guS
Van Rondom
M
SP
FEUILLETON.
HET HUIS OP HET EILAND.
Mengelwerk.
KAPITEIN LESLIE'S
WSH8EDRAQ,
OESLAAOD
MAAR OOK IN 'T LEVEN
Chlqu. Cr*I* J»**?
Mantel, Qahtal op ill", m.
opan ol PP«'I t"u3
draqan kraag J0®!*
Opoiium, Iraal-galaakand»
rug an moo- av
mouw. In Bruin NJMji
an Grl» Balanl 1^»'^
Prlma, aulvar wollan Valourl
RayPa Mantel, gahaal op
kljde, m. modernen open ol
opilj gesloten to drager»
kraag van Otter Murm U
•part gegarn.
mouw «n chl-
qua rug; ileohts f M\Mf-
Elaganta CrouU Diagonaal
Mantal, ge/teel op £rlp«
Maroo gavOqrd, m. nleuw;
maroo gavoqra, m. nieuw»
ita modal Cnavat* v, prima
Panlanar, hoog* mouwJ
garn. an door-
gaitikt* caln-
tuur. In Zwart/ ^^"1/
Dlrtf"''
>V|ia 0«
,Wte
Crou
r'ravtla-
n,V»oMi
O-1*,
o«^
\H»$T
IUVJ*
door*
niuur"
I»"-
Grt»
.nlnluur
an*
Rood
IO
$0^
o9
<o®
STUDIO
EERSTE BLAD.
'jlEUWSRLAD VOOR ZUID-HOLLAND EM UTRECHT. Snhnnnho..n.th. Cmrr.nl
VRIJDAG 14 OCTOBER
0
TWEEDE BLAB
NIEUWSBLAD VOOR ZUID-HOLLAND EN UTRECHT, Schumhovmicha Courant
VRIJDAG 14 OCTOBER IBM
door JAN" KIJKUIT.
Tanta braadt aan rolatuk.
Slachterij van dooda beesten.
Tante als kantonrechter.
Het domme en het wijze pot
lood. Wat ze op hat depar
tement doen, Vrouwelijke
ontvanger. Lofzang op de
vrouw.
Tante was in de keuken bezig; Jod
en ik mogen bijna nooit in dit heiligdom
van vrouwelijke kunst kijken, maar nu er
zoo'n verrukkelijke geur uit opeteeg, dat
hdl water ons uit den mond liep, waag
den we er toch een oogje aan en stapten
de keuken binnen, waar tante bezig was
als een alchimist met allerlei potten en
pannen, van verschillende vorm en groot
te. Jodocus zeide dat een leeraar in de
scheikunde niet half zooveel noodig bad
als een kookster.
Dit ruikt tenminste ook veel beter
dan al die ohemisohe onderzoekingen,
zei ik.
Het ruikt ook beter dan het vleeeoh
dat ze in Reeuwijk ontdekt hebben, zei
Jodocus. Daar was een slagerij, waar ze
dooie koeien, sohapen, varken» en paar
den slachtten en toebereidden voor den
verkoop.
Als 't goed vleesoh was, dan ruikt
het zeker lekker, zei tante, die van een
hartigen brok houdt. Met dit gezegde be
wees ze nog niet op de hoogte te zijn.
Pfuuuh, goed vleesoh, zei Jod.
Tante, alz er een koe was aangespoeld
van de overstrooming van 1928, dan was
dat vleesch ">an die koe net zoo lekker
geweest als in Reeuwijk.
Net zoo lekker, beaamde ik.
Want in Reeuwijk hebben ze een
vieze streek uitgehaald. Ze hebben de
menschheid langzamerhand willen ver
giftigen met miltvuur, vlekziekte, scha-
penschurft, de kwade droes van de paar
den en alle ziekten,'die aan eenig vee
kan voorkomen. Er was een slachterij
Nee, dat is een te mooi woord, je
moet zeggen: vilderij.
