guS Van Rondom M SP FEUILLETON. HET HUIS OP HET EILAND. Mengelwerk. KAPITEIN LESLIE'S WSH8EDRAQ, OESLAAOD MAAR OOK IN 'T LEVEN Chlqu. Cr*I* J»**? Mantel, Qahtal op ill", m. opan ol PP«'I t"u3 draqan kraag J0®!* Opoiium, Iraal-galaakand» rug an moo- av mouw. In Bruin NJMji an Grl» Balanl 1^»'^ Prlma, aulvar wollan Valourl RayPa Mantel, gahaal op kljde, m. modernen open ol opilj gesloten to drager» kraag van Otter Murm U •part gegarn. mouw «n chl- qua rug; ileohts f M\Mf- Elaganta CrouU Diagonaal Mantal, ge/teel op £rlp« Maroo gavOqrd, m. nleuw; maroo gavoqra, m. nieuw» ita modal Cnavat* v, prima Panlanar, hoog* mouwJ garn. an door- gaitikt* caln- tuur. In Zwart/ ^^"1/ Dlrtf"'' >V|ia 0« ,Wte Crou r'ravtla- n,V»oMi O-1*, o«^ \H»$T IUVJ* door* niuur" I»"- Grt» .nlnluur an* Rood IO $0^ o9 <o® STUDIO EERSTE BLAD. 'jlEUWSRLAD VOOR ZUID-HOLLAND EM UTRECHT. Snhnnnho..n.th. Cmrr.nl VRIJDAG 14 OCTOBER 0 TWEEDE BLAB NIEUWSBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT, Schumhovmicha Courant VRIJDAG 14 OCTOBER IBM door JAN" KIJKUIT. Tanta braadt aan rolatuk. Slachterij van dooda beesten. Tante als kantonrechter. Het domme en het wijze pot lood. Wat ze op hat depar tement doen, Vrouwelijke ontvanger. Lofzang op de vrouw. Tante was in de keuken bezig; Jod en ik mogen bijna nooit in dit heiligdom van vrouwelijke kunst kijken, maar nu er zoo'n verrukkelijke geur uit opeteeg, dat hdl water ons uit den mond liep, waag den we er toch een oogje aan en stapten de keuken binnen, waar tante bezig was als een alchimist met allerlei potten en pannen, van verschillende vorm en groot te. Jodocus zeide dat een leeraar in de scheikunde niet half zooveel noodig bad als een kookster. Dit ruikt tenminste ook veel beter dan al die ohemisohe onderzoekingen, zei ik. Het ruikt ook beter dan het vleeeoh dat ze in Reeuwijk ontdekt hebben, zei Jodocus. Daar was een slagerij, waar ze dooie koeien, sohapen, varken» en paar den slachtten en toebereidden voor den verkoop. Als 't goed vleesoh was, dan ruikt het zeker lekker, zei tante, die van een hartigen brok houdt. Met dit gezegde be wees ze nog niet op de hoogte te zijn. Pfuuuh, goed vleesoh, zei Jod. Tante, alz er een koe was aangespoeld van de overstrooming van 1928, dan was dat vleesch ">an die koe net zoo lekker geweest als in Reeuwijk. Net zoo lekker, beaamde ik. Want in Reeuwijk hebben ze een vieze streek uitgehaald. Ze hebben de menschheid langzamerhand willen ver giftigen met miltvuur, vlekziekte, scha- penschurft, de kwade droes van de paar den en alle ziekten,'die aan eenig vee kan voorkomen. Er was een slachterij Nee, dat is een te mooi woord, je moet zeggen: vilderij. Juist, er was een vilderij en in alle stilte werd daar wrak en ziek vee ver werkt. Koeien, die dood kwamen aanloo- pen, teringachtige varkens, zieke scha pen en zulk gedierte, werd daarheen ge bracht. En dan werd het cadaver netjes uitgebeend en En het vleesoh bewaarden ze in de Gouwe. Ja, ja, ln de Gouwe, herhaalde Jod nog eens. Kan je netter en veiliger be waarplaats denken? Het vleesoh werd er schoon door, want op de Gouwe komen alleen maar wat wasscherijen uit, er va ren olloen maar stinkende motorbooten door en er loost zoowat van alles op. Maar de Gouwe is gauw, en die spoelt alles wel weg, dacht deze slaohter Maar het vleesch verankerde hij •tevig, zei ik. Gelukkig, dat het ontdekt is, zei tante. Moet je eens zien, vrat een lekker rolstuk ik hier heb. Zoo malsoh en zoo geurig. En dan te denken, dat er men- •chen zijn, die zulk bedorven vleesoh eten, als waarvan jullie vertelden. Ja, tante, zei ik, er zijn mensohen, die moeilijk geld missen kunnen. En die zijn blij als zo op zoo'n manier ook eens wat kunnen krijgen. Maar ze