1
3286.
Zaterdag 4 November. -
1911.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zuid-Holland en Utrecht.
7
Eerste Blad.
1911.
KIND.
^"I8i
u
P:
eien
uk.
i LEK,
BB.
St
Gereglemeateerde Winkeliliiting.
BINNENLAND.
Gemeenteraad van Schoonhoven
so
Dit nimmer bestaat uit 2 bladen.
en
de
b,
jr F
Die
4
IKER, Rot-
ÏN Jr.;
6'
ten
>ed-
»n,
Sn
NOOTEN,
I
SGHOOIÏHOVEWSGHE COURAiïT.
S. W. N. VAN NOOTEN te Schoonhoven,
Uitgevers.
Intercomm. Telefoon-nr. ‘20.
KLINGEN?
•ESSELSE;
athaven 198:1
LSEM Pz,
'MOUTEN;
PACT;
1’
RD
M, I.
v/h L. Pot;
ENIS;
ft;
S;
T;
tad, dat in
*md, wordt
‘»n.
kan zich
u niet, als u over
is om te bedanken
Als u go«>u-
lifet noodif
voorzil
lieur niet.
ie verlangt nog
teer P. van
-bazing gezien di
is veranderd.
gerieve van
op den steij
passagier-
-verlietei
sen rui
►-voor een
Hof „Sou-
P. Greu
j twee
de;
enswaard:
isch eerst uw
ing.
:hrender kan
lissies voor kleine
ft;
OUWER;
JENNEP;
K. STÖLK;|
REES Wzn.;
erkade 25;
LN;
ESTER;
lLES
230 gram
en van 1000
:e maat-
daarby
er wegen
rerden de
~.Jger
«li van
was de
Burg, en
im de
wjn.
worden uit-
idlenburg 4-,
Heuvel en
■SSEN;
“amMNG;
ORTEWEG;
IEL;
Van het vraagstuk, dat in deze dagen in
de hoofdstad des lands eenige beweging
veroorzaakt, willen wy iets zeggen. Dat het
in het algemeen wenscheiyk is, den arbeid
niet zoo lang te rekken, tot er geen tyd
meer overbluft voor andere rust dan die
van den nacht, voor huiselijk verkeer, geestes
ontwikkeling en ontspanning, daarover zyn
wij het eens, en ook over de vraag, of
het billijk mag heeten, overmatigen, tot aan
of in het nachtelijk uur voortgezetten arbeids
duur op te leggen aan personen, die in onder
geschikte positie werkzaam zijn en het dus
niet in hun hand hebben, den tyd van eindigen
te bepalen. Veel minder eenstemmigheid
is te verwachten, als vernomen wordt naar
de meening over deze quaestie, of eenige
Overheid het recht bezit, iemand persoonlijk
bet werken te beletten, wanneer dit geen
hinder veroorzaakt of schade toebrengt aan
anderen. En het is juist deze zijde van het
vraagstuk die by den stryd over de Amster-
damsche verordening, die de sluiting der
winkels des avonds te negen uren gelast,
op den voorgrond treedt.
De drang tot beperking ia deze is niet
nieuw en wordt in tal van gemeenten van
onderscheiden grootte vernomenvandaar
dat de afloop van het Amsterdamsch conflict
wel van invloed zal zjjn op de verdere
toepassing van het beginsel der gedwongen
sluiting door het geheele land. Pogingen,
om door onderlinge schikking tot een ver
vroeging te komen, hoe vaak ook aange
wend, werden steeds door de concurrentie
verijdeldmen moest erkennenwat op de
late avonduren verkocht wordt, beschiet
niet veel en vergoedt gewoonlijk niet de
vermeerderde verlichtingskosten, maar
een ander doet betik zal bet dus ook doen.
De belangen van het bedienend personeel,
als het ware aan de zaate vastgebonden
zonder dat zij iets van beteekenis te doen
hebben, komen dan eerst in de tweede
plaats of somtijds in het geheel niet in
aanmerking.