Juist, er was een vilderij en in alle
stilte werd daar wrak en ziek vee ver
werkt. Koeien, die dood kwamen aanloo-
pen, teringachtige varkens, zieke scha
pen en zulk gedierte, werd daarheen ge
bracht. En dan werd het cadaver netjes
uitgebeend en
En het vleesoh bewaarden ze in de
Gouwe.
Ja, ja, ln de Gouwe, herhaalde Jod
nog eens. Kan je netter en veiliger be
waarplaats denken? Het vleesoh werd er
schoon door, want op de Gouwe komen
alleen maar wat wasscherijen uit, er va
ren olloen maar stinkende motorbooten
door en er loost zoowat van alles op.
Maar de Gouwe is gauw, en die spoelt
alles wel weg, dacht deze slaohter
Maar het vleesch verankerde hij
•tevig, zei ik.
Gelukkig, dat het ontdekt is, zei
tante. Moet je eens zien, vrat een lekker
rolstuk ik hier heb. Zoo malsoh en zoo
geurig. En dan te denken, dat er men-
•chen zijn, die zulk bedorven vleesoh
eten, als waarvan jullie vertelden.
Ja, tante, zei ik, er zijn mensohen,
die moeilijk geld missen kunnen. En die
zijn blij als zo op zoo'n manier ook eens
wat kunnen krijgen. Maar ze weten niet,
dat ze zioh een ziekte in het lijf kunnen
eten. Het schandelijkste is, dat men op
die manier handelt ten koste van de ge
zondheid der menachen.
Ze moeten een flinke boete krijgen,
cel Jodocus.
Boete, boete? vroeg tante en ze
zette de handen inde zij, geen boete,
maar gevangenisstraf moest daarop
staan. Minstens drie jaar voor elke koe
die ze stiekum geslacht hadden. Zooiets
kan niet streng genoeg gestraft worden.
Gelukkig dat tante geen rechter is,
hernam Jod.
Dan kon ze gauw pensioen krijgen,
want er komt een voorstel om de rech
ters op zeventigjarigen leeftijd met pen
sioen te laten gaan.
Dat vind ik goed, zei tante, dan
kunnen de jongeren ook weer aan de
beurt komen.
Daar is het ook voor. Schoonho
vend kantongerecht zal ook worden op
geheven. Het wetsontwerp ls tenminste
verschenen.
De pap wordt zoo heet nl*t gege
ten als ze wordt opgediend, jongenlief.
Als het gemeentebestuur en de Nijver-
heidsvereeniging en de winkeliersvereni
ging en de heele boel samenspant en een
groote actie op touw zet en als de Ka
mer van Koophandel dan ook een schep
je erbij doet, zooals ze deed, en als bet
gemeentebestuur van Schoonhoven dan
eens nagaat of het rijk nl*t wat kan wor
den tegemoet gekomen met het gsbouw
en als.
En dan heffen ze bet nog op. Of
dacht u, dat tegenwoordig moderatie be
tracht wordt, zooals de geuzenodelen
vroeger aan de landvoogdes Margaret ha
vroegen? Nee, het zwaard zwaait en wio
hot lot van versobering treft, die treft
bet.
(Nadruk verboden).
10
„Prachtig," riep Gur enthoueiaet.
„Kun jij ook, Dick?"
„Ik heb het erg druk, maar lk zal pfo-
beeren me vrij te maken."
Toen ze afscheid namen, stond Guy
even apart met George Greenfield.
„Hoe gaat het met je moeder?" vroeg
hij.
„Uitstekend, dank je, ze zal het wel
aardig vinden, dat ik je ontmoet heb, nu
je zoo in het middelpunt van de alge-
meene belangstelling staat."'
„En hoe is hei met juffrouw Ri-
ohards?"
»,Po?gy is in Parijs op kostschool."
„Doe haar mijn groeten, als je sohrijft,"
verzocht Guy een tikje verlegen plotse
ling.
„Ik zal 't doen, hoor," beloofde Geor
ge joviaal. „Tot ziens danl"
HOOFDSTUK IX.
Da. wedstrijd.
