Terwijl Lodewycksz zich bij verschillende gelegenheden neutraal opstelt, kan Van
der Does, die op de Hollandia voer, het niet nalaten Comelis de Houtman te bespotten.
Dit komt duidelijk tot uiting in de passage waar hij schrijft over de ontvangst door de
gouverneur van Bantam op 1 juli 1597. Hij legt daarbij de nadruk op de voorname staat
waarmee De Houtman zich omgaf, wat laatstgenoemde de reputatie heeft gegeven ijdel te
zijn.39 In het besef dat een dergelijk vertoon, gezien de heersende gewoonten en het
toeziend oog van de concurrerende Portugezen, functioneel was, geeft Lodewycksz deze
gebeurtenis op neutrale wijze weer.
De historicus J.K.J. de Jonge, die in 1864 het "verhael" van Van der Does in zijn
De Opkomst van het Nederlands Gezag in Oost-IndièA0 had opgenomen, bezag Comelis
de Houtman met het oog van zijn bron. Rouffaer en Ijzerman schrijven met betrekking
tot Van der Does dat "hij oprecht voor eiken Hollandschen lezer eenigszins de spot drijft
met Comelis de Houtman's zwierige statie; iets wat in Begin ende Voortgangh (1645) en
1646) I p.42a [van Commelin] overgenomen en gestereotypeerd werd",41 en "Hij [Van
der Does] wordt, in patria terug, niets.In 1597 was hij geestelijk uitgekristalliseerd, in
1603 was de maleise loomheid gekomen en hield hij zich in het leven als zijn vader, als
rentenier"42
In 1935 verscheen van de hand van J.C. Mollema een synthese van de door
Rouffaer cn Ijzerman gepubliceerde reisverhalen en journalen. Mollema, meer verteller
dan historicus, geeft op zijn eigen wijze een verslag van de Eerste Schipvaart43 Het is zijn
verdienste dat hij heeft getracht voor allerlei situties en gebeurtenissen een verklaring te
zoeken. Helaas is hij daarin niet altijd overtuigend. Zo beschuldigt hij Comelis de
Houtman van lafheid wanneer deze - evenals medegevangene Willem Lodewycksz -
tijdens zijn gijzeling in Bantam de op de schepen achtergebleven bemanning indringend
verzoekt niet op de stad te schieten. Gezien het feit dat De Houtman en de andere
gegijzelden op het punt stonden terechtgesteld te worden, lijkt dit een te hard oordeel.
Dit betekent niet dat Comelis de Houtman de ideale leider was van deze Eerste
Schipvaart. Zijn contactuele eigenschappen lieten ongetwijfeld te wensen over. Toch kan
77
’’Rouffaer en Ijzerman, op. cit. (n.37), LV deel 25, p. 18.
42Ibidem, p. Ixxxix.
40 J.K.J. de Jonge, op.cit. (n.34).
43De wat zelfbewuste toon van Mollema roept bij de lezer wel eens wat irritaties op. Dr. L.
Wagenaar sprak tijdens een lezing over de gebroeders De Houtman in de Agnietenkapel te Gouda
op 24-6-1996 van een "bombastische stijl".
41 Rouffaer en Ijzerman, op.cit. (n.37) LV deel 25, p.79.