50
intusschen ging het transport langzaam in westelijke richting, in de richting van het
Vaderland. Na een opsluiting in stationscellen te Duisburg ging het over den Rijn naar Kleef. In
den donkeren avond werd een groot aantal gevangenen afgezet aan de gevangenis, even
buiten de stad. Drie mannen en één vrouw werden in het hart van Kleef ondergebracht. De
vrouw, die geen Duitsch verstond, riep niet anders dan: "Ik moet naar Holland!" Zij was op
pantoffels en gehuld in een dunne regenjas; een te Utrecht thuisbehoorende moeder van een
groot gezin. Bij een buurpraatje had zij opstandige woorden gesproken en was door een
buurvrouw verraden. Zij was uit haar gezin weggerukt en had haar straf van drie maanden in
de gevangenis te Dusseldorf uitgezeten.
Dank zij misschien ons klein getal, was het middagpotje in deze gevangenis beter,
dan in de laatste weken verstrekt was. Met 2 man in een cel was de onderbrenging beter en
buiten de cel was een waschbak met waterleiding voor het verfrisschen van gelaat en
handen, hoewel natuurlijk van het verstrekken van een handdoek geen sprake was. Ook het
privaat bevond zich buiten de cellen, wat tot een vermakelijke geschiedenis in zekeren nacht
aanleiding gaf, maar niet vermeld kan worden. Op eikaars schouders staande kon een blik
geworpen worden in de straten van Kleef, wat vooral op zondag eenige afleiding gaf.
Aanvankelijk volgde er teleurstelling, toen de reis werd vervolgd en nu naar het
Oosten, waarbij de Rijn opnieuw werd gepasseerd, vermoedelijk over de spoorbrug bij Wezel.
Na een paar maal overstappen, in boemeltreintjes vol arbeiders, waarbij ook Hollanders uit
de grensstreek, bleek Emmerik het doel te zijn. Op het politiebureau werden we, als
gebruikelijk, gefouilleerd: bretels en broekriem afgenomen, jas en hoed afgenomen en ieder
afzonderlijk ingesloten. [Rond] mijn huwelijksdag (16 februari 1942) zat ik hier eenige dagen
afzonderlijk in een behoorlijke cel. Op de muren waren hier en daar Hollandsche spreuken en
namen [aangebracht] en 't spreekt vanzelf, dat daaraan eenige zijn toegevoegd met een
ijzeren pen, die uit de brits werd gehaald. Gesprekken met lotgenooten gevoerd, hebben mij
geleerd, dat er verschil van meening bestaat over de voor- en nadeelen [van] allerlei factoren,
waaronder die van het karakter van den gevangene een groote rol speelt. Hoewel ik steeds
in volle harmonie met medegevangenen heb kunnen leven en een groot aanpassings
vermogen bezit, schijnt mij de afzonderlijke opsluiting niet onoverkomelijk te zijn, daar
tegenover de nadeelen veele voordeelen staan. In Emmerik waren het eten en de
behandeling goed, al was het verlangen naar een scheermes zeer groot. Op één dezer dagen
te voet naar de grenspolitie gebracht -de stad was door een vroeger verblijf goed bekend-
bemerkten wij welk een barren winter in 1942 ook in dit gedeelte van Duitschland heerschte.
Groote, harde sneeuwkoppen op de straten, haast onbegaanbare trottoirs en de met een
dikke ijskorst bedekte rivier de Rijn. Na een verhoor ging de bovengenoemde huismoeder op
transport, de vrijheid tegemoet. Zelf terug naar de gevangenis, werd den volgenden dag
verder gereisd.
Maar als men zou denken dat deze straffen voldoende waren om iets ten nadeele van het
regime te hooren, vergist men zich. De overwinning van Duitschland achtten zij boven twijfel
en onbegrijpelijk was voor hen, dat b.v. de Hollanders de zegeningen om hun land als een
"gouw" van het Rijk te zien, niet apprecieerden.
Natuurlijk werd steeds bij het gezelschap naar het vermoedelijk doel van de reis
voor de oud-Buchenwalders geïnformeerd. De algemeene opinie was, dat deze met een
aantal Duitsche - waarschijnlijk communistische - arbeiders, op weg waren naar een groot
concentratiekamp gelegen dicht bij de Ned[erlandsche] grens. Aldaar zou dan in veenderijen
gewerkt worden. Voor ons Nederlanders was dit vooruitzicht in zooverre hoopvol, dat turf
allicht een gemakkelijk[er] te verwerken materiaal vormt, dan Buchenwalds gesteenten.