Lord Caradoó en zijn dochter Clcily
zochten hun plaatsen op de tribune, om
den jadrlijkschen cricketwedstrijd tus-
schen de studenten van Cambridge en
Oxford te volgen. Bobbie's oneerbiedige
uitlating over de gebrekkige sportkennis
van zijn oom moest wel eenigszins over
dreven zijn, want het was de veertigste
maal, dat de edelman dezen wedstrijd
bijwoonde; in zijn prille jeugd had hij
zelf meegespeeld en als andere onder
werpen niet zijn gebeele belangstelling
tn beslag hadden genomen, had bij zelfs
;lft*r heeft geem dom pot-
in wijs potlood, neeft hij gs-
Nee, dat heeft meaoor Welter ge
lood,
zegd.
3
zegd.
Dat ie hetzelfde. Wolter en De Geer
zijn één, tenminete bijna, en dat ie goed
ook, daar zal ik nlke van afdoen, want
we moeten van een heeleboel ambtenarij
af en daar in Den Haag zitten or maa
sa's. Lk weet het van mijn neef, die con
cierge aan een departement is geworden
en die daar nu den heelen dag niets
hoeft te doen dan te kijken hoe al die
heeren ook niks doen.
Hij is goed, lachte Jod. Maar nu
dat wijze potlood dan.
Wel, als dat potlood wijs ls, dan
meet dat potlood bij zichzelf denken: ik
ga geen domme streek uithalen en ik ga
niet een uitgebreide en nijvere streek de
lasten opleggen, dat al de justitiabelen
naar Utreoht of naar Gouda of weet lk
waarheen moeten. Hoe cal nu een kan
tonrechter in Utreoht zijn kanton, dat
zoo uitgebreid wordt, goed kunnen ken
nen.
Vredereohters waren er vroeger, sel
Jod en het instituut van de kantonge
rechten was net zooiets als de vrede
reohters vroeger. De bedoeling was, dat
de kantonreohter de justitiabelen in sijn
kanton zou kennen, dat hii als een pa-
triaroh, of een vader temidden van ben
zou wonen, dat hij hun ruzietjes en klei
ne geschillen sou kunnen oplossen en bij
leggen, dat bij hen terecht zou wijzen
en zou helpen in alle zaken, den gereohte
betreffende, in eersten aanleg.
Dat lijkt wel een proef schrift, vond
Daaraan ben lk besig, openbaarde
Jod. Jullie denkt, dat ik niet werk, maar
ik ben aan een proefeohrift bezig over:
„De beteekenle der kantongerechten ln
de hedendaagsohe reohtepraak" en lk ge
loof, dat het een opzienbarend proe^
schrift ook zal worden.
Dan moet je er deze etelling in
opnemen, zei ik, dat het potlood wija
moet zijn en niet dom, en dat het wijze
nu nog door zijn vaste hand sportroem
kunnen oogeten.
Toen hij zeven en vijftig jaar was gtlerf
zijn ongetrouwde broer, waardoor hij
een groot landgoed erfde en een enorm
UWU TB** Ul< BUUSiUJUI UW
niet te miskennen verdienste hadden hem
jaarlijks een ontstellend aantal ponden
in zijn zak te doen glijden.
Maar Caradoo bad niet de minste be
hoefte aan zooveel rijkdom en de bedrij
vigheid en het rumoer in de omgeving
van Caradoo Castle atond hem zoo weinig
aan, dat dit vorstelijk verblijf weldra
weer onbewoond was en hij zijn tenten
opsloeg in een stadswoning in Berkely
Square, waar hij wel heel erg het park
miste, maar rust had voor zijn studie.
Hij was een lange, magere oude heer,
met vlugge, levendige bewegingen. Op
zijn neus droeg hij een goud omrande
lorgnet, die aan een gouden ketting be
vestigd was. Hij was op end' op een
aristocraat, een geleerde, een man van
den ouden stempel, die buiten het mo
derne leven stond.
Het meisje toonde groote gelijkenle
met haar vader; ze was ook lang en
slank en had dezelfde fijne, aristocrati
sche trekken.