weten niet, dat ze zioh een ziekte in het lijf kunnen eten. Het schandelijkste is, dat men op die manier handelt ten koste van de ge zondheid der menachen. Ze moeten een flinke boete krijgen, cel Jodocus. Boete, boete? vroeg tante en ze zette de handen inde zij, geen boete, maar gevangenisstraf moest daarop staan. Minstens drie jaar voor elke koe die ze stiekum geslacht hadden. Zooiets kan niet streng genoeg gestraft worden. Gelukkig dat tante geen rechter is, hernam Jod. Dan kon ze gauw pensioen krijgen, want er komt een voorstel om de rech ters op zeventigjarigen leeftijd met pen sioen te laten gaan. Dat vind ik goed, zei tante, dan kunnen de jongeren ook weer aan de beurt komen. Daar is het ook voor. Schoonho vend kantongerecht zal ook worden op geheven. Het wetsontwerp ls tenminste verschenen. De pap wordt zoo heet nl*t gege ten als ze wordt opgediend, jongenlief. Als het gemeentebestuur en de Nijver- heidsvereeniging en de winkeliersvereni ging en de heele boel samenspant en een groote actie op touw zet en als de Ka mer van Koophandel dan ook een schep je erbij doet, zooals ze deed, en als bet gemeentebestuur van Schoonhoven dan eens nagaat of het rijk nl*t wat kan wor den tegemoet gekomen met het gsbouw en als. En dan heffen ze bet nog op. Of dacht u, dat tegenwoordig moderatie be tracht wordt, zooals de geuzenodelen vroeger aan de landvoogdes Margaret ha vroegen? Nee, het zwaard zwaait en wio hot lot van versobering treft, die treft bet. (Nadruk verboden). 10 „Prachtig," riep Gur enthoueiaet. „Kun jij ook, Dick?" „Ik heb het erg druk, maar lk zal pfo- beeren me vrij te maken." Toen ze afscheid namen, stond Guy even apart met George Greenfield. „Hoe gaat het met je moeder?" vroeg hij. „Uitstekend, dank je, ze zal het wel aardig vinden, dat ik je ontmoet heb, nu je zoo in het middelpunt van de alge- meene belangstelling staat."' „En hoe is hei met juffrouw Ri- ohards?" »,Po?gy is in Parijs op kostschool." „Doe haar mijn groeten, als je sohrijft," verzocht Guy een tikje verlegen plotse ling. „Ik zal 't doen, hoor," beloofde Geor ge joviaal. „Tot ziens danl" HOOFDSTUK IX. Da. wedstrijd. Lord Caradoó en zijn dochter Clcily zochten hun plaatsen op de tribune, om den jadrlijkschen cricketwedstrijd tus- schen de studenten van Cambridge en Oxford te volgen. Bobbie's oneerbiedige uitlating over de gebrekkige sportkennis van zijn oom moest wel eenigszins over dreven zijn, want het was de veertigste maal, dat de edelman dezen wedstrijd bijwoonde; in zijn prille jeugd had hij zelf meegespeeld en als andere onder werpen niet zijn gebeele belangstelling tn beslag hadden genomen, had bij zelfs ;lft*r heeft geem dom pot- in wijs potlood, neeft hij gs- Nee, dat heeft meaoor Welter ge lood, zegd. 3 zegd. Dat ie hetzelfde. Wolter en De Geer zijn één, tenminete bijna, en dat ie goed ook, daar zal ik nlke van afdoen, want we moeten van een heeleboel ambtenarij af en daar in Den Haag zitten or maa sa's. Lk weet het van mijn neef, die con cierge aan een departement is geworden en die daar nu den heelen dag niets hoeft te doen dan te kijken hoe al die heeren ook niks doen. Hij is goed, lachte Jod. Maar nu dat wijze potlood dan. Wel, als dat potlood wijs ls, dan meet dat potlood bij zichzelf denken: ik ga geen domme streek uithalen en ik ga niet een uitgebreide en nijvere streek de lasten opleggen, dat al de justitiabelen naar Utreoht of naar Gouda of weet lk waarheen moeten. Hoe cal nu een kan tonrechter in Utreoht zijn kanton, dat zoo uitgebreid wordt, goed kunnen ken nen. Vredereohters waren er vroeger, sel Jod en het instituut van de kantonge rechten was net zooiets als de vrede reohters vroeger. De bedoeling was, dat de kantonreohter de