45
langzamerhand de krachten wat te sparen. Toch moest men hierbij voorzichtig zijn, omdat
plotseling uit kelderuitgangen van de SS-kazerne een SS-officier te voorschijn kon komen.
Gebeurde dit, dan meene men niet, dat men met een morgengroet werd verwelkomd. Bij
intuïtie bogen dan alle in die buurt aanwezigen het bovenlijf, om een ferme slag met de
rotting op het zitvlak in ontvangst te nemen. Men mocht dan zeker lichaamsdeel wat
inkrimpen, van de pijn die de slag op de vermagerde botten veroorzaakte, maar veel erger
was als men uren lang werd gedwongen op handen en voeten in de glibberige leemgrond,
als een kikker rond te springen. Dit was een uiterst afmattende bezigheid! Ook werd wel
dagen op de appèlplaats gemarcheerd, waarbij het echt "Pruisisch" toeging.
Des zondags werd voor den middag gewerkt, doch niet buiten het kamp. Het
sjouwen van dikke boomstammen, uit het in de laagte gelegen bosch naar de zagerij in de
"Werkstatte", geschiedde zonder vervoermiddelen. Een aanjtal] mannen, zooveel als de
lengte van den stam toeliet, plaatste zich met de schouders eronder en zo, voetje voor
voetje, ging het dan naar de plaats van bestemming. Het laatste commando waarbij ik te
werk gesteld werd, was dat in de Steinmetz. Na enkele mislukte pogingen, gelukte het mij,
mij bij deze steenhouwerij te plaatsen.22 Dit commando stond onder de eenige capo, die de
Hollandsche taai meester was. Hij had in vroeger jaren gewerkt bij Berkels Patent. Het werk
bestond uit het vlak hakken van de ruwe brokken Lager-steen. Hierbij werkten de arbeiders
onder een afdak, zoodat eenige bescherming tegen het ruwe winterklimaat bestond. In dit
commando was ook een bekend Nederlander ondergebracht.
Met dezen, de heer [H.] Salomonson, beter bekend onder diens pseudoniem Melis
Stoke, heb ik den laatsten tijd voor zijn vertrek uit Buchenwald samengewerkt. In de
Steinmetz, bij het sneeuwvegen en het versjouwen van balen cement van de bergplaats naar
de tegelpersen. Mij vielen de balen van 50 kg wel wat zwaar op den nek, in aanmerking
nemende de voeding met de bekende Duitsche soep. De gevoerde gesprekken met Melis
stoke zal ik nimmer vergeten; hij deed ons meermalen zijn nieuwste, in gevangenschap
gemaakte, gedichten toekomen. Een aantal daarvan werd in bezettingstijd clandestien
uitgegeven. In die dagen, januari 1942, was hij reeds aangewezen met nog een 900 joden,
voor een transport naar Polen. Hij was daar neerslachtig onder. Zijn voorgevoel zal hem niet
bedrogen hebben. Het bericht van zijn overlijden hoorde ik later door de B.B.C. of Radio
Oranje, vanuit Londen.23
23 "Salomonson was een sterke hulp” schreef Polet in de kopij voor een In Memoriam prof. Telders. "Wel was hij soms wat
neerslachtig vanwege het gerucht dat 900 joden zouden worden verplaatst naar Polen. Telders wist hem dan weer moed
in te spreken. In die dagen werd Salomonson opgeroepen voor een verhoor in Weimar. Hij kwam er zeer monter van
terug.; goed behandeld, zelfs een sigaar gepresenteerd. Er is een tweede oproep -na enige weken- gevolgdjal de schijn
bedriegttn de stukken van Polet werd ook de volgende korte aantekening gevonden: "Melis Stoke nekschot!
Prof. Telders werkte dus in dezelfde tijd in de Steinmetz. Voor de oorlog was hij hoogleraar in het volkenrecht aan de
rijksuniversiteit te Leiden en voorzitter van de Liberale Staatspartij. Hij zou later in Duitse gevangenschap te Bergen-Belsen
overlijden. Naar hem werd in i960 in Gouda, in het stadsdeel Oosterwei een straat genoemd, wellicht (mede) door
toedoen van Polet, die toen nog wethouder was.
22 In een brief aan zijn echtgenote, d.d. 1 maart 1942, schreef Polet hierover vanuit Haaren: "Ik werd ingedeeld in de
beruchte steengroeve, waarin de strafcompagnie werkt en waar de mëesten slechts via het crematorium weer uitkomen.
Ik heb de noodige stokslagen en dergelijke geïncasseerd, maar gelukkig geen beenen of armen gebroken en de
vastgestelde 4 weken in de maand november ten volle uitgediend. Daarna volgden betere commando's: planeering en
kabellegging, doch ook altijd in weer en wind met houweel en schop schachten graven voor rioleeringen en kabels. Eerst
op 16 januari gelukte het, dank zij gedane beloften aan Rupke, door de bemiddeling van een Hollandsch sprekende capo
en een Engels sprekende Pool, mij over te plaatsen naar de Steinmetz. Ik was ineens een volleerde steenhouwer moetje
begrijpen en ben toen inderdaad in m'n vaders vak gaan arbeiden met beitel en hamer. In ieder geval geschiedde dat werk
onder een afdak en dat was heel wat waard, intussen was ik in Block 14 tafeloudste geworden, wat veel werk gaf, maar
ook wat meer eten. Dit bestond overigens uit water met knollen, peen of kool."