Gespannen had lord Caradoo de wed
strijden gevolgd en toen 't tijd was om te
lunchen, mengde hij zich onder de pra
tende en lachende menigte op het gras
veld. Daar vond hij zijn neven en nich
ten de Condere, waarmee hij en zijn
dochter zouden koffiedrinken, Lord Ca
radoo, eenigszins geschrokken van het
luidruchtige gezelschap dat hem be
groette, moest zichzelf bekennen dat zijn
zwager toch wel een een zeer uitgebreide
kinderschaar hadl
„Tijd voor de lunch!" riep Lord Con-
der, zijn zwager. „We zullen slen of we
wat kunnen hemachtiftn."
potlood geen eohrap moet halen door het
Schoonhoveneche kantongerecht.
Dommer ding kan tenminete nooit
gedaan worden, zei tante met overtui
ging, terwijl ze nijdig ln haar rolstuk
prikte.
En als het bleef, dan moest tante
kantonrechterei kunnen worden, zei Jo
docus vleiend, want hij daoht aan de
lekkere hapjes, die hem te wachten ston
den.
In Woudenberg hebben ze een
vrouw tot ontvanger benoemd, zei ik.
Ontvangeres. verbeterde Jod.
Een vrouwelijke ontvanger, ging ik
voort. En waarom zou dat niet kunnen?
In de meeste huisgezinnen heeft de
vrouw de portemonnaie en het gaat goed.
Ik heb huisgezinnen gekend, waar de
man geen baas over het geld wou wezen,
want dan kwam er niets van terecht, zei
hij. Hij kwam Zaterdags thuis, gaf zijn
loon aan zijn vrouw en zei: „Ziezoo, nou
zie Je maar dat je er van komt."
Een gemakkelijke manier toot die
man om er zelf van af te komen, zei
tante. Nee, dan mijn man, die bedissel
de alles zelf, ik had nergens moeite over.
Alleen voor de pot moest ik zorgen. En
dat kon ik gelukkig, al zeg ik het zelf!
U, zei Jodocus vleiend, u bent geen
keukenprinses, maar een keukenkeizerin.
Maar toch hen ik het met Jan een»,
dat een vrouw goed met het geld over
weg kan. Als ze niet snoept, of niet om
opschik geeft, dan weet ze de boel bij
elkaar te houden.
Dan is *t, zeide de onwe Tennis, zoo
als in de SpTeuken staat: „Zij staat 't
morgens vroeg op en verzorgt haar huis,
zij denkt aan een akker, en krijgt hem."
De oude generaal liep onrustig ln lijn
kamer heen en weer. Zijn sigaar schoof
hij van zijn «enen mondhoek naar sijn
anderen en zoo nu en dan wierp hij een
steelse hen blik op zijn schoonzoon. Deze,
de 34-jarige kapitein Leslie, lachte iet
wat zenuwachtig, terwijl hij naar de
woorden van den generaal luisterde.
Het is een vervelende geechiodenis,
zei deze, een nare, vervelende geschiede
nis. Lk wil natuurlijk graag van je aan
nemen, dat het geschrijf in de kranten
laster is. Mloar je begrijpt, dat Betty het
verschrikkelijk vindt, dat jouw naam
openlijk met die mooie weduwe wordt
verbonden. Ze komt straks hier, dan
kun Je haar zelf geruststellen, ik.
De kapitein was opgesprongen. Bet
ty hier? riep hij uit, nee, dat gaat niet.
Ik cal het haar self uitleggen. Het is nu
niet het juiste oogenblik.
Gehaast greep hij naar sijn kepie, en
met een vluggen groet verliet hij het ver
trek. sijn eohoonvader met gefronste
wenkbrauwen achterlatend. De kapitein
spoedde zioh de trappen ai, dooh voor
dat hij beneden was, kwam er een jonge
vrouw naar boven geloopen. De kapitein
aohrok.
Betty...
Gharlee.
Ik moet weg, lk aal je alles latsr
uitleggen.
O, luister Oharles. Ik ben expres
hier gekomen, omdat ik je thuis haast
nooit mear sis. Geef me één oogenblik, si
was het maar vijf minuten.
