DE AANLOOP 7 OASch. inv.nr.947 dd.27-6-1412, afgedrukt bij Van Berkum a.w. p.56/7 2 keer toe uitspraak moest doen, bewijst al dat de belangen groot waren. Dit blijkt ook uit de tientallen (dure!) perkamenten charters met betrekking tot dit proces, die in beide stadsar chieven bewaard zijn, m het archief van de Grote Raad zijn slechts de beide uitgebreide vonnissen van 1540 en 1546 bewaard5, waarschijnlijk hebben beide partijen hun proces stukken na afloop mee naar huis genomen. Dit zou tevens de omvang verklaren van het in de steden bewaarde materiaal. 8 twee groot is gelijk aan één stuiver, de informatie van 1514 (ed. R. Fruin Leiden 1866, p.389) noemt een tarief van een halve stuiver van elk heest als markttol op de Schoonhovense beestenmarkt, de eigen poorters zijn vrij van deze tol. In januari 1535 bevestigt Karel V voor Schoonhoven een octrooi uit 1412 en geeft, daar de stad door de Gelderse en Stichtse oorlogen zeer verarmd is en haar jaarmarkten verlopen zijn, tevens verlof om een jaarlijkse zuivelmarkt te houden.6 De paardenmarkt zal volgens het privilege van 1535 ingaan op 1 juni, de boter-, kaas- en zuivelmarkt op 6 juli ("op die octave van sinte pieters ende pouweis dach") en de beestenmarkt op 17 oktober. Elk van deze markten zal 14 dagen mogen duren. In het octrooi van 14127 bepaalde graaf Willem VI, dat de jaarmarkt voor paarden en hoornvee van Stolwijk naar Schoonhoven verplaatst diende te worden. Het tolrecht van "beloys" (in het land van Blois geldend), dat van de paarden geheven werd, was zowel in 1412 als in 1535 vier "groten" pet paard, van elk “hoeftbeest" in 1412 twee groten.8 Van andere goederen die op die markten verkocht werden zou, zo bepaalde het octrooi van 1412, het vanouds bekende tolrecht betaald worden. Juist dit laat ste leidde tot problemen, want Schoonhoven meende dat daaronder ook de zuivelprodukten werden begrepen. Met de teruglopende biernijverheid in Gouda was het stadsbestuur daar er veel aan gelegen de marktfunktie uit te breiden. In 1501 werd besloten de duur van de beide vrije jaarmarkten (vernoemd naar de meest nabije heiligendag: de st. Jacobsmarkt in juli en de St. Matheusmarkt in september) te verlengen van drie tot zes werkdagen.9 In 1502 verkreeg de stad toestemming tot herstel van de door de oorlog verlopen tweede paardenmarkt, in 1505 zelfs tot het houden van een derde paardenmarkt, van elk drie dagen.10 In Gouda hoefde bij privilige van 1410 geen grafelijke tol betaald te worden van verhandelde goederen, met uitzondering van de paarden. In de grafelijke rentmeester-rekeningen van het kwartier van Gouda zijn dan ook alleen de inkomsten uit de paardentol te vinden, in het eerste decennium van de 16e eeuw bereikte de verkoop van tolplichtige paarden hier een 5 Zie: (|.Th. de smidt ea. eds.) Chronologische bisten van de Gextendeerde Sententiën, berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen dl.m (1531-41) (Brussel 1979) p.473: 840.47, dd.1540 juli 21 en dl.iv (1541-51) (Brussel/utrecht 1985) p.228/9 nr.765: 846.27, dd.1546 juni 26. 10 OAG inv.nrs.2347/8, vgl. regest 243 dd.1502 febr. en regest 265 dd.1505 nov.13 en Rechtsbronnen der stad Gouda p.261 art.CCVdd.1525 6 OASch inv.nr.949 dd.1534 (1535 want paasstijl) jan., afgedrukt bij: H. van Berkum, Beschryving der stadt Schoonhoven (Gouda 1762) p.63-8 9 Rechtsbronnen der stad Gouda ('s-Gravenhage 1917) p.496-7 artLXXVI dd.1501 23 jan.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 4