Telkens als zoo’n sluitingsafspraak weer
was misgeloopen, doordien een paar men
schel» zich er niet aan hielden, werd er
gezegd: Zóó krijgen wij het nooit klaar;de
gemeentelijke of de rjjkswetgever moet er
zich mee inlaten, dan is bet uiL Ja, maar
voor den laatste is dat uiterst moeilijk
wegens de verscheidenheid van toestanden
in de verschillende gemeenten; de voor
schriften der algemeene wet zouden zóó
onbestemd moeten blijven, dat een plaatse
lijke verordening ze toch zou moeten aan
vullen, aldus het oordeel dergenen, die
de zaak door de gemeentelijke overheid ge
regeld willen zien.
Nu heeft Amsterdam den knoop door
gehakt; en wat ziet men thans gebeuren?
Gelijk met alle maatschappelijke regeling
door middel van wettelyke voorschriften
het geval is, komt de vrijheidszin in be
weging. De belanghebbenden spreken van
hun toegebracht nadeel, van dreigenden
ondergang, de Amsterdamsche pers heeft
een tyd gehad dat zy, overladen met ..in
gezonden stukken*’, „hijgde onder *t wicht
van wee”. De oppositievoerende winkeliers
zeiden dat, zoo de bedoeling is den bedienden
meer vrijen tijd te geven, dit by een alge
meene wettelyke regeling van arbeids- en
rusttijden behoort te geschieden, maar dat
bet niet aangaat den kleinen neringdoende,
die op zware lasten zit, te beperken in zyn
kans om voor zich en zyn gezin het brood
te verdienen, door hem te dwingen 's avonds
in zijn woonkamer te kruipen, waar by zich
.achter zyn donkeren wankel tot bedtyd zit
te verkniezen.
Doch wy zullen ons niet begeven in den
stortvloed van argumenten, in tal van ver
gaderingen der tegenstanders ten beste ge
geven; wjj kunnen ons best voorstellen, dat
er ook onder de niet rechtstreeks belang
hebbenden daaromtrent groot meenings-
verecbil kan bestaan. Doch nu er feitelyk
verzet heeft plaats gehad door opzetteiyke
overtreding van de verordening, en daardoor
de zaak onderworpen is geworden aan de
beslissing van den rechter, breidt zich voor
ons uit de juridische zijde V|n het vraag
stuk, die v«n belang .is voor het geheele,
Nederlandsche Volk.
De Amsterdamsche verordening is tot
stand gekomen tegen den zin van den bur
gemeester, die haar in strijd acht met art.
135 der Gemeentewet. Dat art., met het
voorgaande en .de 14 volgende de alge
meene bepalingen ten aanzien van de be
voegdheden van den Raad vaststellende,
Ja, dan
lening wel
Ik heb in het
zoo te houden.
JUDSTEN;
^DONEER;
7ELD Lzn.<
X.
WOUDEN;
UI;
-*._j de orde is de
invordering van
en Weth. hebl
geen veranderinj
w Vroe"*’
ri aangifte M
m weer tot
ndat d<
Prijs der AdvertentiënVan 1 tot 5 regels ƒ0,50. Iedere
regel meer ƒ0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Inzending
franco uiterlijk tot Dinsdags- en tot Vrijdags-namiddags 4 uren.
Alle binnenlandsche Advertentiën voor 3-maal plaatsing opge
geven, worden slechts 2-maal in rekening gebracht.
van nooren.
maken, moest
proef was
De voorzi...
gadering.
H. M. de Koningin heeft voor
het in Zeeuwsch-Vlaanderen, Westelijk deel,
op te richten Protestantsch oude mannen
en vrouwenhuis een gift van f 250 ge
schonken.
Deze Courant wordt des Woensdags- en des Zaterdags-
morgms uitgegeven. Prjjs: voor Schoonhoven per drie maanden
f 0,75. Franco per post door het geheele rijk f 0,90. Men kan zich
abonneeren bij alle Boekhandelaren, Agenten en Brievengaarders.
m is hij vrij”.
heer H. A. Schreuder:
len we de geheele verorde
ikken.
er G. J. Niekerk:
ook gezegd om het
vraag van den heer H. M. den
de voorzitter nogdaldeontvanger,
lig, de hulp van den deurwaarder
m.