Kapitein Leslie speelde nerveus met
zijn handschoen.
Het is onmogelijk, Betty, geloof ms.
En zonder een woord te aeggen i prong
hij de trap, bij drie, vier treden tegelijk
af, sijn vrouw zuchtend achterlatend.
Betty ging naar haar vader en vertelde
van haar sorgen. Vertelde, hoe heel Lon
den er eohandaal van sprak, dat haar
Zs liepen naar hat schaduwrijk deel
van den tuin, waar onder dan tent een
tafel gedekt stond sn waar Lady Gonder,
een klein opgewekt dametje met een gees
tig gssioht en zomersproeten, een versie
ring waarmede al haar kinderen even
eens gezegend waren hen waohtte. Alle
Gonders, vier zoons sn sss doohters, le
ken op hun moeder, se hadden allen de
zelfde rozige tint en hetzelfde bolle, la-
ohende gezicht.
Cicely, van wie de tweelingen Elsie
en Daisy zich terstond hadden meester
gemaakt, werd aan een haar onbekonde
jongeman voorgesteld. En tooh was ze
overtuigd dat knappe gezioht meer te
hebben gezien. Natuurlijk, Sir Guy Ber
tram, de held van een romantisohe ge
schiedenis, wiens portret in alle kran
ten prijkte I
Na de lunoh, waaraan een opgewekte
stemming had geheerscht. bleven de boe
ren nog wat napraten. Bobby Gonder nam
Guy mee naar het eind van de tafel,
waar lord Caradoo gezeten was. Op
zijn neef's vraag of hij er nog niat
over daoht weer in een landhuis mot een
groote mooie tuin te gaan wonen, ant
woordde de oude heer vriendelijk:
,3este Robert, als je een huis toot
me weet, minstens honderd mijlen van
Caradoo Caetle verwijderd en nog verder
van alles wat op een kolenmijn lijkt, zou
je mij werkelijk een groote dienst be
wijzen. Het wonen op Berkeloy Square ie
ook niet alles voor iemand die van de
vrije natuur houdt."
„Hebt u wel eens van de Wetstones
gehooTd, Bertram's landgoed In Cum
berland?" vroeg Bobby.
Lord Caradoc bleek niet op do hoogte;
zijn geest etak te diep in de middel
eeuwen, dan dat hij iets zou weten van
Smss:
Als na jarenlange studie,
De student sijn doel bereikt.
Waarbij meeetal ondertusechen
Voder's beur» zoowat bezwjjkt,
Dan stapt hij met sdjn geleerdheid
Plotseling in de maatsohappij.
En de vraag komt van sijn lippen:
Is er ook een plaats voor mij?
Op die vraag blijft het gewoonlijk
Eerst een tijd beklemmend «til,
H Geen niet hoopvol is voor iemand.
Die graag iets prestoeren will
Die bezielt met jonge geestdrift
En een prachtig ideaal.
Doelbewust wil voorwaarts stomen,
Zeker van de zegepraalt
Ach, de maatsohappij heeft heden
Geen waardeering of respeot.
Voor mülioenen grage werkers,
Voor talent of Intellect.
't Komt ons voor. dat men tevoren
Eeret eens goed bedenken moet:
Wordt die lange, dure etudle
Wel door 't resultaat vergoed?
een huis dat in het centrum der pu
blieke belangstelling stond.
„Zijn tr kolen in de buurt," was lijn
serste vraag.
man zioh zoo met de mooie mevrouw Mil
ler bemoeide. Hoe ds toestand onduld
baar voor haar werd, nu de toespelin
gen in de kranten steeds brutaler wer
den. De generaal hoorde sijn dochter aan
en traohtte haar gerust te stellen, maar
het was een schrale troost en dat wist hij
zelf ook heel goed.
