14
WAT IS ZWAKZINNIGHEID?
10 Brief Bestuur Chr. B.LO. aan B&W, d.d. 16 juni 1953, no. 6059
worden elders ondergebracht in speciaal hiervoor ingerichte instellingen. B&W wijzen echter
op het feit, dat het aantal zwakzinnige leerlingen in Gouda zó klein is, dat er niet een school
van een bepaalde levensbeschouwing gesticht kan worden-, mogelijk is slechts een school,
die toegankelijk is voor kinderen van ouders met diverse levensbeschouwingen.
Op de conferentie8 met diverse vertegenwoordigers van schoolbesturen, door B&W
belegd op 25 oktober 1927, blijken de verschillen met betrekking tot de identiteit wat te zijn
afgezwakt. Ze laaien echter weer op in de raadsvergadering van 21 december 19279, waar
het voorstel van B&W tot stichting van een school voor buitengewoon onderwijs behandeld
wordt. Hier wordt naar voren gebracht, dat elke leerling, van ouders van wat voor signatuur
dan ook, telt om in aanmerking te komen voor rijkssubsidie. En die gelden zijn wel heel hard
nodig om de school te kunnen oprichten, want overduidelijk blijkt gedurende deze hele
periode, dat de gemeente Gouda wel heel slecht bij kas zit. De discussie over welke identiteit
de school moet hebben verschuift nu naar het punt, of het wel of niet financieel verantwoord
is zo’n school te stichten, uiteindelijk wordt tot stichting besloten, met slechts een miniem
verschil in de raad: 10 leden stemmen voor en 9 tegen. Voorstanders van openbaar onderwijs
hebben hun zin gekregen door te wijzen op het feit, dat slechts één school, toegankelijk voor
alle kinderen van ouders met welke geloofsovertuiging dan ook, bestaansrecht had. Maar dat
de voorstanders van bijzonder onderwijs zich hier bij zo gemakkelijk hebben neergelegd kan
niet gezegd worden. De gemeenteschool wordt gedoogd, maar als na de Tweede Wereld
oorlog de verzuiling zijn opmars doet in Nederland, treedt ook in Gouda op het terrein van
het onderwijs aan zwakzinnigen een scheiding van geesten opnieuw aan het licht; het eerst
door de beijveraars van Protestants-Christelijk onderwijs10 met hun “Merajaschool voor
Christelijk Individueel Onderwijs” (geopend op 1 april 1952), spoedig gevolgd door die van het
Rooms-Katholieke onderwijs11, met hun door de R.K. “Inrichting van Liefdadigheid" te stichten
Sint jan-school (d.d. 29 juni 1954). Met betrekking tot het onderwijs aan imbecielen (imbeciel
is de vrijwel ergste vorm van zwakzinnigheid) is merkwaardig genoeg geen verzuiling
opgetreden. Ook nooit ter sprake geweest!
In de voorbereidingsperiode 1915 tot 1928 van de latere Frans Lafeberschool is er geen
discussie geweest over wat nu precies onder zwakzinnigheid c.q. achterlijkheid moet worden
verstaan. Deze begrippen waren kennelijk zó uitgekristalliseerd in duidelijkheid, dat hierover
niet meer van gedachten gewisseld hoefde te worden. Van de moeilijk lerende kinderen kon
gemakkelijk vastgesteld worden of ze al dan niet zwakzinnig waren en derhalve beter
afzonderlijk onderwijs konden krijgen. Toen de school in 1928 startte, werd hieraan dan ook
geen aandacht meer besteed. De invoering van de leerplichtwet in 1900 én het
regeringsbesluit in 1905, dat apart onderwijs in zelfstandige scholen regelde, hadden namelijk
allang voor de nodige duidelijkheid in terminologie en begripsomschrijving gezorgd.
11 Dossiernummer 1.851.2436,06.1Onderwijs aan geestelijk gehandicapten; Stichting R.K. Schoolbestuur, schoolgebouwen
en terreinen, 1954 t/m 1975
8 “Buitengewoon Lager Onderwijs", dossiernummer 35-6/1. In: Gouda, Secretarie-archief 1921-1945, periode 1921-1930;
dossiers 35-4/17 - 36-6/1 (I) doos 227
9 Analytisch Verslag van het verhandelde in den Gemeenteraad van Gouda, 21 december 1927, voorstel no. 203,
inventarisnummer 35-4/11, p. 499-509