C. L. v
honden;
s huilen,
door dien
en slym-
uders reeds
en waarvoor
dien gn Uw
im- enkink-
hen dan de
IROOP,
toe. Daar-
rerlichtde
□der kramp-
mhaling, die
eer normaal*
«zit de won-
slym op te
el ABDIJ-
hoeveelheid
de kinderen
eiken lepel
r lucht en
ar de kink-
jke ziekten
goed doen
il steeds de
iruiken.ten-
komen. De
door het
itste gervat-
laar zy geen
bevat.
landbouwer
na, dat zyn
5 jaar, het
benauwd op
tij niet kon
ióó erg, dat
□d in cene
daar zij
?n. Na bet
n ABDIJ,
n winkelier
elle (Z.-H.),
cup: Of tot een
kunnen het wel
sze commissie ook
gebracht.
De heer H. M. den U(jl: Mijnheer de
voorzitter! Ik zal de benoeming niet aan
nemen.
De wethouder P. O reap: De ziekte slaat
over; ze is besmetteltjk.
De voorzitter: Neemt u de benoeming
niet aan?
De heer H. M. den Uyl: Neen.
By de nu volgende stemming worden
gebracht op de heeren: A. Kuyienbur;
M. E. Schenk 2, A. van den
H. M. den Uyl eik 1 stem en 3 blanco.
Aangezien geen der leden de volstrekte
meerderheid beeft verkregen, wordt tot
een nieuwe, vrye stemming overgegaan.
Deze heeft tot uitslag dat uitgebracht
worden 11 stemmen, waarvan op de heeren:
A. Kuylenburg 3, H. M. den Uijl en M E.
Schenk elk 2, A. van den Heuvel 1 stem en 3
blanco.
Alsnu moet worden gestemd tusechea de
heeren H. M. den Uyl en M. E. Schenk,
wie van beiden met den heer A. Kuylenburg
in herstemming zal komen, waarby de beide
eerstgenoemde leden zich van stemming
onthouden.
Van de 9 uitgebrachte stemmen verkrygen
de heeren: H. M. den Vijl t en M. E.
Schenk 1 stem6 blanco.
De voorzitter: Begrnpen de heeren
nu niet dat zy zich bespotteiyk maken?
De heer P. van Spnsbeek: Ja, dat
vind ik ook. Ik zit hier maar te schryven
en de heeren doen niets, (gelach).
By de nu volgende herstemming verkrijgen
de heeren: H. M. den Uyl 5 en A. Kuilen
burg 2 stemmen; 2 blanco.
De voorzitter: De heer Den Uyl is
dus opnieuw benoemd.
De heer H. M. den Uyl: En zal ook
opnieuw bedanken. Ik doe het beslist niet.
De voorzitter: Ik stel voor om de
stemming tot een volgende vergadering te
verdagen.
De wethoude;
volgend jaar! L
af; anders konden we
wel opdoeken.
De heer H. A, Schreuder: Uit die
woorden blykt voldoende wat het wil zeggen
om lid van een commissie te zyn.
kunnen het best af* ni« twee
De groote toren.
De voorzitter deelt mede dat Burg,
en Weth., ingevolge 's Raads opdracht, nader
voeling hebben gehouden met den heer
A. Morglia, ingenieur te Brussel, die heeft
toegezegd om de plannen tot het eventueel
recht zetten van den toren, na een grond
boring en verder in te stellen onderzoek,
gratis in te dienen.
De heer H. M. d e n U y 1Die grondboring
is nifet noodig; dat is al eens gebeurd.
De voorzitter: Ja, maar dat wist de
ingenieur niet.
Wie verlangt nog het woord?
De heer P. van Sonsbeek heeft tot
zyn verbazing gezien dat de veersteiger van
gedaante is veranderd. Tot dusver waren,
zeer ten gerieve van het verkeer, twee
leuningen op den steiger geplaatst, zoodat
zoowel de passagiers, die op de boot kwamen,
als die haar verlieten, rechts moesten houden,
terwyl ook een ruimte voor de goederen was
bestemd.
Die maatregel werkte zeer nuttig en bad
sprekers volle sympathie.
Maar nu op eens is de oude toestand weer
ingetreden, de passagiers loopen weder tegen
elkander.in en de goede orde is opnieuw
geheel verstoord. Welke reden hebben
Burg, en Weth. om die afscheidingen te
laten verwyderen?
De voorzitter: U weet dat deze
regel als proef was bedoeld. Het is C
gebleken dat de goederen zwaarder
dan de menschen. Tot dusver werden
goederen in bet midden van den stei|
gelegd, maar daar is wel eens misbruik -
gemaakt, en vooral met de kermis
druk op den steiger zóó groot, dat
Weth. besloten, een proef te nemen ol
goederen ter weerszyden van den steiger te
doen neerleggen en het middengedeelte voor
de passagiers te bestemmen.
