15 GROEI VAN HET AANTAL LEERLINGEN; HET AANTAL HOOFDEN VAN SCHOOL De groei van het aantal leerlingen is met name na de Tweede Wereldoorlog goed op gang gekomen. De school kon zodoende tot een streekschool uitgroeien. In 1949 was het aantal buitenleerlingen op de Frans Laferschool (zoals de B.L.O.-school sinds 1947 heette) groter dan het aantal leerlingen uit de stad zelf. Deze ontwikkeling heeft zich steeds voortgezet. De school is in 1928 gestart met 35 leerlingen. In de jaren 1933 en 1934 werd het aantal van 100 gepasseerd, om vervolgens in de jaren 1935 t/m 1945 weer te dalen. Vanaf 1946 kwam men weer boven de 100. Vanaf 1948 kwam het leerlingenaantal zelfs boven de 150 uit, wat tot 1961 heeft geduurd. De hoogste aantallen werden geteld in 1951 en 1961, met respectievelijk 180 en 184 leerlingen. Na 1961 kwam er een plotselinge, forse daling, waarbij men in 1962 nog maar 133 leerlingen telde; een daling dus van 50. De oorzaak hiervan kon toegeschreven worden aan de opening van een nieuwe school voor B.L.O. in Capelle aan den Ijssel. De daling heeft zich voortgezet tot 1976 met 92 leerlingen, waarna er weer wat groei kwam (110 in 1978).13 DOEL VAN HET BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS Het doei van het Buitengewoon Lager Onderwijs is om zoveel mogelijk misdeelde kinderen zich te helpen ontwikkelen tot bruikbare mensen in de maatschappij. Speciaal onderwijs aan zwakzinnige leerlingen heeft van het begin af aan altijd een tweeledige doelstelling gekend, in de eerste plaats is ontdekt, dat ontwikkeling bij zwakzinnigen mogelijk is en dat zij, in plaats van de gemeenschap tot last te zijn, er juist bruikbaar en nuttig voor kunnen zijn. In de tweede plaats is de aanwezigheid van "zwakzinnige" leerlingen storend voor de "normale” leerlingen, omdat de eersten erg veel aandacht vragen van de leerkracht, die zijn uiterste best moet doen om hen elementaire kennis bij te brengen. Opvoeding en onderricht gezamenlijk is dan ook ongewenst. Beide doelstellingen zijn tot uiting gebracht in de gemeenteraadszitting van 24 februari 1920, waar vrij uitvoerig stilgestaan wordt bij het voorstel van B&W om in principe te besluiten tot oprichting van een school voor zwakzinnige kinderen. Eveneens worden ze gememoreerd in een uitgaand stuk van B&W (d.d. 13 december 1927) aan de gemeenteraad over de stichting hiervan, èn in het raadsbesluit van 21 december 1927, waarin het voorstel van B&W om tot de oprichting van deze school te komen met 10 tegen 9 stemmen wordt aangenomen. Later komen we dergelijke opmerkingen niet meer tegen-, het is triviaal en inherent aan het speciaal onderwijs geworden. Eigenlijk is deze doelstelling tot op heden nauwelijks gewijzigd. Wel werd de stigmatiserende werking die van het begrip 'zwakzinnigheid' kon uitgaan opgemerkt. In de raadsvergadering van 29 december 192712 vroeg mevrouw Riesz namelijk, of het mogelijk was de school voor zwakzinnigen voortaan de “school voor individueel onderwijs" te noemen, omdat in het woord zwakzinnig iets stuitends lag, wat wellicht de ouders ervan kon weerhouden hun daarvoor in aanmerking komende kinderen naar deze school te sturen. 13 verslagen van den toestand der gemeente Gouda, hfd. Onderwijs, Kunsten en wetenschappen, 1928 t/m 1964 Jaarverslagen Frans Lafeberschool, 1965 t/m 1970; in: dossiernummer 1.851,243;02.98 Frans LafeDerschool, Onderwijs aan geestelijk gehandicaptenjaarverslagen, 1945 t/m 1875 Afd. Onderzoek en Statistiek m.b.t onderwijsgebied van de gemeente Gouda 12 Analytisch Verslag van het verhandelde in de Gemeenteraad van Gouda, 1927, p.530,531

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 17