’t te druk. Pas is dit besluit tot een begin van uitvoering gekomen, of daar klinkt de schel. „Mijnheer thuis?” „Ja, mijnheer zit boven.” Reeds hooren we de bekende stappen in den gang. Vaarwel do weelde, in welker vooruitzicht we ons verkneukelden; we hadden niet op den onmisbaren Q. gerekend, ’k Wou dat ieMaar hij opent do kamerdeur, wo zetten een erg vriendelyk gezicht, maken hem een aangenaam plaatsje bij de kachel, en steken een lofspraak af op zijn moed, dat hij de koude niet heeft geteld om ons een bezoek te brengen. O huichelaars die wo zijnlafhartige slaven van den sleur, onzelfstandige wezens met twee gezichten 1 „O mijne vrienden, er zijn geen vrienden meer!” schreef een Romeinsch wijsgeer uit de eerste eeuw onzer jaartelling. Gewis, wanneer wij afgaan op die verhalen van innige betrek king, die uit de oudheid tot ons zijn gekomen, dan zouden wo lust gevoelen die uitspraak te onderschrijven. Toch moeten wo voorzichtig zijn. De eenzijdige levensrichting, die we in langver- vlogen tijdperken waarnemen, heeft er ongetwij feld het hare aan toegebraoht, om don band tusschen enkele personen inniger te maken, ter wijl de omstandigheid dat menschen die in de jeugd met elkander verkeerden, ook gedurende hun verderen levensloop zich op hetzelfde be perkte tooneol bewogen, or toe heeft medege werkt om die verbintenissen duurzamer te maken en zoo hecht, dat slechts de dood een scheiding kon teweegbrengen. Ons leven heeft meer over eenkomst met een spoorwegtocht. Gedurig zien wij reizigers de coupé die ons tijdelijk herbergt, instappen en weer verlaten, om onmiddellijk door anderen te worden vervangen, en indien we niet behooren tot de familie van Nurks, wat na tuurlijk met geen van ons het geval is, dan zijn we steeds bereid den wel willenden mede passagier vriendschappelijk te bejegenen. Maar die ontmoetingen, hoewel zij den tocht weder zijds veraangenamen, zijn te vluchtig om diepen indruk te maken; hoogstens, als wij later hier of daar zoo’n reisgenoot ontmoeten, dan zeggen we: „’tls waar ook we hebben verleden jaar samen gereisd, van stationSchoonhoven naar Utrecht: hoe maak je ’t?” Het sluiten van de zoogenaamde „boezem vriendschap,” die werkelijk zoo mag heeten, schynt voornamelijk het voorrecht te zijn van den leeftyd, die den mannelijken onmiddellijk I voorafgaat. Men verkeert dan meer in de on- I begrensde wereld der idealende koude werken lykheid heeft haar doodelijken adem nog niet over de jeugdige illusies doen gaan, het égoïsme 1 heeft op de ziel nog geen ijskorst gevormd. Er zyn voorbeelden, dat die innige verhouding tot in hoogen ouderdom bewaard bleef, op één voorwaarde, dat de vrienden steeds bij elkander bleven. Bij verwijdering is het regel, dat de band los raakt, en eindelyk geheel wordt opgelost. Zie, de vriend, die een zoo ruime plaats in uw hart innam, gaat naar elders om zijn lots bestemming te volgen. Met een traan in het oog namen gij en hij afscheid; nooit zult ge elkander vergeten. En nog zeer lang staat zijn persoon voor uw verbeelding; bij elke gelegen heid herinnert ge u zijn bezielde taal, zijn warme handdruk voelt go nog, als hij reeds ver weg is. Lange brieven worden hem nagezon den en ontvangt ge terug. Personen en zaken, waarin gij belang steldet, worden uitvoerig be- Doeh de gedachtenwisseling neemt sproken, en het ontbreekt niet aan gewaardeerde Het staatkundig weerglas wijst in de laatste dagen weder meer naar vrede. De Koning en de Koiringm rnn Donomarken brachten een bezoek te Berlijn; de Russische Rijkskanselier eveneens en de Fransche republikeinen hebben een voor- waardelijken vrede gesloten met het Ministerie. De Duitsche Rijkskanselier mag tevreden zijn zijn staatkunde van 1866, waarin art. 5 van het Prager vredesverdrag zulk een voorname rol speelt, heeft gezegevierd. Hoe onredelijk en vrijelijk ook met dat artikel gesold is, Dene marken heeft zich in het onvermijdelijke ge schikt, het recht van den sterkste erkend. Het bezoek van den Koning en de Koningin aan het Hof te Berlijn bewijst zulks. Geen wonder dal de ontvangst allerhartelijkst was. Er was alle reden voor. Meer kon men waarlijk te Berlijn niet verlangen, dan dat de beleedigde, de ver- o__ ongelijkte 't eerst de hand der verzoening reikte. I dere heiliging Immers dat het bezoek ook nog een tweede doel In een heldere redevoering beantwoordde de had, de oplossing der Welfenquaestie, bleek niet. I Minister de verschillende sprekers. Zijn her- Van niet minder gewicht is het hezoek van den vormingsplannen zoeken den practischen weg; Russisclien Rijkskanselier Gortschakoff te Berlijn, eerst het materiëele recht, daarna de procedure, Men weet welke gespannen verhouding er heerscht vervolgen» de rechterlijke organisatie, eindelijk tusschen dezen en zijn Duitschen collega Von Bis- de reglementen op advocaten en procureurs. De instelling van een Staats-commissie voor het Wetboek van Koophandel was niet geschied om zich werk van don hals te schuiven, doch om ter bereiking van een gemeenschappelijk doel de beste krachten des lands, zoowel onder politieke vrienden als in het kamp der tegen standers, te hulp te roepen. De meeste wen schen, door de Afgevaardigden geuit, zullen door de invoering van het ontworpen Straf wetboek in vervulling komen; ook repressieve maatregelen tegen bedriegerijen op financieel gebied. De dag, waarop het Strafwetboek zal worden ingevoerd, zal geen feestdag zijn voor de boeven, en allerminst voor de groote. Wel voor den Minister; niet, omdat hij een def va ders' er van is, ook niet, omdat hij ’t verde digen zal, maar dewijl hij Nederlander is, en hij er zich voor schaamt dat we in dit opzicht zoo lang hebben gezucht en nog zuchten onder ’t juk der Fransche overheersching. Gewis zal de Kamer.medewerken, om nog aan *t eind van dit zittingjaar met dezen belangrijken arbeid gereed te komen, daar zij reeds haar reglement van orde er voor gewyzigd heeft. In de zitting van Donderdag werden de ar tikelen behandeld; het geheele Hoofdstuk werd aangenomen met algemeene stemmen. Hierop vingen de algemeene beschouwingen aan over Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken. De beide eerste sprekers, de heeren Moens en De Meyier, drongen nogmaals aan op invoering der wet in den loop van 1880, en protesteerden tegen de schatting dier wet door de antirevo lutionaire en katholieke partijen. De heeren Barge, Elout en Keuchenius wenschten de in voering zoo lang mogelijk uit te stellen; de laatste drong er bij den Minister van Buiten- landsche Zaken op aan, dat hij niet verder de rol zou spelen van geneesheer der liberale partij, waar de hoeren Van de Putte en Cremers de lijderes reeds hadden opgegeven, en stelde ver volgens deze motie van orde: „De Kamer, van oordeel'zijnde, dat in af- de tweede, die iets wachting eener herziening van het kiesrecht.. inlichtte? omtrent de invoering der Wet' nn hef' terror

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1879 | | pagina 1