De afscheiding bestaat thans niet uit een
leuning, maar wordt aangegeven door een
ijzeren band die op bet dek is gemaakt;
later, wanneer de proef voldoet, wordt dat
natuurlyk, veranderd. De proef is dus nog
niet geëindigd.
De heer H. A. Schreuder zegt dat
niemand het bandyzer, waarmede de af
scheiding is aangegeven, kan zien. Spreker
noemt dezen maatregel bespotteiyk; men
gaat weer terug naar den ouden toestand
om nooit iets af te werken.
Deze verandering heeft plaats omdat men
toonen wil macht te hebben en iets moet
zeggen.
De wethouder G. J. Niekerk: Als de
heer Schreuder iets zegt moet hij altyd
groote woorden gebruiken. Men moet het
college den tyd gunnen om de zaken goed
te regelen.
Spreker wyst er op dat de steiger nü
reeus niet in orde is; enkele onderdeden
zyn geheel bedorven.
Burg, en Wetb. willen het nu zóó eens
probeeren; later zal de Raad er wel meer
van hooren. Alvorens aanmerkingen te
jst men toch wachten totdat de
geëindigd.
•zitter sluit (te vyf uur) de ver
zegt: „Aan hem behoort het maken van de
verordeningen, die in het belang der open
bare orde, zedelijkheid en gezondheid
worden vereischt en van andere betreffende
de huishouding der gemeente.” Onmiddeliyk
na de aanneming heeft de burgemeester
zich gewend tot Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland met verzoek haar ter ver
nietiging aan de Regeering te willen voor
dragen. Ged. St. hebben aan dien drang
gevolg gegeven.
Art. 170 Gem.-wet luidt: „De ver
ordening, wier schorsing of vernietiging
aan ons is gevraagd, wordt afgekondigd,
zoodra Wij hebben verklaard, dat voor
schorsing of vernietiging geene redenen
bestaan.”
„Deze verklaring wordt geacht gegeven
te zyn, indien, binnen twee maanden na de
dagteekening Van het in art. 167 bedoeld
berigt, geene andere beslissing door Ons
is genomen.”
(Het bericht van ontvangst van een af
schrift der verordening, ’t welk Ged.
Staten aan den Raad doen.)
Nadat de twee maanden waren verloopen,
was bij den Raad niet de mededeeling in
gekomen, in art. 170 al. 2 vermeld. De
verordening heeft daarmee kracht van wet
gekregen en is vervolgens afgekondigd om
onmiddeliyk daarna in werking te 'treden.
Eerst daarna heeft ft Minister van Binnen
landsche Zaken aan Gedep. Staten bericht,
onder opdracht van mededeeling aan den
Raad, om welke redenen de verordening
niet aan de Kroon ter vernietiging is voor
gedragen.
Formeel is <fus alles in orde, en zoo valt er
aan de rechtsgeldigheid van de verordening
niet te twyfelen.
Maar nu ryst de vraagIs zy werkeiyk
niet in strya met ae Gemeentewei r net
oordeel der juristen is daarover verdeeld,
en men verlangt een uitspraak in hoogste
instantie. Deze uit te lokken, is het voor
name doel Van bet verzet, dat een heel
kalm verloop zal hebben, als ten minste
dat deel van het Amsterdamsche publiek,
dat wel wat voelt voor relletjes, en de
anderen, die meenen hun zaak te kunnen
winnen door herrie lp verwekken, rustig
de beslissing weten af te wachten.
Aan deze quaestie zit nog een andere
vast, mede van overwegend belang. Zy is
deze: Bezit de rechter de bevoegdheid,
om op wettelyke wyze tot stand gekomen
verordeningten, te toetsen aan de Wet. Men
zou de vraag ook zóó kunnen stellen ó^n
wie is de eindbeslissing,aan de Rechterlyke
of aan de Uitvoerende Macht? Dit vraag
stuk is niet met een paar woorden op te
lossen; het hangt samen met geheel onze
voorstelling van het constitutioneel staats
recht en van de daarin opgenomen beginselen.
