82
slaan en de beide schepen te redden.57 Frederick, die zich op dat moment met tientallen
andere opvarenden aan land bevond, werd gevangen genomen. Zijn leven en dat van een
aantal anderen werd gespaard; de overige 28 bemanningsleden aan de wal vonden de
dood.58 Het zou voor Frederick het begin zijn van een twee jaar durende gevangenschap,
door laatstgenoemde uitvoerig beschreven in zijn Cort Verhad.
Het is aandoénlijk om te lezen hoe Frederick op allerlei wijzen op de proef werd
gesteld. De koning van Atjeh bood hem (gedeeltelijke) vrijheid en een vrouw aan als hij
het mohammedaanse geloof wilde aannemen. Toen hij dit, in tegenstelling tot sommige
anderen, weigerde, werd hij in de ijzers gezet. Hij werd op allerlei manieren met de dood
bedreigd: onthoofding, afkapping van ledematen, verplettering door een olifant. Men
dreigde zelfs hem weg te schieten door een kanon. Dit alles bracht hem er niet toe zijn
chr istelijk geloof af te zweren.
Eind juli 1600 verschenen vier schepen onder Jacob Wilkens op de rede van Atjeh.
Hoewel het aanvankelijk ernaar uitzag dat Fredericks bevrijding op handen was, voeren
de schepen enige dagen later onverrichterzake weg. Op 31 december van dat jaar deed
zich een tweede mogelijkheid voor te ontsnappen, nu op het schip de Verenigde Provintie
van Paulus van Caerden. Daarheen gestuurd als boodschapper van de koning van Atjeh
had hij aan boord kunnen blijven, maar keerde overeenkomstig zijn belofte terug aan
land, waarna hij - ten onrechte beschuldigd van diefstal - zwaar werd mishandeld.
Opnieuw wachtten hem allerlei ontberingen en beproevingen: honger, dysenterie, ge
wonde benen van de ijzers en een schijnexecutie met het zwaard. Van Caerden vertrok
twee maanden later, na flink huis te hebben gehouden onder Atjehse vaartuigen, zonder
Frederick de Houtman en zijn maats.
Op 23 augustus 1601 ankerden voor de kust van Atjeh vier Nederlandse schepen,
de Langebarck, de Zon, de Zeelandia en de Middelborch, onder commando van Gerard
le Roy, die een missive van pnns Maurits met zich voerde, waarin deze om vrijlating van
Frederick en zijn mannen verzocht, hetgeen werd ingewilligd. Doordat de Portugezen bij
de koning van Atjeh in ongenade waren gevallen, was de lucht voor de Nederlanders
opgeklaard. Zij deden nu goede zaken en de zwaarbeproefde Frederick vertrok op 29
november op de Zon naar het vaderland, waar het schip 6 juli 1602 aankwam.59
59Mollema, op. cit., (n.24), p. 50.
57John Davies, in Unger, op.cit. (n.51), p.50-51.
^Frederick de Houtman, op.cit. (n.50), p. 14-15.