justitiabelen in sijn kanton zou kennen, dat hii als een pa- triaroh, of een vader temidden van ben zou wonen, dat hij hun ruzietjes en klei ne geschillen sou kunnen oplossen en bij leggen, dat bij hen terecht zou wijzen en zou helpen in alle zaken, den gereohte betreffende, in eersten aanleg. Dat lijkt wel een proef schrift, vond Daaraan ben lk besig, openbaarde Jod. Jullie denkt, dat ik niet werk, maar ik ben aan een proefeohrift bezig over: „De beteekenle der kantongerechten ln de hedendaagsohe reohtepraak" en lk ge loof, dat het een opzienbarend proe^ schrift ook zal worden. Dan moet je er deze etelling in opnemen, zei ik, dat het potlood wija moet zijn en niet dom, en dat het wijze nu nog door zijn vaste hand sportroem kunnen oogeten. Toen hij zeven en vijftig jaar was gtlerf zijn ongetrouwde broer, waardoor hij een groot landgoed erfde en een enorm UWU TB** Ul< BUUSiUJUI UW niet te miskennen verdienste hadden hem jaarlijks een ontstellend aantal ponden in zijn zak te doen glijden. Maar Caradoo bad niet de minste be hoefte aan zooveel rijkdom en de bedrij vigheid en het rumoer in de omgeving van Caradoo Castle atond hem zoo weinig aan, dat dit vorstelijk verblijf weldra weer onbewoond was en hij zijn tenten opsloeg in een stadswoning in Berkely Square, waar hij wel heel erg het park miste, maar rust had voor zijn studie. Hij was een lange, magere oude heer, met vlugge, levendige bewegingen. Op zijn neus droeg hij een goud omrande lorgnet, die aan een gouden ketting be vestigd was. Hij was op end' op een aristocraat, een geleerde, een man van den ouden stempel, die buiten het mo derne leven stond. Het meisje toonde groote gelijkenle met haar vader; ze was ook lang en slank en had dezelfde fijne, aristocrati sche trekken. Gespannen had lord Caradoo de wed strijden gevolgd en toen 't tijd was om te lunchen, mengde hij zich onder de pra tende en lachende menigte op het gras veld. Daar vond hij zijn neven en nich ten de Condere, waarmee hij en zijn dochter zouden koffiedrinken, Lord Ca radoo, eenigszins geschrokken van het luidruchtige gezelschap dat hem be groette, moest zichzelf bekennen dat zijn zwager toch wel een een zeer uitgebreide kinderschaar hadl „Tijd voor de lunch!" riep Lord Con- der, zijn zwager. „We zullen slen of we wat kunnen hemachtiftn." potlood geen eohrap moet halen door het Schoonhoveneche kantongerecht. Dommer ding kan tenminete nooit gedaan worden, zei tante met overtui ging, terwijl ze nijdig ln haar rolstuk prikte. En als het bleef, dan moest tante kantonrechterei kunnen worden, zei Jo docus vleiend, want hij daoht aan de lekkere hapjes, die hem te wachten ston den. In Woudenberg hebben ze een vrouw tot ontvanger benoemd, zei ik. Ontvangeres. verbeterde Jod. Een vrouwelijke ontvanger, ging ik voort. En waarom zou dat niet kunnen? In de meeste huisgezinnen heeft de vrouw de portemonnaie en het gaat goed. Ik heb huisgezinnen gekend, waar de man geen baas over het geld wou wezen, want dan kwam er niets van terecht, zei hij. Hij kwam Zaterdags thuis, gaf zijn loon aan zijn vrouw en zei: „Ziezoo, nou zie Je maar dat je er van komt." Een gemakkelijke manier toot die man om er zelf van af te komen, zei tante. Nee, dan mijn man, die bedissel de alles zelf, ik had nergens moeite over. Alleen voor de pot moest ik zorgen. En dat kon ik gelukkig, al zeg ik het zelf! U, zei Jodocus vleiend, u bent geen keukenprinses, maar een keukenkeizerin. Maar toch hen ik het met Jan een», dat een vrouw goed met het geld over weg kan. Als ze niet snoept, of niet om opschik geeft, dan weet ze de boel bij elkaar te houden. Dan is *t, zeide de onwe Tennis, zoo als in de SpTeuken staat: „Zij staat 't morgens vroeg op en verzorgt