Dal behandeling van de eerste wegens
overtreding der verordening opgemaakte
processen-verbaal behoort by de Amster-
damache rechters in de vier kantons der
hoofdstad. Doch het spreekt vanzelf, dat
het daarby niet blyftwelke bun uitspraak
ook zy, er wordt in elk geval in hooger
beroep gegaan.
Bjj de berechting "in eerste instantie zyn,
evenals te voren toen de zaak zich nog in
het stadium der bespreking in vergade
ringen en in den Gemeenteraad bevond,
verschillende gezichtspunten in het licht
gesteld.
Is de verordening in overeenstemming
met art. 150 der Gemeentewei„De plaat-
selyke verordeningen treden niet in hetgeen
van algemeen Ryks- of provinciaal belang
is”? Deze vraag moet toestemmend worden
beantwoord, aangezien in zoodanig geval zy
toch bindend blyft tot haar vernietiging.
Is zy in stryd met art. 135? Daarover loopt
het geschil. Men zal wel niet de verbind
baarheid trachten te staven met beroep op
de belangen van openbare orde, van zedelyk-
heid of van gezondheiddeze drie belangen,
in het art. vermeld, staan er buitenmaar
is de winkelsluiting in verband te brengen
met de huishouding der gemeente? Dat is,
meenen wy^de spyker waaraan de hoed
moet hangen. Kan daaronder begrepen
worden al hetgeen de meerderheid van den
Raad in dat belang wil binnen brengen,
is in dit opzicht de gemeente autonoom?
En, indien ook hier grenzen behooren
gesteld te worden, heeft dan eenige andere
macht te bepalen of <kze zyn over
schreden, wanneer de Kroon reeds in een
gegeven geval heeft vastgesteld dat het
niet zoo is?
Wy zullen op de te nemen beslissing
niet vooruitloopen, en ons dus onthouden
van bet zeggen van onze opinie in deze.
Op het moment dat deze regelen ge
schreven worden zyn de vier kan-
tonrechteriyke beslissingen gevallen;
daarna zal de Arr. Rechtbank uitspraak
doen en ten slotte de Hooge Raad op het
hooger beroep beslissing nemen.
Dat de eenheid van gedachte In deze by
de rechterlyke macht nog ver te zoeken
is, blijkt wel hieruit, dat Mr. Höfelt den
beklaagde ontsloeg van rechtsvervolging, op
grond dat by de verordening niet bindend
verklaart, als in stryd met art. 135 Ge
meentewet; de drie andere kantonrech
ters hebben den beklaagden geldboeten op
gelegd: mr. Carsten wyl hij van oordeel is
dat de rechter niet bevoegd is de rechts
geldigheid eener door de Kroon goedge
keurde verordening te toetsen aan de wet;
mr. Kranenburg, op grond dat de verorde
ning zich beweegt binnen de grenzen der
gemeentelyke huishouding, wyl voorschrif
ten, het winkelsluiten en straatvenlen be
treffende, bet openbaar leven eener stad
raken; mr. Hilterman zonder nadere
explicatie, dus eenvoudig op grond van de
verordening zelve.
Het is alzoo niet zonder reden, dat de
hoogste beslissing met iïelangstelling, ook
buiten de hoofdstad, wordt afgewacbt.
Maar mocht door den Iloogen Raad de
niet-verbindbaatheid der verordening uit
gesproken, en daarmee aan de zelfregeering
der gemeentebesturen een beperking opge
legd worden, dan ryst de vraag, of de
Regeering daarin heeft te berusten, - dan
wel, of haar niet de eisch moet gesteld
worden, de wat vage formuleering van het
veelbesproken art. 135 der Gemeentewet
door een voorstel tot wetsherziening te
verduideiyken, ten einde in deze zaak de
ontbrekende klaarheid te brengen. Want
dan geldt het hier een beginsel, van meer
beteekenis inderdaad dan het al of niet
openblijven van eenige winkels na de intrede
van net nacnteiya. uur.
op Woensdag 18 October 1911,
des namiddags te twee uur.
Vervolg van No. 3284.
De voorzitter: Aan
veroidening op de invordering van de
hondenbelasting. Burg, en Weth. hebben,
wat de heffing betreft, geen verandering,
wel van de invordering. Vroeger moest men
in de maand Januari aangifte doen, en Burg,
en Weth. wenschen weer tot die regeling
terug te keeren omdat de thans Ix stJtede
niet voldoet. Men steekt den draak n^M^F
biljet en eik zegt maar een wachtM^Kte
hebben. Op die manier tracht men^Hi de
belasting te ontkomen.