Betty ging weer weg en peinzend liep
zij door de Oxford street. Ze hield van
haar man; nooit had ce geweten, dat haar
huwelijk zoo gelukkig was als nu.nu
het andere er tuaeohen was gekomen. Ze
hadden allen gezegd, dat ze haar man
moest vertrouwen, en dat wilds ze ook
wel. Maar er was die twijfel, er was toch
iets met hem en dat meneoh, die mooie
weduwe, met wie hij zoo vaak gezien
werd, de kranten verzonnen tooh maar
niet wat. O, hoe ze die vrouw haatte, dis
al het geluk in haar leven dreigde te
verwoestenl Terwijl Betty zoo voortliep,
kwam er een plan in haar op, dat haar
weer een beetje met vreugde vervulde.
Het moest tooh mogelijk zijn, dat Gharlee
en dj zich uitspraken, dat alle moeilijk
heden uit den weg werden geruimd. Ze
zou bloemen mee naar buis nemen, daar
hield hij zoo van, en ale hij dan thuis
kwam, zouden ze heel rustig en vertrou
welijk praten.... Maar wat was dat?
Betty soheen opeens te duizelen op haar
beenen. Daar, voor haar, nog geen twin
tig meter voor haar af reed Gharlee in
•en taxi, lachend en blij met.met ds
mooie mevrouw Miller.
In de volgende weken werd het steeds
erger. Overal werd kapitein Leslie met
mevrouw Miller gezien, op thee's, op di
ners, in de theaters, de oouranten ver
meldden het steeds weer en Betty ver
loor al haar vertrouwen in haar man.
Het was dus tooh waar, het kon niet an
ders. Nooit bijkans kwam hij nog thuis,
hij was op de brutaalste manier ontrouw.
En toen ze op een ochtend aan het ont
bijt kwam en ze zag den naam van haar
man ln vette letters op de frontpagina
•taan, toen wist se, dat er lets versohrik-
kelijks gebeurd was. „Kapitein van den
Generalen Staf maakt zioh schuldig aan
apionnage" las ce en zoo wee, en ver
vuld van weerzin voelde sij zioh opeens,
dat zij ds oourant wezenloos liet sakken.
Dat was dus haar man. deze lafaard, de
ze landsverrader. Het hoogets wat er be
stond: zijn eer, het vertrouwen van zijn
land, had hij op de ellendigste manier
te grabbelen gegooid! Betty begreep nlet^
hoe ze het ooit van zoo iemand had kun<v
nen houden. Maar daarnaast was er een
ander gevoel: haat, diepe venijnige haat
voor dat schepsel, die mevrouw Miller.
Want dat hij het voor haar gedaan had,
wist Betty met absolute zekerheid.
Elr zijn momenten op de beurs, die het
aanzien opeens geheel kunnen doen ver
anderen. Een gerucht, een bericht, kan
een storm doen opwaaien. Nog nooit was
er echter zooveel beweging geweest als
op den dag, dat de geheime dienst een
bericht publiceerde over een grootsoh op
gezette spionnage-onderneming, die door
het initiatief en de durf van één enkelen
man wae onthuld. Het betrof een wijd
en zijd vermaarde Internationale spion
ne, dis telken» weer onder een anderen
naam opdook, en telkens weer door haar
charmes geheimen wist te ontfutselen.
Zóó ingenieus was het oompiot ditmaal,
dat het eleohte door een ongehoord offer
mogelijk was geweest, de zaak aan het
lloht te brengen. Een kapitein had eer en
goeden naam, had vrouw en huisgezin
vrijwillg opgeofferd om zijn land te red
den. Die kapitein, wiens naam eerbiedig
op aller lippen was, die held heette.
Oharles Leslie. Als een loopend vuur
deed bet verhaal de ronde, en zelden was
men een landgenoot dankbaarder dan
Isslls, dis de sluwe vrouw had ontmas
kerd.
Betty knielde huilend voor hem neer,
toen hij thuis kwam. Oharles, mijn
held, zul Je mij ooit kunnen vergeven.,
mompelde ze.
Maar Gharlee hief haar op en sloof
haar ln zijn amen.
(Nadruk verboden.)