haar huis, zij denkt aan een akker, en krijgt hem." De oude generaal liep onrustig ln lijn kamer heen en weer. Zijn sigaar schoof hij van zijn «enen mondhoek naar sijn anderen en zoo nu en dan wierp hij een steelse hen blik op zijn schoonzoon. Deze, de 34-jarige kapitein Leslie, lachte iet wat zenuwachtig, terwijl hij naar de woorden van den generaal luisterde. Het is een vervelende geechiodenis, zei deze, een nare, vervelende geschiede nis. Lk wil natuurlijk graag van je aan nemen, dat het geschrijf in de kranten laster is. Mloar je begrijpt, dat Betty het verschrikkelijk vindt, dat jouw naam openlijk met die mooie weduwe wordt verbonden. Ze komt straks hier, dan kun Je haar zelf geruststellen, ik. De kapitein was opgesprongen. Bet ty hier? riep hij uit, nee, dat gaat niet. Ik cal het haar self uitleggen. Het is nu niet het juiste oogenblik. Gehaast greep hij naar sijn kepie, en met een vluggen groet verliet hij het ver trek. sijn eohoonvader met gefronste wenkbrauwen achterlatend. De kapitein spoedde zioh de trappen ai, dooh voor dat hij beneden was, kwam er een jonge vrouw naar boven geloopen. De kapitein aohrok. Betty... Gharlee. Ik moet weg, lk aal je alles latsr uitleggen. O, luister Oharles. Ik ben expres hier gekomen, omdat ik je thuis haast nooit mear sis. Geef me één oogenblik, si was het maar vijf minuten. Kapitein Leslie speelde nerveus met zijn handschoen. Het is onmogelijk, Betty, geloof ms. En zonder een woord te aeggen i prong hij de trap, bij drie, vier treden tegelijk af, sijn vrouw zuchtend achterlatend. Betty ging naar haar vader en vertelde van haar sorgen. Vertelde, hoe heel Lon den er eohandaal van sprak, dat haar Zs liepen naar hat schaduwrijk deel van den tuin, waar onder dan tent een tafel gedekt stond sn waar Lady Gonder, een klein opgewekt dametje met een gees tig gssioht en zomersproeten, een versie ring waarmede al haar kinderen even eens gezegend waren hen waohtte. Alle Gonders, vier zoons sn sss doohters, le ken op hun moeder, se hadden allen de zelfde rozige tint en hetzelfde bolle, la- ohende gezicht. Cicely, van wie de tweelingen Elsie en Daisy zich terstond hadden meester gemaakt, werd aan een haar onbekonde jongeman voorgesteld. En tooh was ze overtuigd dat knappe gezioht meer te hebben gezien. Natuurlijk, Sir Guy Ber tram, de held van een romantisohe ge schiedenis, wiens portret in alle kran ten prijkte I Na de lunoh, waaraan een opgewekte stemming had geheerscht. bleven de boe ren nog wat napraten. Bobby Gonder nam Guy mee naar het eind van de tafel, waar lord Caradoo gezeten was. Op zijn neef's vraag of hij er nog niat over daoht weer in een landhuis mot een groote mooie tuin te gaan wonen, ant woordde de oude heer vriendelijk: ,3este Robert, als je een huis toot me weet, minstens honderd mijlen van Caradoo Caetle verwijderd en nog verder van alles wat op een kolenmijn lijkt, zou je mij werkelijk een groote dienst be wijzen. Het wonen op Berkeloy Square ie ook niet alles voor iemand die van de vrije natuur houdt." „Hebt u wel eens van de Wetstones gehooTd, Bertram's landgoed In Cum berland?" vroeg Bobby. Lord Caradoc bleek niet op do hoogte; zijn geest etak te diep in de middel eeuwen, dan dat hij iets zou weten van Smss: Als na jarenlange studie, De student sijn doel bereikt. Waarbij meeetal ondertusechen Voder's beur» zoowat bezwjjkt, Dan stapt hij met sdjn geleerdheid Plotseling in de maatsohappij. En de vraag komt van sijn lippen: Is er ook een plaats voor mij? Op die vraag blijft het gewoonlijk Eerst een tijd beklemmend «til, H Geen niet hoopvol is voor iemand. Die graag iets prestoeren will Die bezielt met jonge geestdrift En een prachtig ideaal. Doelbewust wil voorwaarts stomen, Zeker van de zegepraalt Ach, de maatsohappij heeft heden Geen waardeering of respeot. Voor mülioenen grage werkers, Voor talent of Intellect. 