55
Een sterke schok gaf de laffe vermoording van een vijftal bekende kameraden.2’
Als ware helden hebben zij hun leven op het altaar des Vaderlands geofferd. Op het totaal
aantal gijzelaars is het aantal slachtoffers zeer gering geweest en verdwijnend klein
tegenover de duizenden die zijn omgebracht. Nimmer mag het Nederlandsche volk deze
gevallenen vergeten. Wij hebben de dure roeping het nageslacht te verhalen van de terreur
waaronder ons volk heeft gezucht. Eisch is, dat dit zonder overdrijving geschiedt. Aan
gruwelromans bestaat geen behoefte. Bovenstaand verhaal, berustend op eigen ervaring en
eerst na de bevrijding geschreven, wil dit doel dienen.
Gouda, augustus 1945 De wethouder van openbare werken van Gouda,
E.A. POLET
Post scriptum
Even onverwacht als Polet was opgepakt, werd hij ook weer vrijgelaten. Op 10 juli 1942 werd
hij afgeleverd bij het spoorwegstation in 's-Hertogenbosch, reisde op eigen gelegenheid naar
Gouda en belde vanaf het station dat hij was aangekomen. Over zijn vrijlating maakte Polet
zelf de volgende notitie: "Hoe kwam iemand weer vrij? Dat kwam men nooit te weten. Voor
vrijlating Polet werd door velen gewerkt. [Der] Beauftrfagte für die Provinz] Südholland, was
toen ene Dr. Schwebel en Goudse wethouder v. financiën [was] Mr. [H.P.C.M.] de Witt Wijnen,
v.d. Vrijheidsbond, ook een kennis van Telders. Ik weet dat collega De W.W., die later ook
opgepakt is, met Schwebel over Polet sprak."
In de administratie van Polet is ook terug te vinden, waarom de gijzelaars Haaren
moesten verlaten: "Er arriveerden namelijk nieuwe gevangenen, die de cellen op de hoogste
verdieping betrokken. Men meende dat het Engelse piloten waren, maar het waren de
slachtoffers van het Englandspiel. Zij zijn zonder pardon doodgeschoten, uitgezonderd een
tweetal, dat kans zag te ontvluchten." De gijzelaars werden, volgens Polet, direct
overgeplaatst om te voorkomen dat zij in contact zouden komen met de slachtoffers-, het
misleidingsspel van de Duitse contraspionage mocht niet uitlekken.
Volgens Polets jongste dochter, mevrouw E.J. Binee-Polet, die welwillend het
materiaal uit haar persoonlijke archief ter beschikking stelde, werd haar vader na thuiskomst
onderduiker. Maatregelen om bij onraad te kunnen ontvluchten werden getroffen en van tijd
tot tijd voer hij met zijn zwager mee op de binnenvaart. Na Dolle Dinsdag, toen veel mensen
op 5 september 1944 dachten, dat de bevrijding op handen was, kreeg Polet wat meer
ruimte voor nevenactiviteiten. Hij werd actief in het verzet en ging in september 1944 het
illegale blad Trouw bezorgen. Dit duurde ongeveer een maand, waarna zijn dochter het
overnam. De bezorging van de ongeveer 200 exemplaren vergde ruim twee uur, omdat het
blad in de hele stad werd rondgebracht. Later moest, tijdens de bezetting, voor Trouw ook
nog (abonnements)geld worden opgehaald.
Na de oorlog werd Polet weer wethouder. Bij de papieren van mevrouw Binee zat
ook een brief, die haar moeder na ontvangst zorgvuldig had bewaard; een brief die Polet op 1
maart 1942 aan zijn "Zeergeliefde vrouw" schreef. In hoofdletters stond boven de brief:
"DENK ER AAN DAT DEZE BRIEF NIET IN ANDERE HANDEN KOMT, HET GAAT OM HET LEVEN!"
29 Als vergeldingsmaatregel voor een aanslag op een trein van de Wehrmacht in Rotterdam werden op 15 augustus 1942
vijf gijzelaars gefusilleerd; uit Haaren Chr. Bennekers en W. Ruys, uit St Michielsgestel O.E.G. graaf van Umburg Stirum, A.
baron Schimmelpenninck van der Oye en R. Baelde. Polet heeft de spanningen van de aangekondigde fusillade niet van
dichtbij meegemaakt Hij was toen al ruim een maand op vrije voeten.