41
Ik telde koortsig dag na dag.
En wat ik nu erkennen moet
en voor uw aller oog verborg
is dit: "k Hervond alleen den moed,
wanneer ik op mijn knieën lag!"
Zielestrijd
Wat is er in die nachtwake een zielestrijd gestreden! Allereerst zwierven de gedachten naar
het verre Vaderland, naar het eigen gezin. Men zegt wel eens, dat de mensch op zijn sterfbed
zijn geheele leven in bonte tafereelen aan zijn zielsoog ziet voorbijtrekken. Dat is ook het
geval, als men zich levende dood in het concentratiekamp weet. Men leert zich losmaken
van alles wat lief en dierbaar is. Men realiseert zich, nimmer zijn vrouw en kinderen in het
land der levenden te zullen terugzien. In den omgang met anderen houdt men zich dapper
en in brieven schrijft men moedige woorden van spoedig weerzien. Maar een gevangene
heeft het aldus uitgedrukt:18
Des avonds kwart over acht, nadat de nieuwsberichten per radio waren door
gegeven - in die dagen beweerde Hitler de Russchen verslagen te hebben - moest ieder zich
ontkleeden. De kleeren werden netjes op ieders plaats op de zitbanken gelegd. Naar de
slaapplaats gaande werd gecontroleerd, omdat men geen wollen pullover of andere kleeding
mocht aanhouden. Het spreekt vanzelf, dat de minder geharde wel probeerde vooruit een jas
of ander kleedingstuk naar de slaapplaats te smokkelen. Het was daar niet verlicht. Te bed
liggende werd eerst het nieuws van den dag met gedempte stem besproken. Hoewel in den
winter 1941-1942 de kansen nog nauwelijks keerden - Japan was in den oorlog getreden en
maakte zich al direct van ons indië meester - bleef toch onder alle ellende, de hoop op een
uiteindelijke nederlaag van Duitschland steeds levendig.
Men zou een vaardiger pen als de mijne moeten bezitten om te beschrijven, wat er
omgaat in de ziel van hen die jaar op jaar, ver van huis in gevangenschap zuchten. Door de
vermoeiende arbeid overdag, was de slaapplaats een uitkomst, doch ook maar betrekkelijk.
Door de koude en het slappe voedsel werd de slaap spoedig beëindigd of onderbroken,
omdat de meesten drie- tot zesmaal hun legerstede moesten verlaten. Men verwarmde zich
op iedere tocht naar de toiletten even bij den warmen kachel, smoesde wat met de
nachtwacht, waarvoor ieder om de beurt werd aangewezen, om vervolgens de koude
slaapplaats weer op te zoeken.
'k Heb om der wille van uw hei!
een moedig krijgsman willen zijn.
Maar in de stilte van mijn cel
werd vaak mijn hart zoo bang en klein,
uit wanhoop om dit vreemd verwijl
l8Van dit gedicht ontbreken in de tekst zes regels tw. de eerste regel van het tweede couplet en het gehele derde couplet
Ze ontbreken derhalve ook in "De muren spreken". In het persoonlijk archief van mevrouw EJ. Binee-Polet bevond zich een
blaadje uit een schrift, met daarop in het handschrift van haar vader E.A. Polet enkele gedichten, waaronder het onder
havige. Hier wordt het gehele gedicht van Melis Stoke weergegeven, zij het zonder titel, omdat die niet vermeld werd.