't Komt ons voor. dat men tevoren Eeret eens goed bedenken moet: Wordt die lange, dure etudle Wel door 't resultaat vergoed? een huis dat in het centrum der pu blieke belangstelling stond. „Zijn tr kolen in de buurt," was lijn serste vraag. man zioh zoo met de mooie mevrouw Mil ler bemoeide. Hoe ds toestand onduld baar voor haar werd, nu de toespelin gen in de kranten steeds brutaler wer den. De generaal hoorde sijn dochter aan en traohtte haar gerust te stellen, maar het was een schrale troost en dat wist hij zelf ook heel goed. Betty ging weer weg en peinzend liep zij door de Oxford street. Ze hield van haar man; nooit had ce geweten, dat haar huwelijk zoo gelukkig was als nu.nu het andere er tuaeohen was gekomen. Ze hadden allen gezegd, dat ze haar man moest vertrouwen, en dat wilds ze ook wel. Maar er was die twijfel, er was toch iets met hem en dat meneoh, die mooie weduwe, met wie hij zoo vaak gezien werd, de kranten verzonnen tooh maar niet wat. O, hoe ze die vrouw haatte, dis al het geluk in haar leven dreigde te verwoestenl Terwijl Betty zoo voortliep, kwam er een plan in haar op, dat haar weer een beetje met vreugde vervulde. Het moest tooh mogelijk zijn, dat Gharlee en dj zich uitspraken, dat alle moeilijk heden uit den weg werden geruimd. Ze zou bloemen mee naar buis nemen, daar hield hij zoo van, en ale hij dan thuis kwam, zouden ze heel rustig en vertrou welijk praten.... Maar wat was dat? Betty soheen opeens te duizelen op haar beenen. Daar, voor haar, nog geen twin tig meter voor haar af reed Gharlee in •en taxi, lachend en blij met.met ds mooie mevrouw Miller. In de volgende weken werd het steeds erger. Overal werd kapitein Leslie met mevrouw Miller gezien, op thee's, op di ners, in de theaters, de oouranten ver meldden het steeds weer en Betty ver loor al haar vertrouwen in haar man. Het was dus tooh waar, het kon niet an ders. Nooit bijkans kwam hij nog thuis, hij was op de brutaalste manier ontrouw. En toen ze op een ochtend aan het ont bijt kwam en ze zag den naam van haar man ln vette letters op de frontpagina •taan, toen wist se, dat er lets versohrik- kelijks gebeurd was. „Kapitein van den Generalen Staf maakt zioh schuldig aan apionnage" las ce en zoo wee, en ver vuld van weerzin voelde sij zioh opeens, dat zij ds oourant wezenloos liet sakken. Dat was dus haar man. deze lafaard, de ze landsverrader. Het hoogets wat er be stond: zijn eer, het vertrouwen van zijn land, had hij op de ellendigste manier te grabbelen gegooid! Betty begreep nlet^ hoe ze het ooit van zoo iemand had kun<v nen houden. Maar daarnaast was er een ander gevoel: haat, diepe venijnige haat voor dat schepsel, die mevrouw Miller. Want dat hij het voor haar gedaan had, wist Betty met absolute zekerheid. Elr zijn momenten op de beurs, die het aanzien opeens geheel kunnen doen ver anderen. Een gerucht, een bericht, kan een storm doen opwaaien. Nog nooit was er echter zooveel beweging geweest als op den dag, dat de geheime dienst een bericht publiceerde over een grootsoh op gezette spionnage-onderneming, die door het initiatief en de durf van één enkelen man wae onthuld. Het betrof een wijd en zijd vermaarde Internationale spion ne, dis telken» weer onder een anderen naam opdook, en telkens weer door haar charmes geheimen wist te ontfutselen. Zóó ingenieus was het oompiot ditmaal, dat het eleohte door een ongehoord offer mogelijk was geweest, de zaak aan het lloht te brengen. Een kapitein had eer en goeden naam, had vrouw en huisgezin vrijwillg opgeofferd om zijn land te red den. Die kapitein, wiens