74 Omdat de Spanjaarden en Portugezen zich voornamelijk bezig hielden met de intercontinentale handel en bovendien beducht waren voor Engelse en Hollandse kapers, voeren zij er wel bij dat de Nederlanders, als vrachtvaarders van Europa, Indische pro ducten verder verscheepten naar andere Europese landen. Toen echter in 1585 Philips II opdracht gaf alle Nederlandse schepen in Lissabon te confisqueren, verscherpte die maatregel de situatie. In Amsterdam, het nieuwe handelscentrum van Noordwest-Europa, werd de tijd rijp geacht zelf wegen te vinden naar de begeerde specerijen van Oost-Indië. Eerst werd de steven gewend naar het noorden, daar men vermoedde dat via de Noordelijke IJszee een kortere route zou leiden naar Oost-Azië. Hoewel aanvankelijke verkenningen gunstig waren, liep dit ondernemen uit op een mislukking.31 In Amsterdam bracht een negental kooplieden geld bijeen ter voorbereiding van de eerste zeereis der Nederlanders naar Oost-Indië "om de Zuid" via Kaap de Goede Hoop. De bekende geograaf dominee Plancius was er in geslaagd de benodigde zeekaarten te bemachtigen van de Portugees Bartelomeo de Lasso. Nederlanders als Jan Huygen van Linschoten, schrijver van het Itinerario, droegen eveneens theoretische kennis aan die onontbeerlijk was om de verre reis naar Oost-Indië tot een goed einde te brengen. De bovengenoemde Amsterdamse kooplieden, die zich hadden verenigd in de Compagnie van Verre, zonden in 1593 Comelis de Houtman tot "secrete informatie" naar Portugal om daar nadere gegevens over de vaart op Indië te verkrijgen. Zoals we reeds zagen was één van hen, Reinier Pauw, een bloedverwant van de gebroeders De Houtman. In Lissabon, waar hij zogenaamd als handelsagent fungeerde, slaagde Comelis in het hol van de leeuw erin de benodigde informatie los te krijgen van Portugezen die de reis naar Indië hadden gemaakt. Volgens P.C. Bor was ook Frederick hierbij betrokken. Hij schrijft: dese hebben sig aldaer geïnformeert op 't stuck der vaert en handel van Oost- Indiën aengaende, doende grote naerstigheyd, giften en maeltijden aen den genen denwelke uyt Oost-Indiën quamen, om met deselve goede kenisse van alles te bekomen en niet sonder groot perijckel en excessive kosten tot deselve kenisse geraekt zijnde ,.."32 Volgens F. Valentijn zouden Comelis en Frederick - laatstgenoemde was zijn broer waarschijnlijk achterna gereisd - zelfs door Turken of Portugezen gevangen zijn geno men en door de Amsterdamse kooplieden zijn vrijgekocht.33 32P.C. Dor, op.cit. (n.17), 25e boek, p. 337. Rouffaer en Ijzerman vonden het najaar van 1592 voor het vertrek en het najaar van 1594 voor de terugkeer van Comelis de Houtman. Mollema, op.cit. (n.24), p.42; Roeper en Wildeman, op.cit. (n.4), p. 11-13. 33F. Valentijn, Oud- en Nieuw Oost-Indiën. Amsterdam 1726. 31 Bor, op.cit. (n 17), 32e boek. Amsterdam 1684, p.21

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 12