Op 25 maart 1598 staken de beide schepen vanuit Veere in zee om na een lange reis van 15 maanden de noordpunt van Sumatra te bereiken, waar Atjeh het voorlopige einddoel was. De uitreis duurde dus ongeveer even lang als die van de Eerste Schipvaart. Het verloop ervan is ons overgeleverd via twee bronnen, namelijk het Cort Verhael vant gene wedervaren is Frederick de Houtman tot Atchein en The Voyage of Captaine John Davis to the Easterne India in a Dutch ship. Het eerstgenoemde reisverhaal, door Frederick de Houtman opgeschreven na zijn terugkeer in Holland in 1602, is in 1879 aangekocht door de librijemeesters van de Goudse Librije en is nu één der topstukken van het Streekarchief Hollands Midden.50 Het reisverhaal van John Davis werd eveneens eerst later opgesteld en gericht aan Davies' beschermheer Robert, Earl of Essex. Beide ge schriften zijn ook opgenomen in de door W.S. Unger uitgegeven publicatie De oudste Reizen van de Zeeuwen naar Oost-Indië.S} fff ft p 4^5^: e* V Handschrift met het begin van Fredericks Cort Verhael (SAHM, Gouda, Varia 2004) 80 50 Of het handschrift door Frederick de Houtman zelf is geschreven, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Zie Cort Verhael vant gene wedervaren is Frederick de Houtman tot Atchein, Afdruk van het te Gouda berustende handschrift (SAHM, Varia 2004), gedrukt by G.B. van Goor en Zonen, Gouda 1880. In het voorwoord van deze transcriptie wordt ook een overzicht gegeven van de omzwervingen van het handschrift. Zie ook J.W.E. Klein, 400 jaar Goudse Librije, Delft 1994, pp.68-69. fff bifutmAn 51 W.S. Unger, De oudste Reizen van de Zeeuwen naar Oost-Indië. LV deel 51, 's-Gravenhage, 1948. ‘Ar-C» py,

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 18