Burg, en Weih. stellen daarom voor om
de invordering zóódanig te wyzigen dat men
jaarlyks, in de maand Januari, vóór t
Februari, aangifte moet doen met opgave
van het aantal honden dat men heeft.
De heer P. van Sonsbeek heeft ineen
vorige vergadering reeds gewezen op eenige
gebreken van deze verordening. Er wordt
aan de hondenbelasting jaarlyks een bedrag
van f 300 ontvangen, w&aroin spreker het
wel de moeite waard vindt dat flink wordt
gecontroleerd wie wel en wie/ niet betaalt.
Burg, en Weth. stellen thans voor om de
penning af te schaffen
De voorzitter: Neen!
De beer P. van Sonsbeek: Het is toch
besproken. Spreker vindt dat een eigen
aardige manier van doen; men scharrelt
maar wat met de contröle. Een paar jaar
geleden heeft men den goeden weg be
wandeld en nu is het advies: „Breek de
tent maar af, we verkasten weer!"
Weet men wel hoe het nu weer zal gaan
Een politieagent komt aan de deur om het
aantal honden op Ie schryven en vraagt:
„Hebt u een hond?”x En het-antwoord
luidt: „Neen, ik heb er geen een”, want die
man heeft er twee, (gelach).
De voorzitter zegt dat deze kwestie nu
niet aan de orde is.
De verordening wordt artikelsgewyze be
handeld.
De heer H. A. Schreuder vraagt byr
artikel 1 wat er gebeurt wanneer aan de
verplichting tot aangifte niet wordt voldaan.
De voorzitter: Dat moet de ontvanger
weten.
De heer H. A. Schreudert Dat kan hy
niet weten als niets wordt ontvangen.
De vóorzitter: Wilde u dan dat dit
werd nagegaan door een afzonderlyk be
ambte?
De heer H. A. Schreuder: Neen, maar»
wèl dat een strafbepaling werd opgenomen.
De voorzitter: Het is ontduiken van
de belasting en daarvoor zyn strafbepalingen
in de wet opgenomen.
De heer II. A. Schreuder: O? maar
dan gebeurt er niets; dan komt niemand
zyn hond aangeven.
De voorzitter: Waarom dan wel by
den hoofdeljjken omslag?
De heer H. A. Schrfeuder: Daarvoor
krygt men een volledig beschryvingsbiljel
en ;8 men in het kohier opgenomen. Hier
gaat het kohier weg en wordt de vrye
aangifte ingevoerd.
Ik ben nu bang om schoenen te maken
die een ander zou kunnen aantrekken.
De heer P. van Sonsbeek: Ik moet
deze verandering toejuieben omdat het ook'
mij is gebleken dat het beschryvingsbiljel
voor de hondenbelasting een dwaasheid is,
maar ik zou de penningen wel degeiyk
willen laten besta'an. Spreker heeft groot
bezwaar om die te doen vervallen, want
daaraan kan elke politie-agent zien of voor
een hond wordt betaald of niet.
De voorzitter: U loopt de zaak al
weer vooruit.
De heer P. van Sonsbeek: O, maar
ik ben nog aan de algemeene beschouwingen
bezig, (gelach).
By artikel 4 bepleit de heer P. van
Sonsbeek nogmaals de afgifte van een
penning wanneer de verschuldigde belasting
is betaald.
De heer H. A. Schreuder steunt dit
voorstel. Wanneer de penningen worden
afgeschaft, opent men de deur voor corruptie.
De voorzitter zegt dat by betaling toch
een kwitantie wordt afgegeven.
De heer P. van Sonsbeek: Die heeft
men niet altijd bij zich; die kan wel ver
vallen.
De wethouder P. Greup wenscht beide:
kwitantie en penning af te geven. Een kwitan
tie strekt tot béwys by de aanvraag voor een
tweeden penning.
De voorzitter: Stel het geval dat een
belastingplichtige zyn aanslag niet betaalt
in verzuim blyft dat te doen, dan komt
zaak voor de rechtbank en vraagt de
rechter; „Welk bewys is er dat de man
het bedrag schuldig is? Bestaat er een
kohier?”