naam eerbiedig op aller lippen was, die held heette. Oharles Leslie. Als een loopend vuur deed bet verhaal de ronde, en zelden was men een landgenoot dankbaarder dan Isslls, dis de sluwe vrouw had ontmas kerd. Betty knielde huilend voor hem neer, toen hij thuis kwam. Oharles, mijn held, zul Je mij ooit kunnen vergeven., mompelde ze. Maar Gharlee hief haar op en sloof haar ln zijn amen. (Nadruk verboden.) „Een paar ton in de kelders," ver klaarde Guy lachend, „Het is dat sohlttersnde huls midden op een eiland met Italiaan»oue teras- sen," hernam Bobby. „Daar moet u loon wel eene van gehoord hebben, oom; weet u niet dat Sir Roderick Bertram, daar jarenlang «Ja een kluizenaar heeft ge- leefd?" „Roderick Bertram!" sel Lord Cora- doo. „Oh ja, lk weet een heeleboel van hem. Wil hij het buiten verhuren?" „Hij is dood, oom," antwoordde Bobby. „Bertram hier is zijn neef. Wetstones ii nu zijn eigendom en hij wilde 't verhu ren; aan als u 't hebben wilt." „En is er een stukje tuin waar ik nog eene wat zaaien kan? Dat is een voor naam ding." „Het kasteel heeft een van de mooiste tuinen van Engeland," vertelde Guy. „Ik kan u wel eene wat foto's sturen." „Klinkt heel aardig," merkte Lord Caradoo goedkeurend op. „Lift het nogal vrij?" „Het staat heel alleen midden op een eiland, oom," ilohtte Bob in. „Aan alle zijden van het eiland strekt zioh een park uit en er loopt een hooge muur rond om het park,1* voegde Guy eraan toe. „Dat klinkt werkelijk heel aardig," herhaalde Lord Caradoo, van wien dit een lievelingsuitdrukking scheen te zijn; ik zou daar wel rust helmen om te eohrij- ven, dunkt me. Ie er een geschikte kamer om mijn boeken op te bergen?" „Er is een prachtige bibliotheek." „Goede boeken?" „Kent u de Foulkee-collectie?" Lord Caradoo keerde zioh met een ruk naar Guy. „I« die daar? Maar mijn beste jongen, waarom heb je dat niet direct gezegd? Dat huis huur lk, ln ieder geval! Stelt n zioh verder maar met mijn advocaat in verbinding. 0, de FoulkescoUeotlel Ik ben u buitengewoon verplicht dat u mij in staat stelt dat buis te huren!" „Ik voel mij zeer gevleid dat u mijn huurder wilt zijn, Lord Caradoo," zei Guy met een buiginz. „Ik sal u natuur lijk gaarne alle inliontlngen geven, die u mocht verlangen. Meneer Galthorp be hartigt mijn zaken." Guy stelde Calthorp voor, die Juist kwam aanslenteren en bracht zijn vriend op de hoogte van Lord Caradoo's plan nen. Toen wende hij zioh weer tot den óudea edelman: „Er ie één ding, dat ik nog moet ver tellen. Mijn., neef, Roderick Bertram, is kort geleden onder eigenaardige om standigheden gestorven, dat wil zeg gen. „Och, wat spijt me dat," riep Lord Caradoo uit. „I* hij lang ziek geweest? Ik kan me niet herinneren hem den laatsten tijd ontmoet te hebben." „Niemand heeft hem de laatste yijf en twintig jaar ontmoet," antwoordde Guy, die niet goed wist hoe hij bet dep. ouden heer aan het verstand moeit h ven gen. wat iedereen op bet oogenblik bekend wae. „Hij is vrij plotseling gestorven, tiet u en het geheimzinnige iit niet zoo seer in zijn overlijden dan wel in het feit dat zijn lichaam verdwenen is/" „Wel, wel, het is tooh wat te zeggenl" riep Lord Caradoo hoofdschuddend. „Het zal daarom misschien noodig zijn om een claucule in het huurcontract, op te nemen, dat wij ten allen tijde recht van toegang tot het huis hebben, wanneer de oplossing van het myeterie dat noo dig maakt." „Daar heb ik geen bezwaar tegÜn," verklaarde Lord CaTadoo royaal, „als er maar geen lawaai wordt gemaakt en mijn papieren niet door elkaar worden gegooid. Maar u kunt alle details met mijn advocaat rsgelen." I (Wordt ysnolgd).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schoonhovensche Courant | 1932 | | pagina 3