„Een paar ton in de kelders," ver
klaarde Guy lachend,
„Het is dat sohlttersnde huls midden
op een eiland met Italiaan»oue teras-
sen," hernam Bobby. „Daar moet u loon
wel eene van gehoord hebben, oom; weet
u niet dat Sir Roderick Bertram, daar
jarenlang «Ja een kluizenaar heeft ge-
leefd?"
„Roderick Bertram!" sel Lord Cora-
doo. „Oh ja, lk weet een heeleboel van
hem. Wil hij het buiten verhuren?"
„Hij is dood, oom," antwoordde Bobby.
„Bertram hier is zijn neef. Wetstones ii
nu zijn eigendom en hij wilde 't verhu
ren; aan als u 't hebben wilt."
„En is er een stukje tuin waar ik nog
eene wat zaaien kan? Dat is een voor
naam ding."
„Het kasteel heeft een van de mooiste
tuinen van Engeland," vertelde Guy. „Ik
kan u wel eene wat foto's sturen."
„Klinkt heel aardig," merkte Lord
Caradoo goedkeurend op. „Lift het nogal
vrij?"
„Het staat heel alleen midden op een
eiland, oom," ilohtte Bob in. „Aan alle
zijden van het eiland strekt zioh een
park uit en er loopt een hooge muur
rond om het park,1* voegde Guy eraan
toe.
„Dat klinkt werkelijk heel aardig,"
herhaalde Lord Caradoo, van wien dit
een lievelingsuitdrukking scheen te zijn;
ik zou daar wel rust helmen om te eohrij-
ven, dunkt me. Ie er een geschikte kamer
om mijn boeken op te bergen?"
„Er is een prachtige bibliotheek."
„Goede boeken?"
„Kent u de Foulkee-collectie?"
Lord Caradoo keerde zioh met een ruk
naar Guy.
„I« die daar? Maar mijn beste jongen,
waarom heb je dat niet direct gezegd?
Dat huis huur lk, ln ieder geval! Stelt
n zioh verder maar met mijn advocaat
in verbinding. 0, de FoulkescoUeotlel Ik
ben u buitengewoon verplicht dat u mij
in staat stelt dat buis te huren!"
„Ik voel mij zeer gevleid dat u mijn
huurder wilt zijn, Lord Caradoo," zei
Guy met een buiginz. „Ik sal u natuur
lijk gaarne alle inliontlngen geven, die u
mocht verlangen. Meneer Galthorp be
hartigt mijn zaken."
Guy stelde Calthorp voor, die Juist
kwam aanslenteren en bracht zijn vriend
op de hoogte van Lord Caradoo's plan
nen.
Toen wende hij zioh weer tot den óudea
edelman:
„Er ie één ding, dat ik nog moet ver
tellen. Mijn., neef, Roderick Bertram, is
kort geleden onder eigenaardige om
standigheden gestorven, dat wil zeg
gen.
„Och, wat spijt me dat," riep Lord
Caradoo uit. „I* hij lang ziek geweest?
Ik kan me niet herinneren hem den
laatsten tijd ontmoet te hebben."
„Niemand heeft hem de laatste yijf en
twintig jaar ontmoet," antwoordde Guy,
die niet goed wist hoe hij bet dep. ouden
heer aan het verstand moeit h ven gen.
wat iedereen op bet oogenblik bekend
wae.
„Hij is vrij plotseling gestorven, tiet
u en het geheimzinnige iit niet zoo seer
in zijn overlijden dan wel in het feit dat
zijn lichaam verdwenen is/"
„Wel, wel, het is tooh wat te zeggenl"
riep Lord Caradoo hoofdschuddend.
„Het zal daarom misschien noodig zijn
om een claucule in het huurcontract, op
te nemen, dat wij ten allen tijde recht
van toegang tot het huis hebben, wanneer
de oplossing van het myeterie dat noo
dig maakt."
„Daar heb ik geen bezwaar tegÜn,"
verklaarde Lord CaTadoo royaal, „als er
maar geen lawaai wordt gemaakt en
mijn papieren niet door elkaar worden
gegooid. Maar u kunt alle details met
mijn advocaat rsgelen."
I (Wordt ysnolgd).