„Neen”.
„Dan is hy vrij”.
De heer H. A. Sc hr
konden we de geheele
intrel±:“.
De heer G. J. Niekerk
college u'
Op een
Uyl zegt
zoo noodi„, r
kan inroepen.
De heer C. L. van Willenswaard:
En vai> den hondenslachter!
De voorzitter: Van de 189 penningen,
die zyn uitgereikt, werden er 29 verloren.
Er zyn 14 honden gevangen, waarvan 3
werden afgemaakt, hetgeen de gemeente
f 30 kostte.
De heer C. L. van Willenswaard:
Goed gewerkt!
Besloten wordt om de penningen niet af
Daarna wordt de géneere reronrcnmj
zonder hoofdelyke stemming goedgekeurd.
Overgegaan wordt tot de verkiezing van een
voorzitter en van een lid der commissie voor
de financiën en van een lid der commissie
voor de fabricage, zulks in de plaats van
den beer G. J. Niekerk die als wethouder
is opgetreden.
Tot lid van de commissie voor de financiën
wordt met 6 stemmen gekozen de heer
II. A. Schreuder. (P. van Sonsbeek 2,
A. van den Heuvel 1, G. J. Niekerk 1 en 1
blanco).
De heer H. A. Schreuder: Mynheer de
voorzitter! Het spyt me, maar ik zal onder
geen enkele voorwaardê een betrekking in
één van de commissies aannemen.
De voorzitter leest artikel 3 van het
reglement van orde voor, waarby is bepaald
dat elk lid van den gemeenteraad, dat in
een of andere commissie is benoem
geacht de benoeming te aanvaarde;
De wethouder P. Greup: Men
boven de wet achten!
De heer H. A. Schreuder: Mjjnheerde
voorzitter! Ik neem de benoeming onder
geen enkele voorwaarde aan. De reden wil
ik lieVer niet noemen om gevoeligheden <te
voorkomen.
De wethouder P. Greup: Hy is niet te
dwingen!
De heer C. L. van Wi I lens waa rd:
De heer Schreuder is het zedelyk verplicht;
ik stem blanco.
Een stem: Dat is werkstakii
De voorzitter: De heer Scl
bedoelen dat hy de commissies
gemeenten overbodig acht.
De heer C. L. van Wille
Mynheer de voorzitter! Ik wens
advies te hooren.
De voorzitter: Ik heb artikel 3 van de
verordening, die door den Raad is vastgesteld,
voorgelezen. Het in een moreele verplichting.
Alsnu wordt tot een nieuwe stemming
overgegaan.
Gekozen wordt met 5 stêmmen de heer
P. van Sonsbeek (A. van den Heuvelen
H. M. den Uyi elk 1 en 4 blanco).
De heer P. van Sonsbeek: Mynjiëerde
voorzitter! Ik bevind my in énn moeilyk
geval. De heer Schreuder zieUkans om er
even uit te springen, en al kan dit niet ge-
makkelyk gebeuren, toch kan ik zelf genoeg
bezwaren aanvoeren. Zitting heb ik reeds
in de commissie voor de fabricage, en om
er nu nog financiën by te nemen, ik voel
er niet veel voor.
De heer Schreuder is een goede kracht
dien we niet voorby konden loopen. Het is
een lastige geschiedenis.
De voorzitter: Voor
tuigd zyt dat het niet goed
De wethouder P. Greup:
keurt om te bedanken, ja!
De heer P. van Sonsbeek: Neen, dat
keur ik niet goed.
Mijnhee'r de voorzitter! Op prysstellende
den eed, dien ik heb afgelegd, zal ik het
belang van de gemeente voor oogen houden
en de functie aanvaarden.
Tot voorzitter van de commissie voor
de financiën wordt met 7 stemmen gekozen
de heer C. L. van Willenswaard.
(P. van Sonsbeek 3 en 1 blanco).
De commissie is thans samengesteld uit
de heeren: C. L. vin Willenswaard, voor
zitter; J. Kortland en P. van Sonsbeek,
letten.
'Hit lid van de commissie voor de fabri-
1 cage wordt met 8 stemmen gekozen de
heer H. M. den Uyl, terwyl op den heer
A. Kuylenburg 3 stemmen worden uit-'